De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 22 februari pagina 11

22 februari 1930 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

uu VAN JAPAN r Japansche Prentkunst >DERMAN Coll. Slijper Suzuki Harunobu (1725?1770), een JT meest talentvolle en beminnelijke unstenaars, kwam in 1765 met ?enten voor den dag die een sterk ;rbeterde kleurtechniek vertoonden >. die, naar het schijnt, niet alleen >or het publiek met graagte werden )kocht, maar die ook een volledige i vrijwel plotselinge ommekeer in de ?heele prentkunst zouden brengen. 'erd er tot nu toe met hoogstens ?ie kleuren gedrukt, hij verhoogde t aantal tot zeven, acht en meer, en at wellicht de grootste verandering ;teekende, hij vulde het geheele ak zijner prenten met kleur. Zijn stijl, die enkele zeer kenmerken de eigenaardighe den vertoont in de ongewone gra tie zijner teere figuren, in de los se en elegante houding zijner personen en in talloo/.e kleinig heden, en zijn lijnvoering die toen zeker het uiterste beteekende in de ontwik keling der prent, leende zich door ds ongekend de licate en harmonieuse kleuren die hij gebruikte volledig voor de juiste toepassing zijner vinding en Ajeenahon&oom hefc is dan ook um geen wonder dat vanaf dat oogent de stijlontwikkeling der prenzich in nieuwe banen ging 'egen. Natuurlijk werden de oude Jbodes niet algemeen direct en r alle gevallen door Harunobu's genooten verlaten, maar toch is verandering waarvan hij de be ker was al dadelijk zoo duidelijk lerkbaar dat met bijna absolute srheid eene dateering vóór of na 5 voor werk uit die dagen is te ?jn. itusschen bleven de onderwerpen door de kunstenaars werden bedeld vrijwel dezelfde. Nog steeds zijn oiran en acteurs de leidende elementen, maar daarnaast is er een genre prenten ontstaan dat meer intieme tafereelen binnen en buitens huis geeft. Het is vooral voor deze voorstellingen dat Harunobu het chuban-foimaat van ca. 26.5 x 20 cM. gebruikte en misschien invoerde dat bij hem en enkele zijner tijdgenooten het vroeger zoo sterk begunstigde hosoye-formaat van ca 30 x 15 cM. verving, waarop meestal n en zelden meerdere personen werden afgebeeld. Ook de diervoorstellingen traden in die dagen iets meer op den voorgrond. Op Harunobu volgde als leidende meester diens leerling Isoda Koryusai (werkte v. ca. 1765?1780), wiens kleuren krachtiger f ~?.wr-<* waren gehouden dan die van Harunobu, doch wiens stijl voor een goed deel beschouwd moet worden als eene verdere ontwik keling der Harunobu-stiji met sterke persoonlijke elementen, maar nevens hem waren het vooral de kunstenaars Ippitsusai Buncho(1723?1792), Katsukawa Shunsho (1726 1792) en Torii Kiyonaga (1742?1815) die de nieuwe richting tot hoogen, maar slechts kortstondigen triomf voerden. Het is zeker belangwek kend na te gaan in hoe weinige jaren de Ukiyo-ye zich na Harunobu en vooral door den grooten invloed van den fijnen meester Torii Kiyonaga wist op te werken tot zulk een volkomenheid van stijl en teekening en kleur dat deze zelfs door den genialen, steeds zoekenden Kitagawa Utamaro (17531806), behalve in uiterlijk heden niet zijn overtroffen, dat door den niet steeds voldoende gewaardeerden KatsukawaShuncho (werk te van ca. 1780?ca. 1795), door den te weinig beken den Kitao Masanobu (1761?1816) en door ver schillende van Shunshos beste leerlingen geen nieuwe elementen daaraan konden worden toegevoegd en dat ook Hosoda Yeishi (werkte v. ca 1780?1805), een deibeschaafdste meesters uit dien tijd, wel met eenige fijne toetsen bijzondei' aan trekkelijke resultaten wist te bereiken maar innerlijk toch de ontwikkeling niet verder kon brengen. Inderdaad zou onder al de meesters uit dit tijdperk misschien alleen Toshusai Sharaku (werkte in 1794 en 1795), wiens acteursportretten ge rekend worden tot het allerbeste dat de prentkunst heeft voortgebracht, in staat geweest zijn, aan de Ukiyo-ye de elementen toe te voeren die zij juist in dien tijd zoo sterk behoefde om zich rustig en in stijgende lijn te kunnen ontwikkelen, als het noodlot niet had gewild dat aan dezen meester slechts een tweetal jaren van intensieven arbeid waren toegestaan. Toen, omstreeks 1800 in een be trekkelijk kort tijdsbestek de voor naamste meesters aan de kvinst waren ontvallen en niemand in staat bleek do leiding te kunnen nemen, scheen de Ukiyo-ye een tijd van inzinking Iscda Koryüsai (1720?1782) en verval te gemoet te zullen gaan Iiitusschen echter was een kunste naar die men nauwelijks als rivaal der groote meesters zou kunnen er kennen, langzamerhand meer en meer naar voren gekomen. In 1785 als leerling bij Shunsho weggejaagd, daarna, om aan den hongerdood te ontkomen, straatventer geworden, en na eenigen tijd toch weder tot de kvinst teruggekeerd, werd Katsushika Ilokusai (1700?1819) in de crisis, die de Ukiyo-ye doormaakte de redder. Met en door hem kreeg de Ukiyo-ye weer een nieuwen, hoewel niet als zoodanig erkenden leider en werden nieuwe loten op den ouden stam geënt. Zonder twijfel word hij en wordt hij ook nu nog als ... ' . zoodanig niet voldoende geëerd, nog steeds wordt hij- eerder een verderver der goede, beproefde tra dities geheeten. En dit in zekeren zin terecht, want hij ging zijn eigen weg en kan onmogelijk beschouwd worden als bezield te zijn geweest met den geest die Kiyonaga, Utamaro of Yeishi vervulde. Hij vormt met hem een contrast ,zoo groot, als er ligt tusschen de begrippen bedachtzaam heid en spontaniteit. Of het landschap door Ilokusai als zelfstandig ele ment in de Ukiyoye inge voerd en met groot mees terschap behandeld in het kader dierkunst school past, mag zeker betwijfeld wor den. Of hij eerwaardige tra dities brak door de oude, op de Ukiyo-ye overgegane lijnvoering der Yama-to meesters te onttronen en die te vervangen door een andere, a«iii do Karaschool ontleende, die hij buiten dien niet toepaste zooals de wetten dier school het vereischten, bek( .muierde hem slechts weinig, en ook liet het hem volmaakt onverschillig, dat. men zich van hem en zijn kunst afwendde, omdat de vrouw en de acteur hem wei nig beteekenden als dra gers van schoonheid en heldenzin en hij de ordi nairste volkstypen, de koe lie, de marskramer en al wat zich armoedig langs do landwegen bewoog in hun plaats stelde. Ilokusai. een kunstenaar van (juds genade, zooals wij hem zouden noemen, een geestige, gemoedelijke, armoelijdende veelwerkcr, strooide zijne boeken, zijn prenten, zijne teekeningen en schilderingen met nimmer rustende hand gul over Yedo uit. Al kwam 7.ijn werkelijke, groote roem eerst laat en al werd die roem in een ander land dan het zijne ge boren, al wilden zijne tijdgenoot en van den eenzamen, altijd teekenenden kunstenaar niet al te veel weten, toch drukte hij zijn stempel op den arbeid van tijdgenoot en nakomeling en vervormde hij de kunst van zijn stad. Hij leefde niet alleen voort in zijne leerlingen: Hokkei, Hokuba, Hokuga en zoovelen meer, maar ook in anderen, in Hiroshige, den grooten landschapschilder, in Keisai Yeisen en zelfs in Kunivoshi. die naar Hoikusal. De Amida-icalerral. Coll. Mr. Westendorp bestemming en opvatting behoort tot de uitloopers van de kunstrichting die eens door Kiyonaga en Utamaro zoo waardig was vertegenwoordigd. Als er n kunstenaar is geweest in het uiterste Oosten wiens werk ook door den doorsriee-Kuropeaan kan. worden begrepen en genoten dan is dit Hiroshige (1797?1858). Zijn roem is het landschap zooals de Japanner dit kent: vlakke, met smalle kronkel dijkjes doorsneden rijstvelden, wilde stroomen, die door begroeide dalen voortschieten, berglandschappen met verren overhlik, dorpjes in halfdoorschijnende mist weggedoken of sla pende in den schaduw van hoog geboomte, besneeuwde hellingen, tem pels, theehuizen en. . . .Yedo ! Yed» met zijn druk verkeer over lange en brecde of smalle en hooge bruggen» zijn nuchtere, eindeloos rechte straten. zijn breede, door de beroemde l yogokubrug overspannen Sumidagawa, zijn strand, zijn bosschen en tempelgronden. Wel is het in de kiyo-ye een andere wereld geworden, sinds Kiyonaga het penseel terzijde legde, Hharaku zijn arbeid gedwongen moest staken eti l'tainaro ten grave daalde. J Iet was de wereld van Hokusai en Hiroshige. Ma,ar hoe groot en sterk hun kunst, hoe kracht ig hun invloed ook was, toch zou de toekomst hun niet behooren. Daruover in icn Vol gende, koite bedrage. De afbeeldingen bij Hit, artikel zijn ontleend aan de ieniti(,naiellhiij ran Japanxvhc prenikunst die ran l?2l< Fei.ruiiri in liel yd.ouw ran de Xcdcrlandschc VrtMirenctub wordt gehou den. lrw'- -«te. Yeishi. Oiran. Elhnogr. Museum,* 7!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl