De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 1 maart pagina 4

1 maart 1930 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN i MAART 1930 No. 2752 NAPOLEON III door Dr. U. Huber Noodt BOEKBESPREKEN, als vak beschouwd, maakt soms wrevelig en tot bitse onrechtvaar digheid geneigd. Zoo zou men, na Aubry's biographie van Napoleon III 1) bijna in nen door te hebben uitgelezen, kunnen zeggen: Precies of ik in de bioscoop ben geweest!" En dan was men er toch, in zijn appreciatie, juist naast. De gewone manier van geschiedschrijven, of van 't schilderen, ten voeten uit, eerier historische persoonlijkheid, is het niet. Evenmin de schitte rende, scherp partijdige pamfletten-als-brandendetoortsen van een Bainville of een Gaxotte. Aubry brengt een reeks tafereelen, wel te onderscheiden naar toon, kleur, plaats. Hij identit'ieert Napoleons levensetappen met zijn geographische dwaaltoch ten, maakt hem in Forli romantisch, in Areurienberg onstuimig, in Straatsburg mystiek, in Ham droomerig, in Parijs regeerder, in Saint-Cloud schier heerschzuchtig, in Sedan een wrak en op Ohislehurst komt de kalmte van het einde, op het stille Engelsche buiten, tusschen onberispelijke gazons, door hooge boomen plechtig beschaduwd. Frankrijks rampzalige tweede keizer is misschien de meest rustelooze en disparate heerscher, die het land ooit gekend heeft. Nadat men Aubry's werk in zich heeft opgenomen en de hoofdfiguur lang heeft overdacht, vindt men slechts n element van eenheid in dit wonderlijke leven. Dat element heeft niets reëels. Het is een traditie, een naam, een symbool: de petit chapeait van Austerlitz, van Wagram en van Waterloo. VEmpereur. Op de tot legende geworden persoonlijke glorie van iemand die dezelfde familie toebehoort, construeert men geen blijvend organisme, waai' veertig millioenen hun welzijn vinden, en dat Europa beïnvloedt. Zoolang Napoleon de macht nog niet in handen had, was zijn leven boeiend door een haast ziekelijke ongestadigheid: liet was heroïek als een Polonaise van Chopin, hoewel het niet geheel ontkwam aan de massale kleinburgerlijkheid van het Louis-Philippe-régime. De twee decenniën echter van zijn ge/.ag, hoe stralend 't Fransch vernuft toen ook glansde, zijn tragisch. Tot in alle bijkomstigheden toe. Wie in Aubry's boek de beschrijving heeft gelezen van het sukkelig avondfeest (Sotlom el Goiuorrhe) en daarnaast de aangrijpende scène, wanneer Charlotte, de in waanzin verzinkende gemalin van Maximiliaari van Mexico" poogt, Napoleon en Kugénie te bewegen, het avontuur daarginds niet te staken (A Saint-Cloud) begrijpt opeens, dat deze gansche regeering aan niets beantwoordde, dan. in den aanvang, aan het feit, dat ze de eenig mogelijk e was; men begrijpt ook, dat dit alles inoi-st onder gaan. Het is nimmer een goed teeken, wanneer Parijs zich zoo overgeeft aan een roes van gemak zuchtig, quasi-intermitionaal gedoe in operastijl. Doch niemand voorzag de Tuilerieën in vlammen. of Schuberts militairen marsch, dreunend gerythmeerd door de vijandelijke colonnes langs de Champs-Elysées. Natuurlijk ligt de fout minder bij den een of den ander, dan wel aan het systeem. De feilen van het tweede Keizerrijk zijn talloos. Een heterogeen mengsel van democratie en politiedwingelandij, van pacificisme (L'Empire, c'ent l(i i>ni.r) en oorlogen. die leidden tot liet coaguleeren der Italiaansche en der Duitsche eenheid. Men rilt bij de gedachte, hoe lichtvaardig de expedities van de Krbii, NoordItaliëen Mexico werden ondernomen, ook al leed Napoleon III dan zelf bij liet bloedig verwezen lijken van humanitaire droomen en bij de debacle. Den nacht van l op i! September1 1S70 kwam dokter ('onneau bij zijn bed staan en zei heel zacht: Sire, de regimenten hebben hun vlaggen verbrand. De keizer trok hem naar zich toe, drukte liet hoofd tegen zijn borst en barstte in snikken uit." Een buitengewone invloed had op den nazaat der Bonaparte's bijna ieder, die in zijn omgeving verkeerde. De keizer- mocht dan soms hooghartig doen, zich alleen voelen (hij was het ook !) hij was te zwak van wil om op te roeden tegen alle intriges, alle eerzuchtjes, al liet dwar-sboomen van een bizarre hoi'kliek. Naarmate zijn physiek meer ondermijnd werd, zette Napoleon 111 zijn wenschen des te minder dooi'; allicht waren zijn zwak heden, waar het zijn betrekkingen tot de vrouw betrof, daar niet vreemd aan. Voor- alles verdient Efficiënt huldebetoon door Melis Stoke waarvan ik wars ben AANGEZIEN met rasse schreden de dag nadert waarop ik gedurende vijfentwintig jaren onaf gebroken mijne krachten besteed zal hebben aan een algemeen als nuttig erkend werk de juiste datum is 12 Maart 1958?- komt het mij juist voor reeds thans eenige aanwijzingen te geven ten aanzien van de alsdan door het huldigiiigscomitéte treffen maatregelen eri voorzieningen. Pessimisten mogen zeggen dat we nog een jaar of 2!i deri tijd hebben, eri dat degene die alsdan nog leeft te zorgen zal hebben, maar ik ben een punc tueel man. ik heb gedurende het thans reeds achter' mij liggende deel van mijn loopbaan zooveel gezien van huldigingen en jubilea alsmede varii derzelver niet steeds efficiënte voorbereiding, en ik hecht er zooveel waarde aan dat de dag van 12 Maart 1953 ook inderdaad conform de wenscheri van hen die mij zullen toespreken tot een voor mij onver getelijke worde, dat ik hieronder- eenige wenken geef. Conform het gebruik zal ik dan omstreeks 1950 beginnen met eenerzijds de herinne ring mijner kennis sen te verfrisschen ten aanzien van het komend feit door op onopvallende wijze daaromtrent te ventileeren. an derzijds echter en bij elke reactie daar op, voor den vorm tegenstribbelen en verzekeren dat ik wars ben van alle openbare huldebetoon. dat ik tevreden zal zijn met mijne innerlijke overtuiging, datgene gedaan te hebben wat mijn plicht was als niensch en nuttig lid van deze samenleving en dat er geen enkele verdienste in ligt. om door eene goede gezondheid daartoe in staat gesteld, een zeker aantal jaren te werken in het belang van een goede zaak en voor mijne medemenschen. Inlusscheii zal ik echler op onopvallende wijze eenige ambilieuse jongelui mei eeiiigen vrijen lijd in het oog honden, die mij geschikt voorkomen om de leiding te nemen in het noodzakelijkerwijs te vormen hnldigingscomité. Deze jongelui die, hetzij azend op mijn dood of aftreden, het zij uit egoïstische oogmerken, belang hebben bij het openbaar koppelen van hun naam aan mijn persoon en functie, zullen op de hoogte dienen te zijn van de namen der' menschen. die. of a.nderszins dan wel omdat ik in den loop der jaren heb bijgedragen aan huldeblijken ter gelegenheid van hunne jubilea. niet anders kun nen doen dan hun naam leenen voor de uil te * drukkosten zenden circulaire. Daaronder- moeten el' minstens twee voldoende kapitaalkrachtig zijn om de druk kosten en de postzegels voor bedoelde drukwerken voor- te schieten, liet ligt natuurlijk geenszins in mijne bedoeling om eeiiigen invloed uit (e netenen op de samenstelling van bedoeld comité, maar wanneer- de jongelui zich voor mij zoo\ eel moeite willen geven, dan kan ik niet minder doen dan hun. als mijne ervaring mede deelen dat in de com missie minstens ecu minisler moet zitten, zulks met het oog op de eVentueele Kon. Onderscheiding. en voorts vertegenwoordigers van zooveel mogelijk confessioneele en politieke richtingen. Wanneer het eenmaal zoover1 is en de bedoelde personen hun naam hebben gegeven voor1 het het Beschilderde portret sympathieke doel, dan gaat het stuk in de uit eindelijke redactie de wereld in, vergezeld van eenige inteekenlijsteti in hoofde voorzien van gaiigmakende bedragen die ik evetitneele bereid ben persoonlijk te fourneeren onder letters N.N. of X.Y.Z. Liet geschilderd portret en het feestmaal bij genoegzame deelneming volgen dan van zelf. Ken punt van ni.i. zeer groot belang wordt uitgemaakt l dooi- de feestredevoeringen. Deze vergen eene nauwkeurigeorgariisatie. Mijne ervaring bewijst name lijk dat, wan neer dienaangaande vooraf niet zorgvuldige be palingen zijn gemaakt, de verschillende rede naars op hinderlijke wijze in herhaling vallen van hunne voorgangers. De eerste zal mijne verdiensten opsommen, de tweede zal met voorgewende bedeesdheid gewagen van den eminenten vorigen spreker aan wiens woorden hij weinig heeft toe te voegen, waarna hij desondanks in eerie woordelijke herhaling ver valt, de derde, vierde en vijfde spreker zullen eveneens gewagen van de eminente vorige sprekers en ook weer hetzelfde zeggen, er zal iemand zijn die een toepasselijk vers heeft gemaakt en een origineele geest zal mijne Mathilde huldigen als de vrouw zonder welke ik niet in staat geweest zou zijn om te volbrengen wat ik op 12 Maart 195:i volbracht zal hebben. Ken grappenmaker zal iedereen aan het schrikken maken door zicli volkomen oneens te verklaren met een vorigen spreker om vervolgens, via een komische polemiek. toch weer neer te komen op mijne verdiensten. en naar-mate er- meer sprekers komen zullen ze beginnen met te '/.eggen dat ze. na al het reeds gesprokene, kort kunnen /ij r r om desondanks te vervallen in langdradige uiteenzettingen gedurende welke de kelners wanhopig muist het smeltende ijs slaan. Kn wanneer ik dan eindelijk onder applaus zelf zal opslaan om. out r< ierd. een blik terug te werpen. doch ook een blik in de toekomst. dan zal ik niet weten wat ik eiken redenaar speeiaa,! terug zal moeten zeggerr. omdat er geen markante verschillen tus schen hunne op merkingengeweest zijn.zoodat ik gedwongen zal moeten zijn alle hulde beseheiden al te wijzen en die over te dragen oprnijne Mathilde (in een nieuwe japon, nrode 1115-1) zonder wier steun, blijmoedigheid, goede zorgen. enz. ik enz. enz. zoodat ik enz. enz. enz. In tegenstelling met hetgeen na de ander-e rede voeringen geschiedt bij de gebruikelijke fanfare, zal dan niemand dralen van zijn stoel op te staan en zijn gla,s hoog op te heffen, want iedereen is verheugd dat dit liet einde is van de gymnastisclre verrichting van zitten, opstaan, drinken, enz. welke onherroepelijk gepaard gaat aarr een lange serie redevoeringen. Indien ik dus een woord rnag spreken tot de jongelui, die sti-aks mijne huldiging zullen arrangeererr. dan luidt dit: verdeelt de stof over de sprekers. de gestalte der keizerin. Kugénie de Montijo, een dieper studie, <I;ui Aubry ons in zijn boek geven kon. althans op staatkundig gebied. Als vrouw wijkt ze niet meer uit ons geheugen. Doch ik wil de letterkundige verdiensten van den auteur niet ver-heffen: alleen het belang van liet boek uit een geschiedkundig oogpunt kon ik hier aangeven. 1^ .\<iixi/i'oii 111, jiin- Orluri' .{itlu'i/ (PuriK, J<\iyuri/). ALG. [«GRAFICI EN KUNSTHANDEL AALDERINK & Go Singel 348 - OUDE Spiegelzaal 2 = Amsterdam (C.) Tentoonstelling werken JOH. D. HENDRIKS, Den Haag

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl