Historisch Archief 1877-1940
TENTOONSTELLING VAF
H
In hetgebonw der Wed.
Vronwenclub Keizers
gracht 58O.
ET is de verdienste
van deze tentoonstelling
van prenten, deels afkomstig
uit het Rijks-Ethnografisch
Museum te Leiden en deels
uit Amsterdamsche particu
liere collecties, dat zij een
overzicht geeft van de ont
wikkeling der Japansche
houtsnede" van het eind
der 17de eeuw af tot het
midden der 19de.
Het woord houtsnede plaats
ik tusschen aanhalingstee
kens: een concessie aan de
huidige inzichten omtrent het
wezen der snedenkunst. Wij
hebben leeren inzien, dat
de zwarte lijn op het witte
vlak het technische ge
raamte van alle Japansche
sneden en ook van die van
primitieven en renaissancis
ten in Europa een on
juistheid inhoudt; dat het
wezen der houtsnede daaren
tegen is en zijn moet, het
(voor de hand liggende !)
snijden wit-op-zwart,
wituit-zwart.
Laat het zoo zijn. De mo
dernen dan hebben de hout
snede niet her-ontdekt, maar
onidekl. Zij hebben met dat
al de kunst niet ontdekt
en wie zich daarvan zou
willen vergewissen, doet goed
deze tentoonstelling te be
zien. Want wanneer men
tegenover zulk een feestelijke
verscheidenheid van prenten
staat als hier bijeengebracht
werd, is men geneigd het met de onzuiverheid dier
vakkundige inzichten niet al te nauw te nemen....
En de gedachte, dat deze wereld van gespannen
gratie en vurige galanterie slechts een betrekkelijk
klein en minder belangrijk deel uitmaakt der geheele
Japansche (schilder-)kunst, deze gedachte is be
schamend. Hoe worden wij ons niet onze
verwardheid bewust bij zooveel gaafs en volkomens.
Deze Japanners dus waren in e.erete instantie
schilders, die door middel der houlsnede de ..een
maligheid" van het schilderij wilden opheffen.
JAPANSCHE PRENTKUNS
Schuhmacher
Schilderkunstkroniek door A. PLASSCj
Isoda Koryüsai
(1720?1782)
Zij zagen in de houtsnede het verdemocratiseerde
schilderij, terwijl zij mede vernieuwing zochten
in en door het onderwerp. Waar nml. bij de oude
schilders der Tosa-, Kano- en andere scholen voor
stellingen uit het daaglijksche leven schaarsch
waren (zij waren er wel, men is geneigd dit over 't
hoofd te zien !), werden deze bij de meer democra
tisch ingestelde Ukioyé-schilders tot aantrekkelijke
hoofdschotel hunner kunst. Vandaar het etiket
Ukioyéof Ukiyo-é, hetwelk wil zeggen tafreelen
uit de beweeglijke" (?vervluchtigende" of ook
ongelukkige" wereld.) Men brak met eeuwen
oude tradities, opende deuren en vensters, genoot
van kinderlach en vrouwenschoon en teekende met
hartstocht maar hoe bezonnen die hartstocht!
de komisch groteske acteurs.
* *
*
Onder de aanwezige werken vestig ik de aandacht
vooral op die van Suzuki Harunobu, die de kleur
niet aanwendt als lokale verlevendiging van het
zwart-wit, maar roor het eerst het totale vlak ermee
vult. Als colorist werd deze magiër nooit over
troffen, wellicht nooit geëvenaard. Wie hier langer
toeziet, zal iets van een verbijstering voelen bij het
ondergaan der volle werking dezer subtiele har
monieën. In het bizonder geldt dit van Xo. 15:
een meisje, kakemono in de hand en met een
speelsche poes, in a-perspectivisch interieur. Was
Mondriaan ooit abstracter (men zie het deurtje met
doorkijkje), bereikte Matisse ooit zuiverder
i'ijnheden van lichte groenen, teer mat rose en diep
dof rood ? . . . .
Nauwelijks minder schoon zijn enkele werken
van den vreemd-deftigen Torii Kiyonatia. Kitao
Masanobu is uitnemend vertegenwoordigd (vooral
No. 3t>) en er zijn vele en goede Utamaru'x, wiens
vlakvullingen altijd verrassen door hun door
dachte spontaneïteit en gedurfde vereenvoudigin
gen (Heeren decorateurs onzer welmeenende
kunstnijverheidscholen: gaat het zien, gaat het
?/Jen !") Aanleiding tot interessante vergelijking
met Utamaro's opgeruimde maar ook vermetele
decoraties geven de meer sinist er-dramatische
tooneelspelerskoppen van deiiexontrieken Hhartiktt.
W. Schuhmacher
Plaats
r
Yeizan en Teishi vallen bij bovengenoemderi
weg, pas Katsushika Holcusai (ik volg de chronolo
gie der catalogus) vermag opnieuw ons enthousias
me te wekken. Hoogst opmerkelijk is vooral van
zijn hand een, in de catalogus onvermelde prent
van een tegen diep-blauwen nachthcmel oprijzende
blecke profielkop, met lange haren en rupsenlials
een vizioen dat, alle af
stand van ruimte en tijd
vten spijt, onmiddellijke ? ^ '.. _ , - s
verbanden schept met
Redon.
De meer bekende
phantasiön als die van een
vrouwelijke demon,
grijnslachend wijzend op
afgerukt kinderhoofd",
doen hierna welhaast
litterair" aan.
Ook in zijn landschap
pen toont Hokusai zich
een vitalistisch, begena
digd en wonderlijk talent.
Onwillekeurig treedt do
mennch, ten goede en ten
kwade, duidelijker naar
voren dan bij een l
Fai'uiiobu of Kiyonaga hot ge
val was en wij herinneren
ons wat wij van zijn
leven weten: zijn ijveren
deemoed, zijn rustetooze
omzwervingen, de fatale
brand van zijn huis en zijn
werk in 1839 en hoe hij
onvervaard daarna
opiiieuw begon, de verwen
mengend op gebroken
stukjes glas, -?- tenslotte
zijn uitroep bij het nade
rende einde op negen en
taclitigjarigeii leeftijd:
had ik vijf jaar nog kun
nen werken, i k was 'ngroot
.schilder geworden". . . .
Inmiddels mist zijn
;»/?beid de gave volkomen
heid zijner voorgangers,
terwijl de kleurwaarden
decoratieve!'lijken dan die
van sommige tl irOH/ii//<'y
(men zie de vissehen, de
regenbui van lliroshige)
De werken van laatst
genoemde; loopeti echter
ztVjzeer uiteen, dat i k mij
de vrijheid permitteer
bij 'u tweeta.l zijner pren
ten een vraagteeken te plaatsen. Het s-jjn N<;
KIS en 109, ..Suriinono": moeten deze werken
misschien niet Ifiroshige II worden toegschrovcn;"
Ik acht mij geen authoriteit op dit terrein, maai
het is bekend, dat deze zijn schoonvader en mees
ter op zijn minst behulpzaam was," bij het tot
stand komen van vele van Hiroshige's latere
kleurendrukken.
'l'fii/o/cuui en Kunitnida, eveneens goed vertegen
woordigd, geven tenslotte geen aanleiding tot
nadere opmerkingen.
Hclmmaoher liïj van lier, Amsterdam
Ei' is iets nieuws in Schumacher's werk; in de
landschappen met de stadsgezichten ervoor, in de
havens met de witte schepen. Tot nog toe waadit
we.'k zóó, dat het altijd deed verlangen na;ir iets.
dat a.ls een bloedstroom, het levendiger doordrong
en liet meer ruimte gaf; bij Schumachei waseoii
openbloeien noodzakelijk. En ik meen m ij niette vet
gissen, wanneei ik dien bloedstroom nu
airC
\\
Tvrïi K
(midden i8e eeuw)..