De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 22 februari pagina 18

22 februari 1930 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 22 FEBRUARI 1930 No. Radio en Grammofoon Een handboek voor grammofoonliefhebbers door Lou Lichtveld NIEMAND, die er prijs op stelt georiënteerd te wezen in de grammofoon-productie der laatste jaren moet zich het bezit ontzeggen van het kortgeleden bij Grasset verschenen boekwerk ,,Disques" van Charles Wolft'. Het is in de eerste plaats en hoofdzakelijk een beredeneerde catalo gus van de belangrijkste opnianen, maar het is sneer dan dat: een even beknopt als lezenswaardig compendium van al wat de grammofoon betreft. Het boek wordt ingeleid door den bekenden musicoloog en criticus Emile Vuillermoz, die de ?eer heeft in Frankrijk de eerste serieuze ,.disco^raaf" te zijn geweest. Hij heeft de zeer enthousi aste en levendige grammofooncritiek welke dat iand bezit, ingeluid met een nog altijd lezenswaar dig artikel over Maria Barrientos, bekend om haar ?oude opera-records en haar recente vertolking van de Palla's liederen. Dat was in 1924. In deze inleiding wijst Vuillermoz erop, dat met ?dit boek van Charles Wolff feitelijk de ,,biblio grafie" van de grammofoonplaat begint. En inderdaad, het werd tijd. Wie vóór zich het maande lijks aangroeiende stapeltje van recente catalogi lieeft liggen, heeft of veel routine, of een weinig meer overzichtelijkheid van noode om wegwijs te worden in de productie. En moeilijker nog is het precies geïnformeerd te zijn, daar heel veel cata logi, zelfs van de beste firma's soms, aan duide lijkheid, uitvoerigheid of juistheid alles te wenschen overlaten. Slechts zelden bieden zij een systema tisch overzicht. Maar nog moeilijker is het te achterhalen, welke van die duizenden platen de beste zijn. Van n zelfde muziekstuk bestaan dikwijls tal van op namen, soms zelfs meerdere opnamen van n merk, en men is slechts zelden in de gelegenheid zelf vergelijkingen te maken of een deskundig oordeel in te winnen. Charles Wolff nu heeft deze reusachtige arbeid ?op zich genomen, en haar voorzoover ik heb kunnen nagaan even talentvol als consciëntieus voltooid. Zijn overzicht loopt over de productie van de laatste vijf jaar, en hij stelt zich voor dezen catalogus elk jaar met een supplement aan te vullen, of hem desnoods te vervangen mot een nieuwe, bijgewerkte druk. Het spreekt van zelf, dat bijna alle hiergenoemde platen electrische opnamen zijn; oudere of acoustische records werden echter ook vermeld, wanneer ze van bizondere waarde waren, of de eenige opge nomen vertolkingen van een belangrijk werk. Zoo is er in den catalogus een aparte rubriek van platen met historisch belang, waarin natuurlijk in hoofdzaak oude acoustische opnamen ge worden. Uiteraard zijn slechts in Frankrijk verkrijgbare platen in den catalogus opgenomen, doch dit schept voor ons geen overwegend ongemak of hinderlijke onvolledigheid, want bijna altijd hebben wij met bekendere merkon te doen: met Columbia, Odeon, Polydor, Gramophone (waarvoor inen in Nederland ,,His Masters Voice" leze), en voorts een enkele maal Pathé, Parlophone en Brunswick. Van Ultraphoem fungeert nog geen enkel nummer in deze lange lijst. Aan overzichtelijkheid laat de meer dan drie honderd pagina's lange opsomming intusschen niets te wenschen over. De rangschikking immers geschiedde niet, zooals in de gewone catalogi BRANDBLUSSCHER HOLLANDIA" SPANJAARD&C2 FABRIEK ESPANA UTRECHT volgens de vertolkers of de aanmaakdata, maar naar de vertolkte werken, die in zuiver chrono logische volgorde zijn weergegeven. Zoodat uien (in de eerste helft van deze lijst tenminste) een soort van muziekgeschiedenis in grammofoonplaten voor zich heeft. De eerste afdeeling is gewijd aan de periode vóór de clavecinisten, tot aan Rameau. Daarin vinden wij de oude noëls en kerstzangen, waarvan sommige reeds uit de 13de eeuw dateeren, dan ele Gregoriaansche platen en de opnamen van 16deeeuwsche a capella-muziek door de Sixtijnsche kapel uitgevoerd. Na de oude vocalisten komen do instrumenta listen aan de beurt. En men staat er verwonderd over, hoeveel opnamen van de meest uiteenloopendo clavecimbelmuziek er reeds zijn. Scarlatti, Couperin, Rameau, Lulu hebben hun aparte af deelingen; en die van J. S. Bach beslaat heel wat bladzijden, evenals die van Handel en Mozart, wiens muziek reeds in meer nummers is vertegenwoordigd dan die van welke andere moester ook. Dat ook van Haydn verschillende werken voor viola da gamba en clavecimbol zijn opgenomen. heb ik voor 't eerst uit deze lijst geleerd, en in zijn overzicht van Beethoven-platen bewijst Wolff dat hij zorgvuldig en mot smaak heeft weten te ver gelijken en te kiezen. Zoo prefereert hij van de vijfde symphonie Weingartner's reiproductie, welke bij Columbia verschoon, terwijl daarnaast nog die van Richard Strauss (bij Polydor), Konald (Il.M.V.) en Ruhlmann (Pathé-Art) bestaan. Niet altijd viel natuurlijk eon definitieve keus te maken, en van de zesde symphonie bijvoorbeeld, stolt hij Schalk's weergave als volwaardig naast die van Weingartner. Dat de Boothoven-catalogus overigens niet minder dan ruim vijftien bladzijden in beslag neemt, illustreert genoegzaam hoe-zeer het werk van dezen meester bij voorkeur is gespee-ld, wan neer men bedenkt, elat na een zorgvuldige selectie de lijst toch nog zoo lang werd. Kn niemand die in dit opzicht Beethoven zoo nabij komt als Schubert, al zijn er in do opnamen van Beethovem'ri werken niet zulke opvallende lacunes als in die van Schuberts oeuvre. In het Schumann-ropertoire vinden wij Carna val" nog steeds in acoustische opname, overigens door niemand minder dan Cortot gespeeld; Chopin daarentegen is bijna volleelig vertegenwoordigd. Alleen verwondert men zich er over, dat, de; heer lijke b-moll-sonate nog nooit voor de grammofoon werd gespeeld. Ook van Berlioz en ve>oral van Bruckner is er nejg heel wat waardeve>ls, dat een opname verdient, terwijl Wagrier daarentegen op alle mogelijke wijzon en in iedere! elenkbare combinatie is vertegenwe>e>religd. Ook Liszt is verre van compleet, cri heeft klaarblijkelijk van de grammofoon neig niet zooveel belangstelling ondervonden als bijvoen-beeld Brahms. Van ele klassieke Russen vinden wij slechts we-rken van Glincka, Moussorgsky, Boroeline-, Rimsky Korsakow eri Tschaikenvsky vermeld. Van dezen laatste wordt de vijfele symphonie in .Mengelberg's interpretatie als gelijkwaardig gostolel naast die onder Kitschin's leieling. Zew> loopt ele lijst mest Franck, Chabrier, Debussy en allerlei anderen dóór tot aan ele meesters van vandaag, de enkele mejdernen die reeels zoo geluk kig waren hun muziek .,ingemaakt" te weten, ze>e>als do Falla (met tamelijk veel !), Strawirisky, Pemlenc. Kavel (oe>k nie-t veel), Miihaud enllii.demith. En rnet enkele nummers: Villa Lobos, Holst, Prokofieff en Respighi. Opvallend is het, elat er van Richard Strauss niet me:er elan een vijftal werken en enkele liedere-n zijn opgenomen. Ook ele elanse-ivsfamilie Strauss is in dezen e;atalogus uiterst select vertegenwoor digd, en vormt ele e>vergang naar de sectie ..Ope-raeïoiuique," waarin Bi/.et, -Meyerbeer, Delibes, Thomas, 1-alo, Mussenet, Oounoel, Yereli eti l'uceini de voornaamste plaatsen innemen. SCHILDERKUNST door A. Plasschaert Rosandic, Rotterdam, Knnstkring De kunst van Rosandic is nu conventioneel of moedwillig, dan op een eenvoudige manier per soonlijk en levend. Hij is een beeldhouwer, die meestal in hout werkt, en aan dat hout het karakter niet ontneemt; hij maakt dus geen kunsten met zijn materiaal, maar uit dat materiaal voorwerpen, die tot kunstwerk worden. De figuur, zooals hij haar gewoonlijk geeft, is die van jonge vrouwen welgevuld, of van ranke kinderen. Bij zulke vrou wen is do vorm steeds natuurgetrouw, hoewel vereenvoudigd; merkwaardig is echter, dat wan neer hij rank wil maken, hij in overdrijvingen soms vervalt, en zóó een ijlen Christus maakte, een te ijlen Chiistus, die daarenboven als geheel nog verbrokkeld aandoet. Deze Christus is wemelerlijkrnager; hij heeft het lichaam van een woestijn heremiet, en dat was niets, maar de geestelijke inhoud van zoo'n lijf, van zoo'n hoofd, is noch nieuw, noch groot genoeg. Wellicht is van deze Christus-beelden, de enkele kop, het incest te waardeeren, en is de Christus aan het kruis do meest banale van alle beelden hier. Kr is in deze vertolkingen dus banaliteit of moedwil; dat zijn dingen, die soms dichter bij malkaridesren staan, dan ge meent. Wanneer de geheele tentoonstellingvan deze gesteldheid was a's zijn Christus is dan was de introductie van Rosandic in ons land eeu overtolligheid, een noodeloosheid. Maar Itosandic is beter, waar hij eenvoudig is. Daar geschieden in hem ook geen wonderen en dat bemerken wij duvels-goed, dat die niet geschieden, maar deze eesnvemdigheden zijn blijvender, en boter, dan wat wellicht anderen subtieler lijkt, verfijnder, diepzinniger. Rosandic is met andere woorden, eeu beeldhouwer dien het eenvoudige leven moer trekt dan de groote dood, en die dat leven niet zonder hartstocht ondervindt, niet zonder harts tocht beziet, niet zonder hartstocht formeert maar toch zonder veel innigheid van het fijnste grein ervaart. Vijf beelden zijn voor mij, boven de anderen uit-stekend. Twee zijn er van de hartstochtelijke liefde (die soms y.oo stil kati doen) van moeders voor kinderen, n is er van ver langen vol (een vrouw rekt haar zwaai', natuurlijk gespannon lichaam) er is dim nog een lichaam van eon jonge vrouw, en een portretstudie in marmer, waarvan de lippen vooral bewijzen, dat spanning van leven Kosandic's zooken, lust en kans is. Wanneer wij ten slot l e saamvatlen wolken indruk Itosandic op ons maakte, dan is dat geen indruk, dat wij iets ontdekten, dat door kracht of innerlijkheid ons nieuw bleek, on ons dus verrijkte met een groot bezit. Noch is er een verfijning, die altijd gevaarlijk, toch als de verrukking is, die ge. ondervindt wanneer go op een smallen weg langs een afgrond loopt (er is in Kosandic geen gevaar als daar van een tuimelenden, hotsenden dood) noch vertoont het kunstwerk van Kosandic zich als kregen de dingen eon ander, door den beeld houwer ontdekt gezicht maar er is een natuurlijk beeldhouwer, dio in hot natuurlijke behagen heeft, wanneer het physieko dat spant en dio dan het gelukkigst werkt voor zicli zelf 011 voor anderen. Na dit volgons de muziekhistorie gerangschikte dool komt de groep opnamen, welke in otlmologiseh systeem gerangschikt zijn, en tenslotte: de dansmuziek, muziek voor verschillende instrumen ten on de curiositeiten. Over dit alles bij volgende gele.'genheeleii. Ik moot alloou vermelden, dat Wolf f's interes sante oataloog vooratgogaan wordt door goode beschouwingen over de geschieelenis van de gram mofoon on over het opnomon en vervaardigen van platen; en dat het boek eindigt met een aardige bloemlezing uit belangrijke artikelen over dib onderwerp, en met een practisthe index van de prijzen der vermelde- platen. \\olff heeft thans behalve het vervolg op dit boek ook een ,,1'etite hisloire de la mu.sique eomniontóo par Ie disque'' aangekondigd, die blijkens de hier reeds besproken lijst heel belangWekkend kan worden. Wat .,I)ise[u<-s" betreft, ik geloof niet dat het na het hier gezegde nog Verdere aanbeveling behoeft.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl