Historisch Archief 1877-1940
Afo. 3757
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 22 FEBRUARI 1930
750.000
door G. A. Klaasse
HOELANG hebben wij al niet op den
750.000sten stadgenoot gewacht-, en begon men
niet langzamerhand te wanhopen aan zijn komst?
Al een paar jaar stond de Amsterdamsche bevol
king op het punt de driekwart millioen te over
schrijden, maar de laatste loodjes hebben wel zeer
zwaar gewogen.
Dit verschijnsel van vertraging in het tempo
«Ier bevolkingsaanwas is niet typisch voor Amster
dam. Veeleer is het een algemeen verschijnsel,
dat de geboorteoverschotten in omvang afnemen.
De Fransche geest dringt steeds verder ook in
-andere landen door, al is daar nog geen sprake
van het vier-persoous-gezin-systeem.
In economisch opzicht is deze ontwikkeling van
?den omvang der bevolking ongetwijfeld van groote
beteekenis. Het bevolkingsvraagstuk is door de
«euwen heen steeds oen economisch probleem van
4e eerste orde geweest, voor zoover althans niet
een gering geboortecijfer de militaire zijde van de
kwestie meer op den voorgrond stelde, zooals bijv.
in Frankrijk. Wanneor een steeds grooter bevol
king met dezelfde natuurlijke hulpmiddelen van
«?en land aan de kost moet komen zal do spoeling
?de neiging hebben om geleidelijk dunner te worden.
Nu moet men die stelling niet al te tragisch op
vatten; zij geldt als alle economische thesen onder
het voorbehoud: ceteris paribus. Maar gelukkiger
wijze hebben de overige omstandigheden dikwijls
?de tendens om niet gelijk te blijven, juist cmdat de
menschen trachten het dunner worden van de
spoeling tegen te gaan Ruim een eeuw geleden
voorspeld* Malthus, dat bij voortduren van de
gestadige bevolkingsaanwas binnen afzienbaren
tijd het menschdom ten prooi zou zijn aan hon
gersnood, zoo niet tevoren de volken in den strijd
om het dagolijksch brood eenfikschenoo log hadden
gevoerd, en aldus de gelederen had gedecimeerd.
En nu ruim honderd jaar later. . . . weten wij
ons geen raad met graan, aardappelen en levens
middelen, terwijl zelfs de meeste genotmiddelen
onder overproductie lijden. De
bevolkingsvermeerdering is niet tegengehouden door kommer
en gebrek, maar het dreigend gebrek heeft
omgezet in hooge graanprijzen een premie
gesteld op het menschelijk vernuft, om middelen
te vinden waardoor de productie zou kunnen
worden opgevoerd. De machinale laiidbowerking
^n de kunstmest hebben hun intrede gedaan. En
wat de industrie betreft: de uitbreiding van de
bevolking en daa-mee van de afzetmogelijkheid
heeft de massaproductie mogelijk gemaakt, waar
door de verbruiksmogelijkheid weer hand over
hand is gestegen.
Maar toch valt het niet te ontkennen dat op
?den duur een aanhoudende uitbreiding der bevol
king moet leiden tot minder gunstige verhoudingen
op verschillend gebied. Al was het alleen maar
voor zoover betreft de mineraal-rijkdom. De pro
ductiviteit van den agrarischen grond is niet een
gegeven grootheid, wel de minerale voorraden.
Al moet worden toegegeven dat ook hier verbete
ring van productiemethoden het nuttig effect
van de bestaande bodemreserve aanmerkelijk kan
vergrooten.
Er is echter nog een verband tusschen de be
volkingsaanwas en den economischen toestand,
dat van verstrekkende beteekenis is. De jongge
borene doet over ongeveer 16 jaar zijn intrede
als arbeider, en wanneer nu in verhouding tot
?de totale bevolking, tot het totaal aantal arbeiders
dus, het contingent nieuw-geborenengeringer wordt,
dan zal 16 jaar later de aanwas der gelederen van
jonge arbeidskrachten kleiner zijn. Zoolang er een
i*eboorteoverschot is, zal steeds het aantal jonge
-arbeiders dat werk zoekt grooter zijn dan het
aantal dat door ouderdom, invaliditeit, of over
lijden aan het werk onttrokken wordt. Het aanbod
van arbeidskrachten is dan steeds grooter dan het
-aantal oude plaatsen dut openvalt.
En wanneer men nu kan verwachten dat de stroom
van jonge arbeiders minder snel zal vloeien dan
ligt de conclusie voor de hand: tekort aan arbeiders,
loonsverhooging, wanneer dit geschiedt in een
tijdvak, waarin tevoren alle arbeiders werk hadden;
en: vermindering der werkeloosheid, wanneer het
D. G. SANTEE LANDWEER
KUNSTHANDEL Heerengracht 393, AMSTERDAM
Permanente tentoonstellingen moderne
: schilderijen en prenten :
geschiedt in een periode van teveel aan arbeids
krachten. En daarmee zou dus de oplossing van
het werkeloosheidsvraagstuk langs natuurlijken
weg gevonden zijn.
Is die naïeve redeneering, gebaseerd op een
vaste vraag naar arbeidskrachten, en uitgaande
van de kwantitatieve verhouding tusschen de
gaande en komende arbeiders, nu wel juist? Be
ginnen wij met het geval dat door een geboorte
overschot het aantal opkomende jonge arbeiders
elk jaar grooter is dan het aantal buiten dienst
komenden. Moet daaruit perséeen leger
beroeps"werkeloozon voortkomen. Is de permanente ,,ar
beidersreserve" een uitvloeisel van die
bevolkingsontwikkeling? Wanneer de
consumptiemogelijkheid onafhankelijk van het aantal opkomende
arbeiders onveranderd bleef: ja. Dan zou inderdaad
slechts de opengevallen plaats vervuld worden,en
daarmee uit. Maar wanneer de jongeling arbeider
wordt dan stijgt hot verbruik evenredig met do
door hem bewerkte toevoeging aan het maatschap
pelijk product. Weliswaar heeft hij ook vóór dien
tijd gegeten, maar dat ging tenlasto van het
inkomen der ouders. Wanneer de jonge man zelf
verdient kan het verbruik van de ouders stijgen.
Men kan dus ruwweg aannemen dat met de ver
meerdering der arbeidskrachten ook do consumptie
evenredig kan stijgen. Zoodat in deze redeneeriiig
voortgaande van. werkeloosheid geen sprake be
hoeft te zijn, al is het aantal der jonge arbeiders
ook nog zooveel grooter dan dat der openvallende
plaatsen. Omdat steeds de jonge arbeider zijn loon
zal uitgeven, zal de werkgever alle industrie
takken bijeengenomen altijd zijn afzet voldoende
kunnen vermeerderen om het loon van de nieuw
aangenomen werklieden te kunnen betalen.
Maar, deze theorie is wel wat al te grauw.
Dit betoog zou volkomen opgaan, wanneer er
geen wrijvingsweerstanden te overwinnen waren.
In statischen toestand klopt alles precies, maar
juist hot dynamische element dat de bevolkings
vermeerdering inschakelt, hooft tengevolge dat
niet alles precies past. Het is wol waar dat do jonge
arbeider, wanneer hij eenmaal is aangesteld, door
hot verteeren van zijn loon do consumptie zal
doen stijgen. Maar daarvoor is dus eerst zijn aan
stelling noodig. En do werkgever kan van dio
moerdoro consumptie op hot oogonblik dat de
aspirantarbeider om een aanstelling vraagt nog
niets bespeuren. En voor don werkgever in een
bepaalden bedrijfstak is er ook in het geheel goou
direct verband tusschen do meerdere loonuitgaven
en de grootere consumptie. Want hot verbruik van
den nieuwen arbeider is verdeeld over eenige hon
derden bedrijfstakken. Do werkgever kan trouwens
alleen afgaan op geconstateerde vermeerdering
van de vraag, niet op gehoopte vergrooting van
den afzet.
Daarom kan bij een toestand van stijgende
bevolking een constante arbeidsreserve in hot
loven worden geroepen. En daarom is het ook
geenszins onwaarschijnlijk dat bovongcscholste
theorie van vermindering der werkeloosheid
hoewel zij abstract-theoretisch, zooals wij zagen
niet geheel gemotiveerd is zal worden bewaar
heid.
Er zijn trouwens behalve de genoemde nog
verschillende andorc oorzaken die verhinderen dat
de beschikbare arbeiders allo werk vindon, ondanks
het feit dat na hun tewerkstelling de consumptie
evenredig zou toenemen, en er uit dien hoofde
wel loonend emplooi voor hen zou schijnen te
wezen. Wanneor door rationalisatie arbeids
kracht wordt vervangen door m ichinalen arbeid,
m kakt dat bij gelijkblijvende consumptie eenaantal
arbeiders overbodig. En uitbreiding van het ver
bruik kan soms bestreden worden mot dezelfde
capaciteit, mot hetzelfde aantal arbeiders. In die
gevallen ontstaat een arbeidsreserve; dio kan
worden weggewerkt wanneer door vermindering
dor geboorten do opbouw dor bevolking wordt
gewijzigd. De tewerkstelling van dio werkeloozon
had feitelijk slechts gewacht op een nieuwe uit
vinding, een nieuwe productiewijze, omdat de
bestaande fabrieken aan hen geen behoefte haddon.
Maar nu do wijziging in de constellatie dor bevolking
te hulp komt behoeft men op die nieuwigheid
niet te wachten. ,
Op het oogenblik zitten wij eigenlijk al midden
in zulk een periode, leder werkgever merkt dat
hot betrekkelijk moeilijk is om jonge krachten te
krijgen (wanneer althans niet door bijzondere
roden in die bedrijfstak groote werkeloosheid
hoorsoht). Do voornaamste oorzaak daarvan is wel
do sterke vermindering der geboorten in de eerste
oorlogsjaren, dio zich nu openbaart ivi de gering';
toevloeiing van jonge arbeidskrachten.
Schrijfmachinehandel
(Alle merken vanaf f 5*.?.)
COPIEERINRICHTING
T K L,. 334M
Wolvenatr.X-4 - Amaterdam
SPREEKZAAL
Reclame en Kunstenaar
B1EN tonnéde se trouver ensemble. Met
Cassandre in n adem genoemd te worden
is iets dat niet eiken dag voorkomt. Doch de wijze
waarop dit in de Groene van verleden week ge
beurde verbaasde mij nog veel meer. Het meest
verbaasde mij wel het insonsequente van v,
ussenbroek's betoog. Over het ontwerp voor de
zgn. kinderpostzegel schrijvende, werpt hij de
idee dat hier sprake zou kunnen zijn van plagiaat
verre van zich en oppert slechts de mogelijkheid
(terecht) ,,dat den ontwerper bij het doorkijken
van een postzegelverzameling, waarin dit specimen
liofdadigheidszegel voorkwam, iets daarvan is
bijgebleven."
Even later vindt hij zelfs deze veronderstellingen
nog te gewaagd en zegt: Men zou hier dus kunnen
sprekon van een zekere analogie in uitbeelding,
welke haar grond vindt in de toevalligheid dat
twee teekenaren, geheel onafhankelijk van elkander,
een zeker motief haast eender oplosten."
In do bespreking van mijn biljet voor ,.De Tijd"
beweert hij (zonder eenige reserve) dat de kop,
welke op dit biljet voorkomt het model van een
boekomslag eenor bekende (?) Engelsche novelle
getiteld 2 I O zou zijn" on wekt hij den indruk dab
de idee voor het Tijd"-atïicho van Cassandre zou
stammen.
Allo in den breodo opgesomde excuses voor den
ontwerper van do, kinder-postzogel schijnen dus in
gcenon deele voor mij te golden.
Een andere inconsequentie betreft de opmer
king over de buitengewoon leelijko lottors"
van mijn affiche. Ik gebruikte hiervoor (ik ben
men begrijpt waarom huiverig hot neer te
schrijven) precies dezelfde letter als Cassandre
altijd gebruikt, hot boste aan te duiden als smalle
antieke. Bij mij dus loolijk, bij Cassandre niet.
Ten slolte wil ik nog het volgende opmerken:
Ik stol er prijs op uitdrukkelijk te vorklaren
«lat n Cassandre's affiche on hot bedoelde boek
omslag mij geheel onbekend waren.
2e Ook is het mij onbekend van wanneer het
Intransbiljet dateert, wellicht is hot interessant te
weten dat ik het ontwerp voor mijn biljet reeds
eind 1928 had gemaakt.
3e Dat mijn ontwerp door hot weergeven van de
idee ochtend-avond do uitgave van eon ochtend
blad door De Tijd" moest propagecren wordt
zeer onvolledig vermeld, liet slechts gedeeltelijk
reproduceeren van mijn ontwerp (hot eenige van
de 8 afbeeldingen, waarmede dit op zulk een
schadelijke wijze gebeurd is) is ook hier schuld aan.
4 o Het boekomslag der novelle 2 I O is niet
afgebeeld, waardoor een juiste beoordeeling door
don lezer niet mogelijk is.
5e Met de telegraafknoppeii trachtte ik het
gehoororgaan van een dagblad te verbeelden. Da
meest logische plaats voor ,,het oor" is nu eonmal
de plaats van ,,hot oor." Dat op dozo plaats in hot
2 I O boekomslag de lottor O voorkomt is dus
e.en opmerking, die in het geheel niet torzake is,
doch slechts oen verkeerden indruk kan geven.
Bovendien zou dan oerder sprake kunnen zijn
van een overeenkomst met Cassamlre's affiche;
daar .staat mul. op dezelfde plaats een cirkel.
ARONSON
Pijnloos Scheren
Geen pijn en geen stukgaan meer
en ook geen naschrijnen der huid,
pis men vóór iiet inzeepen de
huid inwrijft niet een weinigje
Doos 30 en 60, Tube 80 et.
PUROL