Historisch Archief 1877-1940
UNST
C¥T T T
U JL l
tv
Utamaro. Schrijver.de oiran. Eihnogr.
Museum
IN het jaar 1877 schreef Serrurier,
sprekende over Japansche pren
ten, dat hij deze gelijkwaardig achtte
met ,,de centsprenten die in de achter
buurten onzer steden aftrek vinden"
en hij kwalificeert ze verder als
,,misteekende, met schreeuwende kleuren
overdekte figuren, op vaak^ gemeen
papier gedrukt."
Serrurier, die waarschijnlijk niet
anders kende dan de prenten uit den
tijd waarin de preutkunst door over
productie, smakeloosheid en slechte
verzorging van den druk te gronde
ging, kon in die dagen, toen het
publiek, voor zoover het daarmee
in aanraking kwam, nog volkomen
vreemd en gevoelloos stond tegenover
de Japansche kunst en cultuur,
rustig een dergelijk hard en vernieti
gend oordeel uitspreken, want hij
zeide daarmee iets wat in zijn tijd
door vrijwel niemand kon worden
tegengesproken.
Sedert, evenwel, zijn onze oogen
opengegaan voor de Japansche kunst,
onze kennis is toegenomen en ons
oordeel is daardoor gewijzigd, en als
Otto Kümrnel, die toch tot onzen
tijd behoort, en lang niet de eerste de
beste is, ons (ik weet niet meer waai')
verrast met eene uitspraak waarin
hij de Japansche prent kunst ,,eine,
von der Bank gefallene Kunst" noemt
en dan den geest waaruit die kunst
ontstond als Kultur der
Hintertreppen" scheldt, dan trekken we de
wenkbrauwen hoog op en vragen ons
zelven af of deze kunsthistoricus,
die de schilderingen der oude aristo
cratische Chineesche en Japansche
kunstscholen zoo hoog weet te
waarOpkomst en Ondergang d
Ktryüsai. Twee oiran.
CollMr. Westendorp
deeren, deze laatste democratische
tak der Japansche schilderkunst,
de Ukiyo-ye, met verachting heeft
voorbijgezien, omdat ze naar wezen
en oorsprong slechts volkskunst was
en volkskunst wilde zijn.
Volkskunst in de volle en goede
beteekenis van het zoo vaak mis
bruikte woord was de Ukiyo-ye, de
Kunst van het vlietende, voorbij
gaande leven, clie het alledaagsehe,
gewone bestaan der burgerklassen
van Yedo in beeld bracht en bij die
burgerklassen uitsluitend haar
koopers zocht. Niets aristocratisch is er
in deze kunst, noch in de personen
tier kunstenaars die zich aan haar
wijden, noch in den
kringder onderwerpen die haar
was toebedeeld, noch ook
in hare meest aparte eigen
schap, die van de verme
nigvuldiging door een pri
mitief en toch geraffir.eeid
drukproce'dé, waardoor van
elk kunstwerk in dezen
kring ontstaan, honderden
exemplaren tegen luttelen
prijs onder de burgerbevol
king konden worden ver
spreid.
Haar kring van voor
stellingen was niet veel
omvattend, vooral omdat
zij aanvankelijk al wat zij
noodig had in de stad Yedo
zelf vond en het slechts
zelden wenschelijk achtte
de naaste omgeving te
exploreeren of beelden te
geven uit verder verwij
derde streken. Toch heeft
zo zelf den beperkten
kring, waarop ze was aan
gewezen blijkbaar welbe
wust nog vorder inge
krompen.
De naam Ukiyo-ye. de
Kunst van het vlietende!
Leven, de kunst van het
aüedaageche, voorbijgaan
de, weKt den indruk dat
daaunede is bedoeld eene
totaliteit, een cc mpleet
overzicht van. gansch het
leven zooals dit zich aan
den kunstenaar of den.
beschouwer vertoont, ilen
zovi verwacht en, daarin be
grepen te vinden de vreug
de en het lijden, de, last
en de lust, arbeid en ont
spanning, rijkdom en ar
moe, godsdienst en
frivoliteif, jeugd en ouderdom,
ziekte en dood. Deze ver
wachting is slechts ge
deeltelijk vervuld. De la
gere stadsbevolking, zwoegend en
werkend, zorgend en lijdend, zoekt
men tevergeefs. Eerst bij llokusai
verschijnt de boer en de last drager, de
koelie, de handwerksman, de zwerver
en de marskramer op het tooneel,
maai' ook die zijn dan slechts zelden
als zwoegend of afgemat verbeeld,
integendeel, ze zijn met si al blijde, met
breeden grijns, met lachende oogen,
met uitgelaten gebaar. AI wat leed
is wordt in de prentkunst zorgvuldig
geweerd, men vindt er geen zieken,
geen stervenden, geen gestorvenen,
en zelfs in de historische en legen
darische strijdscènes die in de litte
ratuur met al de gruwelijkheden waar
mede; ze gepaard kunnen gaan, breed
worden uitgesponnen, worden in de
prentkunst wel niet altijd bloedeloos,
maar toch stettls zonder vcisiagciicn
verbeeld.
si da
(1720?1782)
Waar zoo voor alles wat lijden,
pijn, vernietiging beteekent, de oogen
blijkbaar opzettelijk werden gesloten,
bleef in de Ukiyo-ye alleen plaats
voor het neutrale, voor het passioneele
en voor het vermaak. Deze vormen
echter slechts een kleinen kring om
daarmede een kunst voortdurend te
bevruchten. Kenige malen is de
Ukiyoye dan ook min of meer vastgeloopcn
en hoewel de uitputting doorgaans
door toevoeging van nieuwe elementen
in techniek en uiting kon worden
bezworen, werd ze ten slotte toch,
toen allerlei storende invloeden zich
tegen haar keerden, na langen
bestaansstrijd te gronde gericht.
Tusschen het optreden
van Hishikawa Moronobu
(ca. 1625?ca. 1695) in.
1658, die de eerste
houtsneemeester was der
Ukiyoye, en den dood van
Utagawa Kunisada (in 1864),
den lüiatsten kunstenaar
vóór de volstrekt onaf
wendbare neerstorting in
den afgrond van onmacht
en wansmaak, liggen bijna
twee eeuwen, waarin hon
derden meesters in den
dienst dezer volkskunst
werkten en schiepen in de
stad Yedo (Tokyo) alleen.
De duizenden bij duizenden
prenten die zij voortbrach
ten ik spreek hier uit
sluitend over losse pren
ten, niet over
boekillustraties zijn voor verreweg
het allergrootste deel ge
wijd aan acteurs en tuin
vrouwen en slechts voor
een klein gedeelte aan
diorenafbeeldingen, aan
worstelaars, aan het land
schap, aan geestverschij
ningen en aan historische
of legendarische onder
werpen..
Acteurs en wouwen
bohoorschon dus feitelijk
de Ukiyo-ye en het is
clcor deze heelden dat wij
de zuiverste e'ii beste in
drukken van tleze kunst
kunnen verkrijgen.
Vc)IkstooneeI en
volksprentkunst, beiden ont
staan en gegroend in de
17e eeuw, voldeden beiden
aan behoeften die bij de!
bevolking van Yedo onder
den invloed oener toene
mende welvaart waren
ontstaan en ontwikkelden
zich dientengevolge snel.
De prentkunst nam daarbij
weldra de rol op zich spiegel te zijn van
de tooneelkunst em heeft sedert tot aan
het eind van haar bestaan haai' lot
gedeeltelijk aan dat van het theater
verbonden. Talloos zijn dan ook de
afbeeldingen van acteurs in hunne
rollen en de Japansche kunstenaars
schiepen in deze portretten een vrijwel
complete en hoogst belangrijke il
lustratie voor de in al hare onder
deeion bijzonder merkwaardige ge
schiedenis van het Japansche
volkstooiieel.
\\ at de vrouwen betreft, zij treden
van af den allereersten aanvang als
leidend element in de prentkunst op.
Meer dan de gewone vrouwen uit de
welgestelde burgerklasse -vinden wij
echter de: courtisane (oiran of joro)
op de prenten verbeeld. Want deze
vrouwen, saamgebracht als ze waren
in het beroemde Yoshiwara. het ver
door B. MC
Kiyonobit, ad*
in het noorden der stad gebouwde
kwartier, waar al wat lichtzinnige
vreugden zocht avond aan avond
samenstroomde, boden aan de schil
ders modellen van schoonheid en
kleurige kleederpracht, die zij elders
in cl c stad niet of slechts zelden
konden vinden. Zij hebben de stof
die hen hier in zoo rijke mate.'
werd geboden zonder terughouding
aanvaard, en al is hot niet te ontkennen*
dat de gelijkheid van levenssituatie
dier vrouwen aan dit onderwerp soms
een zekere eentonigheid verleent,
toch K ij n zeer vele der allerschoonste
bladen aan deze omgeving te danken.
Onder de na
volgers van
Morouobu en vooral
door het forsche
werk van den
groot m eest e r
Kwaigetsudo (be
gin 18e eeuw),
de aeti'ursporl rel
ten van Tori i
Kiyonobu (l
(>(>?!1755;, den stich
ter van het roem
ruchtige
schildersgc'slacht der
Torii, van
Okumura Masanobu
(ll>85?17(5-1) en
enkele anderen
kwam de
Ukiyoye tot snellen
bloei, niettegen
staande zij in dien
eerst ent ijdslecht s
in zwart gedrukte
prenten kende,
die echter weldra
werden verleven
digd door twee
kleuren. Hit
treden van
Ilarunobu. Twee rrou
Elhnog.
of drie ingedrukte
eerste beperkte
opden kleurendruk zou
echter op den duur het doodloopen
van de zich vrijwel in n stijl
bewegende kunst met de zich steeds
herhalende votorsellingen van acteurs
en oiran op bladen van vrij
geringen omvang niet hebben kunnen
verhinderen, als niet de eminente
kunstenaar Suzuki llarunobu met
groot e verbeteringen zoowel in de
techniek als in de voorstellingswijze
op het goede oogenblik ten tooneele
was verschenen.