Historisch Archief 1877-1940
uu
VAN JAPAN
r Japansche Prentkunst
>DERMAN
Coll. Slijper
Suzuki Harunobu (1725?1770), een
JT meest talentvolle en beminnelijke
unstenaars, kwam in 1765 met
?enten voor den dag die een sterk
;rbeterde kleurtechniek vertoonden
>. die, naar het schijnt, niet alleen
>or het publiek met graagte werden
)kocht, maar die ook een volledige
i vrijwel plotselinge ommekeer in de
?heele prentkunst zouden brengen.
'erd er tot nu toe met hoogstens
?ie kleuren gedrukt, hij verhoogde
t aantal tot zeven, acht en meer, en
at wellicht de grootste verandering
;teekende, hij vulde het geheele
ak zijner prenten met kleur. Zijn
stijl, die enkele
zeer kenmerken
de eigenaardighe
den vertoont in
de ongewone gra
tie zijner teere
figuren, in de los
se en elegante
houding zijner
personen en in
talloo/.e kleinig
heden, en zijn
lijnvoering die
toen zeker het
uiterste
beteekende in de ontwik
keling der prent,
leende zich door
ds ongekend de
licate en
harmonieuse kleuren
die hij gebruikte
volledig voor de
juiste toepassing
zijner vinding en
Ajeenahon&oom hefc is dan ook
um geen wonder dat
vanaf dat
oogent de stijlontwikkeling der
prenzich in nieuwe banen ging
'egen. Natuurlijk werden de oude
Jbodes niet algemeen direct en
r alle gevallen door Harunobu's
genooten verlaten, maar toch is
verandering waarvan hij de be
ker was al dadelijk zoo duidelijk
lerkbaar dat met bijna absolute
srheid eene dateering vóór of na
5 voor werk uit die dagen is te
?jn.
itusschen bleven de onderwerpen
door de kunstenaars werden
bedeld vrijwel dezelfde. Nog steeds
zijn oiran en acteurs de leidende
elementen, maar daarnaast is er een
genre prenten ontstaan dat meer
intieme tafereelen binnen en buitens
huis geeft. Het is vooral voor deze
voorstellingen dat Harunobu het
chuban-foimaat van ca. 26.5 x 20 cM.
gebruikte en misschien invoerde
dat bij hem en enkele zijner
tijdgenooten het vroeger zoo sterk begunstigde
hosoye-formaat van ca 30 x 15 cM.
verving, waarop meestal n en zelden
meerdere personen werden afgebeeld.
Ook de diervoorstellingen traden in
die dagen iets meer op den voorgrond.
Op Harunobu volgde als leidende
meester diens leerling Isoda Koryusai
(werkte v. ca. 1765?1780),
wiens kleuren krachtiger f ~?.wr-<*
waren gehouden dan die
van Harunobu, doch wiens
stijl voor een goed deel
beschouwd moet worden
als eene verdere ontwik
keling der Harunobu-stiji
met sterke persoonlijke
elementen, maar nevens
hem waren het vooral de
kunstenaars Ippitsusai
Buncho(1723?1792),
Katsukawa Shunsho (1726
1792) en Torii Kiyonaga
(1742?1815) die de nieuwe
richting tot hoogen, maar
slechts kortstondigen
triomf voerden.
Het is zeker belangwek
kend na te gaan in hoe
weinige jaren de Ukiyo-ye
zich na Harunobu en vooral
door den grooten invloed
van den fijnen meester
Torii Kiyonaga wist op
te werken tot zulk een
volkomenheid van stijl en
teekening en kleur dat
deze zelfs door den
genialen, steeds zoekenden
Kitagawa Utamaro
(17531806), behalve in uiterlijk
heden niet zijn overtroffen,
dat door den niet steeds
voldoende gewaardeerden
KatsukawaShuncho (werk
te van ca. 1780?ca. 1795),
door den te weinig beken
den Kitao Masanobu
(1761?1816) en door ver
schillende van Shunshos
beste leerlingen geen nieuwe
elementen daaraan konden
worden toegevoegd en dat
ook Hosoda Yeishi (werkte
v. ca 1780?1805), een
deibeschaafdste meesters uit
dien tijd, wel met eenige
fijne toetsen bijzondei' aan
trekkelijke resultaten wist
te bereiken maar innerlijk toch de
ontwikkeling niet verder kon brengen.
Inderdaad zou onder al de meesters
uit dit tijdperk misschien alleen
Toshusai Sharaku (werkte in 1794
en 1795), wiens acteursportretten ge
rekend worden tot het allerbeste dat
de prentkunst heeft voortgebracht,
in staat geweest zijn, aan de Ukiyo-ye
de elementen toe te voeren die zij juist
in dien tijd zoo sterk behoefde om zich
rustig en in stijgende lijn te kunnen
ontwikkelen, als het noodlot niet had
gewild dat aan dezen meester slechts
een tweetal jaren van intensieven
arbeid waren toegestaan.
Toen, omstreeks 1800 in een be
trekkelijk kort tijdsbestek de voor
naamste meesters aan de kvinst waren
ontvallen en niemand in staat bleek
do leiding te kunnen nemen, scheen
de Ukiyo-ye een tijd van inzinking
Iscda Koryüsai
(1720?1782)
en verval te gemoet te zullen gaan
Iiitusschen echter was een kunste
naar die men nauwelijks als rivaal
der groote meesters zou kunnen er
kennen, langzamerhand meer en meer
naar voren gekomen. In 1785 als
leerling bij Shunsho weggejaagd,
daarna, om aan den hongerdood
te ontkomen, straatventer geworden,
en na eenigen tijd toch weder tot de
kvinst teruggekeerd, werd Katsushika
Ilokusai (1700?1819) in de crisis,
die de Ukiyo-ye doormaakte de redder.
Met en door hem kreeg de Ukiyo-ye
weer een nieuwen, hoewel niet als
zoodanig erkenden leider en werden
nieuwe loten op den ouden stam geënt.
Zonder twijfel word hij en
wordt hij ook nu nog als
... ' . zoodanig niet voldoende
geëerd, nog steeds wordt
hij- eerder een verderver
der goede, beproefde tra
dities geheeten. En dit in
zekeren zin terecht, want
hij ging zijn eigen weg en
kan onmogelijk beschouwd
worden als bezield te zijn
geweest met den geest die
Kiyonaga, Utamaro of
Yeishi vervulde. Hij vormt
met hem een contrast ,zoo
groot, als er ligt tusschen
de begrippen bedachtzaam
heid en spontaniteit.
Of het landschap door
Ilokusai als zelfstandig ele
ment in de Ukiyoye inge
voerd en met groot mees
terschap behandeld in het
kader dierkunst school past,
mag zeker betwijfeld wor
den.
Of hij eerwaardige tra
dities brak door de oude,
op de Ukiyo-ye overgegane
lijnvoering der Yama-to
meesters te onttronen en
die te vervangen door een
andere, a«iii do Karaschool
ontleende, die hij buiten
dien niet toepaste zooals
de wetten dier school het
vereischten, bek( .muierde
hem slechts weinig, en ook
liet het hem volmaakt
onverschillig, dat. men zich
van hem en zijn kunst
afwendde, omdat de vrouw
en de acteur hem wei
nig beteekenden als dra
gers van schoonheid en
heldenzin en hij de ordi
nairste volkstypen, de koe
lie, de marskramer en al
wat zich armoedig langs
do landwegen bewoog in
hun plaats stelde.
Ilokusai. een kunstenaar van (juds
genade, zooals wij hem zouden noemen,
een geestige, gemoedelijke,
armoelijdende veelwerkcr, strooide zijne
boeken, zijn prenten, zijne
teekeningen en schilderingen met nimmer
rustende hand gul over Yedo uit.
Al kwam 7.ijn werkelijke, groote
roem eerst laat en al werd die roem
in een ander land dan het zijne ge
boren, al wilden zijne tijdgenoot en
van den eenzamen, altijd teekenenden
kunstenaar niet al te veel weten,
toch drukte hij zijn stempel op den
arbeid van tijdgenoot en nakomeling
en vervormde hij de kunst van zijn
stad. Hij leefde niet alleen voort in
zijne leerlingen: Hokkei, Hokuba,
Hokuga en zoovelen meer, maar
ook in anderen, in Hiroshige, den
grooten landschapschilder, in Keisai
Yeisen en zelfs in Kunivoshi. die naar
Hoikusal. De Amida-icalerral. Coll.
Mr. Westendorp
bestemming en opvatting behoort
tot de uitloopers van de kunstrichting
die eens door Kiyonaga en Utamaro
zoo waardig was vertegenwoordigd.
Als er n kunstenaar is geweest
in het uiterste Oosten wiens werk ook
door den doorsriee-Kuropeaan kan.
worden begrepen en genoten dan is dit
Hiroshige (1797?1858). Zijn roem
is het landschap zooals de Japanner
dit kent: vlakke, met smalle kronkel
dijkjes doorsneden rijstvelden, wilde
stroomen, die door begroeide dalen
voortschieten, berglandschappen met
verren overhlik, dorpjes in
halfdoorschijnende mist weggedoken of sla
pende in den schaduw van hoog
geboomte, besneeuwde hellingen, tem
pels, theehuizen en. . . .Yedo ! Yed»
met zijn druk verkeer over lange en
brecde of smalle en hooge bruggen»
zijn nuchtere, eindeloos rechte straten.
zijn breede, door de beroemde l
yogokubrug overspannen Sumidagawa,
zijn strand, zijn bosschen en
tempelgronden. Wel is het in de kiyo-ye
een andere wereld geworden, sinds
Kiyonaga het penseel terzijde legde,
Hharaku zijn arbeid gedwongen moest
staken eti l'tainaro ten grave daalde.
J Iet was de wereld van Hokusai
en Hiroshige. Ma,ar hoe groot en sterk
hun kunst, hoe kracht ig hun invloed
ook was, toch zou de toekomst hun
niet behooren. Daruover in icn Vol
gende, koite bedrage.
De afbeeldingen bij Hit, artikel zijn
ontleend aan de ieniti(,naiellhiij ran
Japanxvhc prenikunst die ran l?2l<
Fei.ruiiri in liel yd.ouw ran de
Xcdcrlandschc VrtMirenctub wordt gehou
den.
lrw'- -«te.
Yeishi. Oiran. Elhnogr. Museum,* 7!