De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 8 februari pagina 9

8 februari 1930 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

Hoe het niet moet Hoe het moet OVER WONING-INRICHTING I. Inleiding HET is een onmiskenbaar feit dat het bouwen van een huis evenals het inrichten eener woning «een kunst is, welke over het algemeen nog steeds niet of onvoldoende door de groote menigte naar werkelijke waarde wordt geschat of erkend. Dit wreekt zich in velerlei opzichten. Het leelijke ?blijft overheerschen, het schoone is uitzondering. Doch men beelde zich niet in dat het niet anders zou kunnen zijn. De geschiedenis geeft tal van voor beelden eener volkomen kunstzinnige gemeenschap, waarin het schoone voor een ieder begrijpelijk was, waarin de Kunst leefde voor allen en door allen eveuzoo geliefd was en geëerd; waarin de schoon.heid ook in het binnenhuis hoogtij vierde. In onzen stijlloozen tijd is daarvan helaas geen -sprake. Toch kan men vaak, indien men het voor recht heeft wél oog te hebben voor wat werkelijk fraai is, zich verlustigen bij den bouw van moderne -huizen of huizenblokken in de gaven van den archi tect om de vensters in de gevel-partijen op logische wijze de binnen-indeeling der woningen te doen vorAolken; in de evenwichtige opstelling der muurvlak ken; in de onderlinge verhoudingen van staande en .liggende accenten, dus schragende en gedragen par tijen; in de kundige samenvoeging van de bij den bouw gebezigde materialen enz., waardoor het totaal het nauw te omschrijven, door gevoel ?en gedachte bezielde karakter, het eigen-aardige van den kunst-wil en het persoonlijke in den kunst-zin van den vorm-schepper als practisch en logisch denkend kunstenaar werd meegegeven, 'waardoor diens ontwerp tot waarachtig en eerlijk kunstwerk werd opgevoerd, tot in alle onderdcelen .getuigend van diens bijzondere gaven en op vattingen. Wat de groote Amerikaansche bouwmeester Frank LloydWriqht eens neerschreef is zoo waar: -,,Ik verlang van een bouwwerk hetzelfde wat ik van den mensch eisch, dat is eerlijkheid." Men kan dit ook vergen van hetgeen de mensch .in zijn woning brengt en benut. Doch hoe vaak kan men met eea zekere angst .in het hart den dag zien aanbreken, dat de toekom stige bewoners van het voltooide huis daarin hun -intrek gaan nemen. Aan hetgeen dan door de voordeur wordt binnengeloodst of wel door de venster-openingen naar binnen wordt geheschen kan men zich een klaar beeld vormen van de geestesgesteldheid der nieuwe huisbewouers wier talenten als woning-inrichters er hoofdzakelijk, in volle onbewustheid en volko men gemoedsrust overigens, hierop schijnen te zijn ingesteld: zoo snel en zoo afdoende mogelijk het binnenshuis te ontheiligen door eene treffend onoordeelkundige en smakeloozo ,,aankleeding" welke tot in alle bijzonderheden in flagranten door Otto van Tussenbroek strijd is met het kunstzinnig streven van den ar chitect. Niet alleen dat men ei- vooral op uit schijnt te zijn een zeker traditioneel huisinrichtingsschabloon te volgen, waardoor bereikt wordt dat iu hoofdzaak al deze binnenhuizen aan elkander gelijk zijn maar zelfs weet men na verloop van tijd ook buitenshuis de wansmaak door te drijven door, waar dit mogelijk is en waar daartoe vrijheid wordt gegeven, in de kleur van het schilderwerk van deuren en raamkozijnen of wel het aanbrengen van vreemdsoortig geconstrueerde bloembakken e.d. het totaal-aanzicht op schromelijke wijze te bederven. Zoo heeft,,Ieder diertje, zijn pleiziertje !" * * * Gaat men langs de nieuwe wijken van de hoofd stad, bewonderend de zoozeer talrijke voorbeelden onzer geheel niéuwe-architectuur, waardeerend de totaliteit der gioote gebouwen-coinplexen, even zeer als de knappe beheersclüng der onderdeden of wel als men in een stad als Kotterdam de door de sterk vooruitstrevende jongere bouwmeesters ontwerpen, ultra-moderne wcrkmans-woning-blok ken beziet, met groote liefde voor wat nieuw in den tijd staat en. begrijpend hoezeer de verstrakking der hoofdlijnen van het bouwwerk eene logische reactie is op het welhaast al te plastisch aanwenden van den in wezen toch hoekigen .steen, vraagt dan echter niet wat de bewoners van al die beschikbaar geworden binnenhuizen gaan maken of reeds ge maakt hebben, want dit is het opmerkelijke: (en het geldt over de geheele linie, zoodat van beschavings- of standsverschillen geen sprake kan zijn !) de menschcn die de~e woningen betrekken zijn, behoudens enkele uilzonderingen, nog sleeds niet aan de nieuwe omgeving toe met dit gevolg dat zij daarin verblijven met eene op het oude ingestelde innerlijkheid. Zij aanvaarden hunne nieuwe om geving zonder daarvan ook maar in het minst de ideeele kwaliteiten te kunnen toetsen. Zeker, zij verheugen zich ongetwijfeld in de moderne gemakken wolke toegepast werden, doch blijven onverschillig tegenover die, factoren welke het gebied der kunstzinnige waardeering raken zooals de goede maat-verhoudingen der vertrekken of de fraaie-gi'ondplanindeeling der nieuw-aan vaarde behuizingen. Met dit resultaat: dat zij zonder eenigo wroeging of gewetensbezwaar ,,nur nichts, dir nichts'' in een haast kinderlijke argeloosheid in een huis van Staal of van Oud juist die meubelen kleeden, linoleums en gordijnen binnenslepen welke daarin (evenals overigens mot henzelf het geval is ! !) volkomen. dutoneeren !. . . . Ken troost is dat er de laatste jaren verblijdende pogingen in hot werk gestold worden om aan liet groote publiek in verband met de moubiloering en stoffeeriujïder woning oonige leiding Ie geven door het voor oogeii stellen van wat men daarbij wel of niet moet doen, wil men aan de eenvoudigste be ginselen der woning-aesthetiek recht laten weder varen. Tentoonstellingen (met vóór- en tegenbeeld van goede of foutieve oplossingen der kamer- en woninginrichting) van minder kostbare doch dege lijke en practisch saamgestelde meubels; het door verschillende bekende binnenhuis-architecten doen inrichten van bepaalde, gelijkvormige intérieurs van middenstands- en werkmanswoningen (waarbij binnen een vastgesteld budget moest worden gbleven) welke ter bezichtiging onder deskundige voorlichting werden toegankelijk gesteld, alsmede door het instellen van advies-bureaux voor wonininrichting; door het doen houden van voordrachten en cursussen over moderne huisiririchting; door het uitschrijven van prijsvragen op dat gebied, zooals dit weekblad destijds deed, dit alles heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen bij velen die daar voor ontvankelijk waren, het inzicht te vestigen dat voor het samenstellen van een behoorlijk binnenhuis, e venzeer fraai als bruikbaar, zoowel voor goed gevulde ais voor beperkte beurzen gelijkelijk bereikbaar, naast de daaraan leiding gevende practische eischen ook die der schoonheid zich gebiedend doen gelden. Dit is dan mede oorzaak dat men langzamer hand in runneren kring meer aandacht zal gaan wijden aan bet vraagstuk der woning-inrichting, waarbij dan tevens het begrip zal groeien dat kostbaar niet steeds fraai beteekeiit (het tegendeel is veelal waar !) en dat dus het. toepassen van deug delijke doch minder dure materialen in geen enkel opzicht het bereiken van een volkomen ijculiiaijd aesilietisch ge/teel uitsluit oj in den wei/ ulaat ! Kr zijn tal van voorbeelden uit de daadwerk1 ijke praktijk te toonen, waarbij valt te bewijzen, dat gunstige uitzonderingen den ouden regel bevestigen, dat nog steeds, en misschien nu nog sterker dan vroeger, eenvoud het kenmerk blijft van het ware schoon ! .1 uist waar het meerendecl der leden onzer samenleving aangewezen is op kleinere behuizin gen d.w.z. op woningen met een beperkt aantal vertrekken in vrij bekrompen afmetingen, dient bij <le inrichting alles te zijn ingesteld op eene. doeltreffende beheerschinii der veie 'mogelijkheden welke er toe kunnen bijdragen de bewoning te ver aangenamen, met doelbewuste verwijdering van al wat het binnenhuis kleiner doet zijn of schijnen door eone foutieve schikking van. meubilair of on juiste toepassing van kleur. Daaraan eenige leiding te geven zij het oogmerk dor nader volgende artikelen. KENNERS KOOPEN BOTER VAN OUD-BUSSEM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl