De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 8 februari pagina 3

8 februari 1930 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 274$ DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 8 FEBRUARI 1930 De Minister en het Koffiehuis door Mr. N. van Gistren MINISTER Verschuur toont zich een moedig man door zich voor zijn misterieel ontbijt een ,,plat" te kiezen, die velen van zijn voorgangers te machtig was, zelfs als pièce de résistance" van een avondmaal tot besluit van een lang durige arbeidsperiode. Het is geen kleinigheid om bij wijze van debuut «en dranwetherzienirig te entameeren, niet de zekerheid, dat daarbij eenerzij ds een cocktail van jenever-, bier- en wijnrequesten zal worden .sjeserveerd, waarvan de aanblik alleen een gewoon mensch reeds zou doen duizelen, en anderzijds ?een schare van lange-messendragers gereed staat om het gerecht zoo ,,droog>? te maken, dat er geen ?doorkomen aan is. Wel bekome het hem.... op zijn nuchtere maag. Zijn onmiddellijke voorganger heeft hetzelfde stoute stuk bestaan en er niet veel plezier aan be leefd. Zal het den Heer Verschuur beter vergaan? De tegenwoordige Minister heeft gelijk hij zelf, naar men zegt, terecht met de hem eigen ondeugendheid heeft opgemerkt n ding op <ien Heer Slotemaker de Bruine voor: hij weet hoe een vergunning- en een verlof zaak er van binnen uitzien ,terwijl zijn voorganger dergelijke oorden ?des verderfs, beginselvast als hij was, steeds met -afgewenden hoofde heeft moeten voorbijloopen. Overigens had al was hij dan geen liefhebber in den oudvaderlandschen zin van het woord ? de Heer Slotemaker de Bruine reeds tientallen jaren geliefhebberd op het gebied der drankwetsreving, alvorens hij zich als Minister aan een her ziening daarvan vergreep, terwijl zijn opvolger op dit gebied een volslagen leek is, en tot voor «nkele maanden, zoo hij al wist van het bestaan van een drankwet, van den inhoud daarvan en ?de specifieke moeilijkheden, waartoe zij aanleiding geeft, waarschijnlijk evenmin kennis had genomen -als 99 pCt. van zijn medeburgers. Dat kan zijn voor- en nadeel hebben. Een voordeel is ongetwijfeld, dat de tegenwoor?dige Minister bij zijn arbeid niet behept is met <oude vooroordeelen gelijk zijn voorganger, en :zich vrij kan houden van een star dogmatisme. «lat op uitermate practische gebieden als het onder havige niet dan tot averechtsche gevolgen kan leiden. Zulks blijkt al dadelijk, wanneer men kennis neemt van de Nota van Wijzigingen, die dezer dagen door Zijne Excellentie aan de tweede Kamer werd toegezonden, en waarmede in het ?door zijn voorganger aanhangig gemaakte ontwerp «en drietal veranderingen worden aangebracht, die even zoovele belangrijke verbeteringen betee-kenen. Het voorstel tot invoering van de plaatselijke keuze wordt door den tegenwoordigen Minister teruggenomen. Hij maakt daaraan niet meer ?woorden vuil dan oen dergelijk voorstel, volkomen in strijd met onzen volksaard, waardig is. Van een verbod van verkoop van zwak-alcoholische dranken in de gewone winkels (kruide nierszaken, banketbakkerijen, enz.) wil de Minister ?evenmin iets weten en hij wijst erop, dat een der gelijk verbod de belangen van onzen middenstand zou schaden op een wijze, die in geenerlei verhou ding zou staan tot de bezwaren die aan dien ver koop zijn verbonden, welke bezwaren bovendien op andere wijze kunnen worden ondervangen, gelijk de Minister met zijne Nota van Wijzigingen aan toont. In de derde plaats geeft de heer Verschuur blijk van een nuchtere kijk op de zaken, waar mede hij zich bezig houdt, door zijn voorstellen betreffende het behoud en de verleening van zgri. vennootschapsvergunningen voor inrichtingen van maatschappelijk verkeer, waarover straks nader. Dat de Minister met dergelijke voorstellen zich de ongunst van het droogleggerigo deel der natie op den hals haalt, is wel duidelijk. Reeds nu is luid geween eri knersing der tanden ontstaan in het kamp van hen, die zich van alles onthouden behalve van hinderlijke pogingen om tiun medeburgers hunne opinies op te dringen en. ?<?» maar niet genoeg van kunnen krijgen om, gelijk de gekken en dwazen uit het aloude kinderrijm, op de meest onwaarschijnlijke plaatsen in steden en dorpen zichzelve te afficheeren en reclame te maken met vreemdsoortige leuzen als een dronk aard is iemand, die meende matig te kunnen zijn", daarbij spe-culeerend op de lankmoedigheid van het overige deel der natie, dat dergelijke beleedigingen nog maar steeds niet reciproceert met het voor de hand liggend wederwoord, dat dan blijkbaar een geheelonthouder iemand is, die weet dat hij niet Matig kan zijn. Dit overige deel der natie moge den Minister dankbaar zijn vooi< zijn gestie, dat het door de voorstellen van den Minister bevredigd zou zijn, voor zoover het de portee daarvan kan beoordeelen, ware echter te veel gezegd. Ook na de wijzigingen daarin door den heer Verschuur aangebracht, laat het Ontwerp-Drankwet, waarover de Tweede Kamer thans zeer binnenkort te beslissen krijgt, de grondslag van de bestaande wet het zg. maximum- en uitstervingsstelsel geheel onaangetast. Zulks heeft groote teleurstelling gebaard in de kringen van belang hebbenden, zoowel als bij vele autoriteiten, die met de uitvoering der Drankwet zijn belast, en die dagelijks meer tot de overtuiging komen, dat die grondslagen geheel verouderd zijn, zoodat wijzi ging daarvan geboden is in het belang van eene rationale bestrijding van drankmisbruik en andere sociale kwalen. De gelegenheid schept den dief," zoo rede neerden de Heer Kuyper en zijn trawanten in 1904, en zij schiepen een wet, die er voor alles op uit was om het aantal gelegenheden waar sterke drank te verkrijgen zou zijn kunstmatig tot een uiterst minimum te beperken. In dezen opzet, is men met behulp van de gemeentebesturen, aan dewelken in de bestaande Drankwet, een belang rijke drankbestrijdingsrol is toegedacht, zoo wel geslaagd, dat langzamerhand een nijpend tekort aan vergunningen voor den verkoop van sterken drank is ontstaan, dat voor een gezonde ontwikke ling van het café- en restaürantbediijf hier te lande funest dreigt te worden. In hunne ..maximale" beperkihgsijver hebben de makers en uitvoerders dezer wet geheel uit het oog verloren, dat het van minder belang is in hoeveel, dan in welk soort zaken sterken d;-ank verkrijgbaar is, en of in het karakter dier zaken al dan niet een garantie tegen bevordering van drankmisbruik is gelegen. Al worden in n jaar in Amsterdam nog tien Americairis. vijf Parkzichten, acht Poorten van Cleve en twaalf Polmans geopend, men zal er geen dronken man meer om op straat zien loopen, en omgekeerd zullen de drinkebroers het kroegje altijd nog wel vinden waar men bereid is hun dorst te lesschen, vergunning of geen vergunning. Men had van een verstandig en gematigd man als den tegenwoordigen minister mogen verwach ten, dat hij van de hem geboden gelegenheid ge bruik zou maken, om aan de bestaande wille keur een einde te maken, en althans paal en perk te stellen aan de bevoegdheden ten deze in de bestaande wet verleend, of zoo dat hem al niet mogelijk voorkomt, een nieuwe wet te ontwerpen, gebaseerd op rationeele en minder simplistische grondslagen dan die van 1904. Dat de heer Verschuur instede daarvan, liet durft te bestaan zijn naam te verbinden aan een voorstel tot uitbreiding van dewerking van het in 1901 voor den handel in sterken drank ingevoerd stelsel tot den handel in bier, wijn en ander zwakalcoholische dranken is ten «enenmale onbegrij pelijk, en hij dreigt zich daarmede kortweg bela chelijk te maken. Hij heeft uit de stukken kunnen zien hoe alle argumenten die door zijn voor ganger voor deze maatregel zijn aangevoerd, hem n voor n uit de hand zijn geslagen, en hoe de/.e om zich te verdedigen tenslotte v.iju toevlucht moest nemen tot de meest fantastische, sprookjes en een holle rethoriek, die afstuitte o[> de nuchtere macht van feiten en cijfers. De statistieken wijzen uit dat in de laatste kwarteeuw het verbruik vanzwakalcoliolischc dranken scherp is teruggeloopen, dat in denzelfden tijd hot aantal vt-rlotsinrichtingen, waar dez<> dranken voor verbruik ter plaatse worden verkocht veel sterker is verminderd, dan het aantal vorgunningsinrichtingen, waar sterke drank geschonken wordt» en dat men nu al bijkans 50 jaren zoo hard mogelijk tracht te drukken.en dat het aantal dronkeriBchapsdelicten hier te lande steeds geringer wordt. Waar om moet dan thans aan den handel in zwakalcoholische dranken een dwangbuis worden aangelegd, dat men vijfentwintig jaren geleden niet noodig en zelfs niet gewenscht vond ? ' De regeling, die thans te dezen aanzien wordt voorgesteld is bovendien eene veel stringentere, dan die welke voor den handel in sterken drank ooit heeft gegolden. Wordt zij tot wet verheven dan zal daarvan het gevolg zijn, dat practisch nooit en nergens in den lande nog n verlof t verkrijgen zal zijn, ook niet al verdubbelt ziek het aantal inwoners eener gemeente, en al ver minderd het aantal veigunningszaken tengevolge van hot steeds sterker werkend uitstervingssystceaa Men kan nauwelijks aannemen, dat een bewinds man, die niet totaal door droogleggingswaanvoorste.Uingen bevangen is, de consequenties vau een dergelijke regeling voor zijn rekening zoa durven nemen. . . . indien hij zich deze werkelijk realiseert. Hier komen wij terug op ons uitgangspunt: de deskundigheid van den tegenwoordigen minister, en hier blijkt welke gevaren aan zijn min of meer overmoedig ondernemen zijn verbonden. Laat ons hopen, dat de Heer Verschuur zich den tijd en de moeite zal willen getroosten om zich te bezinnen op hetgeen hij ondernam, en zich, ook al is zijn Ni ta van Wijzigingen nu a! verschenen» nog open zal stellen voor opbouwende kritiek. Daarvoor is echter allereerst tijd noodig, en het heeft er iets van of de Minister van plan is zich zelve en do Staten-Generaal dien tijd niet te gunnen. Op den eersten Mei van dit jaar zouden volgens de bepalingen der oude wet, een groot aantal than» bestaande vergunningen, de zg. vennootschapsver gunningen komen te vervallen. De minister is er met allen die bij de toepassing der Drankwet betrokken zijn over eens, dat van deze bepaling althans in de groote steden een chaos het gevolg zou zijn, zoodat dus voor l Mei a.s. ten dien aanzien een voorziening moet worden getroffen. En de oplossing, die hij voor deze kwestie geeft is een zich waarlijk zeer schoone. Maar d« Minister doet niet, wat gezien de dringende tijd nood voor de hand zou liggen, hij dient niet een noodwetje in zooals dat ook in 1901 onder soort gelijke omstandigheden geschiedde, om voor zich en de volksvertegenwoordiging tijd te winnen en de hoofdzaak rustig te kunnen afdoen, maar neemt de door hem gewenschte voorziening zonder meer op in het aanhangige ontwerp, naar het schijnt om op deze wijze eene afhandeling daarvan in de beide Kamers der Staten-Generaal voor den eersten Mei te forceeren en zijn buit zoo spoedig mogelijk binnen te halen Het behoeft wel geen betoog, dat een dergelijke afraffeling van een zoo belangrijk en gecompli ceerd wetsvoorstel als het onderhavige, uit den booze is, en voor alle partijen niet anders dan nadeelige gevolgen kan hebben. Als mocht blijken, dat het inderdaad in 's Mi nisters bedoeling ligt om op deze wijze eene faire strijd over de nog niet opgeloste kwesties te ontloopen, komt de manmoedigheid, waarmede hij zich op deze materie heeft geworpen wel in een heel vreemd licht te staan, en krijgt zij iets van die van den man, die inbrekers hoorend in het onderhuis, er de voorkeur een geeft boven met een basgeluid te converseeren met een gefingeerden vriend, in de hoop, dat zijn belagers den schrik om liet hart. zal slaan en hijzelf het gevaar niet onderhet oog zal behoeven te zien. iCORN VAN DER ÓLÜYÓ. DEhTfÏAAGl ;MOOPDEIHDE 162 , f^- -1 ft5" i 'l M i i . .«^_; ^ n ti -J NORMAAL 5ERIE|O,M. HUISKAMERS G.24I. ÓLAj i 1 . 1 ! i WIJ MAKEN OOIS EENVOUDIGE ZG. -MEUBEL5. \PKAMER G. 365.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl