De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 22 maart pagina 11

22 maart 1930 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

TEEKENAARS k Museum, in de Hollandsche Landweer en Van Lier OOR JOS. W. VSSCHAERT DE GRUYTER i.ger (Hollandsche : Eekman, De man, Het Terras in Lier) i kundig modelévan ich vast geschilderde antisch-dramatische , op zes en twintigleres een figuur van kenis geworden zou vraag, maar stellig e schilderlijke vitaf op deze teutoonle .... overigens in a jeugdige schilderes il maar zuiver vervruchten". In haar -rgevoel wankel. er representatief jctie gebruikskunst. d-volksche en heel ;ns, bakjes enz. enz. JOK. lonri Gosnstbandel t(Santee anno domini 1930 ! ngekunsteld en zoo 3ze reisnotities van ;en midden houden tusschen hst vluchtige, journalistische product en het dieper, bezonkener kunstwerk. Men doet goed deze teekeningen niet te over schatten, maar nog minder mag men in het tegendeel vervallen: ze zijn ongetwijfeld de rechtstreeksche uitingen van een fijnzinnig en dichterlijk, een pictoraal gevoelig, talent. Al zijn ook zwakke partijen aanwijsbaar, al lijkt lang niet alles voldoende verantwoord, Gosschalk vervalt nergens tot een pittoresk plaatje, zijn verteltrant blijft licht en levend en argeloos, zoodat de roman tiek der Duitsche burchten ons niet bezwaart, het massale geweld der bergen zonder nadrukkelijkheid gegeven wordt, terwijl het Toscaansche landschap melodisch golft, ver en wijd, onder een fijn-trillend zilverig licht .... Suggestieve schetsen van een ontvankelijk, droomerig, Jan van Herwijnen Stilleven ^(Hollandsche Kunstenaarskring, Stedel. Museum) maar nog onvolgroeid talent. JOS. W. DE GRUYTER Hollandsche KnnstFnaarskrfng, Stedelijk Museum te Amsterdam, II Ik zal niet alle tentoonstellenden in dit artikel uitvoerig behandelen. Else Berg's werk heb ik toch niet lang geleden be sproken, en het geeft hier geen aanleiding tot een nieuw uitwei den (haar beste zijn: Boerenbedrijf en een Naaktteekening), evenmin zal ik dat doen met Colnot (zie nu het Stilleven met tulpen en in Kortenhoef"). Van Chr. Eyck leek mij alleen No. 28 gevoelig, een bloemestilleven; sterk is de invloed van Raedecker te bespeuren in de inzending van Mevr. Fontenaille Blaupot ten Cate. Herwijnen prees ik als n der wezentlijke schilders; Jonas, de Maastrichtenaar, is n der winsten van deze tentoonstelling. Hij is hier bovenal te er varen als een schilder, luchtig, van een zekergemodelleerd naakt, en van figuren in katho lieke voorstellingen, die ons aan de Komaansche figuur en soms door de uitdrukking aan werk van Joep Nicolas herinneren. Ilij is een katholiek met heidensche vreugden. Germ. de Jong, die ook al in Parijs huist, bleek het meest verras send door het Plein in Fez (de blauwen"), wat minder in ,,de Pyreneeën; Mak's gele bruggetje met het paardje (Nieuwe Teertuinen te Amsterdam) is bij hem het natuurlijkst; Harmen Meurs is een niéuwe-zakenman. Hij heeft van deze soort schil ders de lust tot de nauwkeurigheid, die dikwijlstot stijfheid wordt; hij is uit op een bepaalde karakteriseering maar verzeilt (de nieuwe zaken lieden hebben dat meer !) in een niet altijd aan gename luchtledigheid, en hem overkomt, als hun: de laatste klakkeloosheid in de schilderkunst* J. J. Moolhuyzen heeft iets afzonderlijks. Ook hij is zakelijk maar dat zal overgaan. Do innerlijke bewijzen daarvoor vindt ge in de fabrieken te Luik en het Havenbedrijf waar de zwarten" u treffen. Otto van Kees' kleuren hebben n eigen schap: zij zijn aangenaam ! Niet, zwaar, niet sterk, zijn ze toch niet arm (zie 48, 99, 102, 103). Schuhmacher hervind ik zooals ik hem juist 'zag; hel portret ligt hem (zie (ilerum's beeltenis). Ik hoop, dat hij daar gelegenheid toe krijgen zal. Schwarz is expressief in het portret van den heer P. (120), om het Nettentaneri (121!) te noemen; hij doet in het stilleven (125) aan Matthieu Wiegman denken; in Man en Paard is het gebaar grouter dan de drang. Twee van Wijngaardt's zie ik: het groote Amsterdam (een vrouw met viscli vóór een stads gezicht, met schepen; groen en oranje !) en de Boerderij bij Amsterdam (blauw, rood, groen). Willink is de man van het lucifersdoosje bij de veldbloemen; en van het gele huis; een nieuwe zakenman voelt ge; Het gele huis besprak ik reeds. Toch is er bij deze inzending verschil. Kr zijn er een paar schilderijen (Hl, landschap, en 144. zelfportret) waar ge meer atmospheer vindt, meer omhulling dan den meesten nieuwe-zakenliedeu lief is. In het algemeen beminnen deze toch het uitgeknipte, het luchtledige, liet starre, en dat i>> minder openbaar in deze twee; No. 141 en 141. -*:-.**-, A. l'LASSCHAKRT JI KT OH CEL He lieve lente daalde n// Amsterdam. Het ori/el joiltit en (/<? lij<'t)im<'it slaan. I)e 'ineitse/i,en tflitndrett in tle kniixse Irtint. Ue stem van 't orgel ii'ordt door elk verslaan, En elk is btij omdat de lente l;u:am. Muziek van 't orgel vlaaijt in jlarden aan. J)e speelman draait z'n stroeve lianden kla.n. Hoe heerlijk is Oods lente in de Jordaan. Ik dool de sloppen door en denk aan jou."^ Het speelse/ie zonlicht sprankt t u sjieüer-geelt In 'l yroene wattir van de smalle gracht. Jlet orgel neuriet in de verte, zacht. Ik TM,n noij hooren hoe het klar/end speelt, Aldoor:^ik blij/ je trouw, mijn zwarte vrouw. ~" 11EHMAX MIDDENDülU'

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl