Historisch Archief 1877-1940
TEEKENAARS
k Museum, in de Hollandsche
Landweer en Van Lier
OOR JOS. W.
VSSCHAERT
DE GRUYTER
i.ger (Hollandsche
: Eekman, De
man, Het Terras
in Lier)
i kundig modelévan
ich vast geschilderde
antisch-dramatische
, op zes en
twintigleres een figuur van
kenis geworden zou
vraag, maar stellig
e schilderlijke
vitaf op deze
teutoonle .... overigens in
a jeugdige schilderes
il maar zuiver
vervruchten". In haar
-rgevoel wankel.
er representatief
jctie gebruikskunst.
d-volksche en heel
;ns, bakjes enz. enz.
JOK. lonri
Gosnstbandel t(Santee
anno domini 1930 !
ngekunsteld en zoo
3ze reisnotities van
;en midden houden
tusschen hst vluchtige, journalistische product
en het dieper, bezonkener kunstwerk. Men
doet goed deze teekeningen niet te over
schatten, maar nog minder mag men in het
tegendeel vervallen: ze zijn ongetwijfeld de
rechtstreeksche uitingen van een fijnzinnig
en dichterlijk, een pictoraal gevoelig, talent.
Al zijn ook zwakke partijen aanwijsbaar, al
lijkt lang niet alles voldoende verantwoord,
Gosschalk vervalt nergens tot een pittoresk plaatje, zijn
verteltrant blijft licht en levend en argeloos, zoodat de roman
tiek der Duitsche burchten ons niet bezwaart, het massale
geweld der bergen zonder nadrukkelijkheid gegeven wordt, terwijl
het Toscaansche landschap melodisch golft, ver en wijd, onder een
fijn-trillend zilverig licht ....
Suggestieve schetsen van een ontvankelijk, droomerig,
Jan van Herwijnen Stilleven
^(Hollandsche Kunstenaarskring, Stedel. Museum)
maar nog onvolgroeid talent.
JOS. W. DE GRUYTER
Hollandsche KnnstFnaarskrfng, Stedelijk
Museum te Amsterdam, II
Ik zal niet alle tentoonstellenden in dit artikel uitvoerig
behandelen. Else Berg's werk heb ik toch niet lang geleden be
sproken, en het geeft hier geen aanleiding tot een nieuw uitwei
den (haar beste zijn: Boerenbedrijf en een Naaktteekening),
evenmin zal ik dat doen met Colnot (zie nu het Stilleven met
tulpen en in Kortenhoef"). Van Chr. Eyck leek mij alleen No.
28 gevoelig, een bloemestilleven; sterk is de invloed van
Raedecker te bespeuren in de inzending van Mevr. Fontenaille
Blaupot ten Cate. Herwijnen prees ik als n der wezentlijke
schilders; Jonas, de Maastrichtenaar, is n der winsten van
deze tentoonstelling. Hij is hier bovenal te er
varen als een schilder, luchtig, van een
zekergemodelleerd naakt, en van figuren in katho
lieke voorstellingen, die ons aan de
Komaansche figuur en soms door de uitdrukking aan
werk van Joep Nicolas herinneren. Ilij is een
katholiek met heidensche vreugden. Germ. de Jong,
die ook al in Parijs huist, bleek het meest verras
send door het Plein in Fez (de blauwen"), wat
minder in ,,de Pyreneeën; Mak's gele bruggetje
met het paardje (Nieuwe Teertuinen te Amsterdam)
is bij hem het natuurlijkst; Harmen Meurs is een
niéuwe-zakenman. Hij heeft van deze soort schil
ders de lust tot de nauwkeurigheid, die
dikwijlstot stijfheid wordt; hij is uit op een bepaalde
karakteriseering maar verzeilt (de nieuwe zaken
lieden hebben dat meer !) in een niet altijd aan
gename luchtledigheid, en hem overkomt, als hun:
de laatste klakkeloosheid in de schilderkunst*
J. J. Moolhuyzen heeft iets afzonderlijks. Ook hij is
zakelijk maar dat zal overgaan. Do innerlijke
bewijzen daarvoor vindt ge in de fabrieken te Luik
en het Havenbedrijf waar de zwarten" u
treffen. Otto van Kees' kleuren hebben n eigen
schap: zij zijn aangenaam ! Niet, zwaar, niet sterk,
zijn ze toch niet arm (zie 48, 99, 102, 103).
Schuhmacher hervind ik zooals ik hem juist 'zag; hel
portret ligt hem (zie (ilerum's beeltenis). Ik hoop,
dat hij daar gelegenheid toe krijgen zal. Schwarz
is expressief in het portret van den heer P. (120),
om het Nettentaneri (121!) te noemen; hij doet in
het stilleven (125) aan Matthieu Wiegman denken;
in Man en Paard is het gebaar grouter dan de
drang. Twee van Wijngaardt's zie ik: het groote
Amsterdam (een vrouw met viscli vóór een stads
gezicht, met schepen; groen en oranje !) en de
Boerderij bij Amsterdam (blauw, rood, groen).
Willink is de man van het lucifersdoosje bij de
veldbloemen; en van het gele huis; een nieuwe
zakenman voelt ge; Het gele huis besprak ik reeds.
Toch is er bij deze inzending verschil. Kr zijn er
een paar schilderijen (Hl, landschap, en 144.
zelfportret) waar ge meer atmospheer vindt, meer
omhulling dan den meesten nieuwe-zakenliedeu
lief is. In het algemeen beminnen deze toch het
uitgeknipte, het luchtledige, liet starre, en dat i>>
minder openbaar in deze twee; No. 141 en 141.
-*:-.**-, A. l'LASSCHAKRT
JI KT OH CEL
He lieve lente daalde n// Amsterdam.
Het ori/el joiltit en (/<? lij<'t)im<'it slaan.
I)e 'ineitse/i,en tflitndrett in tle kniixse Irtint.
Ue stem van 't orgel ii'ordt door elk verslaan,
En elk is btij omdat de lente l;u:am.
Muziek van 't orgel vlaaijt in jlarden aan.
J)e speelman draait z'n stroeve lianden kla.n.
Hoe heerlijk is Oods lente in de Jordaan.
Ik dool de sloppen door en denk aan jou."^
Het speelse/ie zonlicht sprankt t u sjieüer-geelt
In 'l yroene wattir van de smalle gracht.
Jlet orgel neuriet in de verte, zacht.
Ik TM,n noij hooren hoe het klar/end speelt,
Aldoor:^ik blij/ je trouw, mijn zwarte vrouw. ~"
11EHMAX MIDDENDülU'