De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 12 april pagina 1

12 april 1930 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

roene Amsterdammer cckbladvoor Nederland Telefoon 37964 Postgiro 72880 Gem. Giro G. 1000 ONDER HOOFDREDACTIE VAN A. C. JOSEPHUS JITTA Redacteuren: L. J. JORDAAN, F. G. SCHELTEMA EN M. KANN. Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM KEIZERSGRACHT 355, AMSTERDAM C. Soliditeit ongeëvenaard OPGERICHT IN 1877 No. 2758 ZATERDAG 12 APRIL 1930 MEDEZEGGENSCHAP WANNEER in het tweede deel van Goethe's Faust de heldin van het stuk, de Grieksche koningsdochter Ilelena do schoonste vrouw uit de klassieke oudheid ten tooneele verschijnt, dient zij zich aan het publiek aan met de woorden: Holena, de hoog geprezene, de diep gesmade. Ik kan de schoone, de medezeggenschap," die ik hier ten tooneele ga voeren, wel met ongeveer dezelfde woorden inleiden. Door de voorstanders van medezeggenschap van do arbeiders in de bedrijven" wordt beweerd, dat, wie die medezeg genschap aanvaardt, den grondslag legt voor een nieuwe en betere maatschappij. De tegenstanders achten daarentegen deze medezeggenschap: een eerste stap op een hollend vlak, dat voert tot revo lutie en tot ondergang van de geheele maatschappij. Dat zoo groote verschil van meeningen kornt niet alleen voort uit een verschillend inzicht omtrent politieke beginselen. Het vindt zijn oorsprong boven dien in zeer uiteonloopondo opvattingen, omtrent hetgeen onder medezeggenschap" moet worden verstaan. Geheel uiteenloopende politieke beginselen kun nen niet gemakkelijk met elkander in harmonie worden gebracht. De moeilijkheden, die hun oor sprong vinden in verschillende definities van het beginsel van medezeggenschap, kunnen, dunkt mij, met enkele sprekende voorbeelden duidelijk in het licht gesteld en misschien uit den weg geruimd worden. * * * Wat pleegt men onder medezeggenschap" te verstaan? Er bestaat een zeer ruime en een zeer enge interpretatie van dat woord. En tusscheii die beide uitersten ligt een reeks van nuances. Dat moge uit de beide volgende voorbeelden blijken. In een gezelschap van darnes gaan twee hoeren, die ik, om geen onaangenaamheden uit te lokken, met de nietszeggende pseudoniemen X en Y zal aanduiden, over do tong. Van den heer X wordt opgemerkt: die heeft hot thuis te zeggen." Van den heer Y constateert men: nu ja, die mag thuis wat zeggen, maar. . . . " Het verschil tusschen de beide opvattingen van medezeggenschap" komt in deze simpele conver satie duidelijk aan den dag. Do heer X heeft thuis blijkbaar alles te zeggen. Hot was zeker niot zijn vrouw, die hioi boven aan het woord was. De heer Y daarentegen heeft thuis mag men de dame, die hem goed schijnt te kennen, gelooven niets te zeggen. En toch heeft men van beide heeren verklaard, dat zij thuis iets te zeggen hadden," met andere woorden over een zekere mate van medezeggenschap" beschikten. Wie als ideaal de medezeggenschap der arbeiders in de ondernemingen en bedrijven, waarin zij werkzaam zijn, propageert, staat blijkbaar niet op het standpunt, dat allf zeggenschap aan de arbei ders moot komen. Dat ware do leuze de fabriek aan de arbeiders" in den zin, waarop zij in Itali werd verwezenlijkt, kort vóórdat het fascisme daar tot heerschappij kwam. Evenmin kan zich een voorstander van mede zeggenschap noemen, wie als conditio siue qua non stelt, dat de patroon in alle, opzichten baas moet blijven in eigen huis." Tusschen dezo beide uitersten in zijn eehler een groot aantal graden van medezeggenschap mogelijk, die inliggen tusschen een vage, raad gevende functie en een grooten, bijna beslisse nden invloed. Alvorens een antwoord te kunnen goven op do vraag, hoever de medezeggenschap behoort te gaan, dient men te onderscheiden over welke onde neer pot die medezeggenschap zich uit zal strekken. Naar do bijna klassieke formule van Brentano kan men onderscheiden: medezeggenschap ten aanzien van. do arbeidsvoorwaarden, ten aanzien van de technische inrichting van de onderneming en ten aanzien van de coinmercieele leiding van onderneming of bedrijf. ; ^Het is een redelijke wensch, dat ton aanzien van de arbeidsvoorwaarden zooals de loonoii, de werktijd, do veiligheid, het leerlingwezen do arbeiders zooveel mogelijk op voet van gelijkheid met hun patroon zullen onderhandelen. Do ont wikkeling der denkbeelden on feiten in de laatste kwa teeuw gaat in steeds toenemende mate in deze richting, dat die onderhandelingen bedrij f sgevfijzc en niet owderwemtnj/sgewijze worden gevoerd en dat zij niet worden geleid door de individueele patroons en arbeiders, doch door hun organisaties. Hoe langer hoe meer worden de arbeidsvoor waarden geregeld in collectieve contracten. Eu waar men er niet in slaagt oen dergelijke regeling in collectief overleg tusschen do organisaties van patroons en arbeiders tot stand te brongen, daar worden (och herhaaldelijk de arbeidsvoorwaarden, zij het dan ook eenzijdig door do ondernemers, opgelegd door de georganiseerde ondernemers (jezameidijk voor een geheel bedrijf. Zoo gaat het bijvoorbeeld in de Twentsche katoenindustrie on zoo ging het tot voor kort in een groot deel der metaalindustrie, vóórdat in dat laatste bedrijf het nieuwe, onlangs gesloten, collectieve arbeids contract tot stand kwam. Hoe langer hoe meer begint zelfs het inzicht veld te winnen, dat waar de overheid op dit gebied algemeen geldende regels voorschrijft, zooals in de Arbeidswet, de Stuwadoorswet, de Veiligheidswet en de wetten betreffende de sociale verzekering, aan het collectief overleg den voorrang moet worden gegeven boven oen regeling door overheid en wetgever. Deze methode wordt gevolgd, wanneer de over heid haar voorschriften baseert op hetgeen reeds door een groot aantal ondernemers en arbeiders in collectief overleg is overeengekomen, zoodat de dwang van de overheid niot meer beteekent, dan dat de minderheid der bedrijfsgeuoolen wordt gedwongen zich te houden aan hetgeen de meerder heid als algemeene regel wenschelijk heeft geoor deeld. En het kan ook gebeuren in dien vorm, dat de overheid weliswaar algemeene bindende voor schriften geeft, doch afwijkingen daar van toestaat, wanneer groepen van ondernemers en arbeiders daartoe gezamenlijk een voorstel doen. Ja, men kan geloof ik zelfs zoo ver gaan te be weren, dat alle dwingende voorschriften van de overheid tor bescherming van de economisch zwakkeren, niot zoo ver mogen gaan, dat zij volledig regelen, hetgeen heeft te geschieden, doch dat zij geen verdere strekking mogon hebben, dan te bevorderen, dat de economisch zwakkeren op voet van gelijkheid met de economisch sterkeren kunnen onderhandelen. * * * \ oor wat betreft de technische inrirliting van een onderneming, zal ieder verstandig patroon ernstig met do wenken van zijn arbeiders, die op dit onderworp betrekking hebben, te rade gaan. Al ware hot slechts, omdat een arbeider ten a.anzien van een aantal details een grootere ervaring zal hebben, dan zijn patroon. Men kan echter in redelijkheid niet van den ondernemer verlangen, dat hij, wanneer zijn meoiiing, nadat zijn arbeiders hun oordeel hebbeu doen kennen, van dat van zijn INHOUD: Mr. A. C. Josephus Jitta, Medezeggenschap. C. P. J. Zaalberg, Radw-K.au. L. J Jordaan, De verdrijving uit het Paradijs. Albert Heiman, De nabije rijf vingers. Joh. Braakensiek, Macdonald en Lloyd George. Melis Stoke, De kachel. Balthazar Verhagen, De opera. A. Plasschaert, Schilderkunst. Dr Jac. P. Thijsse, Uit de natuur. Mr. Frans Coenen, Kroniek. Ro van Oven, De boekband. Sprcckzaal. Dr. Th. H. van de Velde, Uit mijn aanleekeningen. 18 L. J. Jordaan, Uit het lana van Pudowkin. Mr Henrik Scnolte, Dramatische Kroniek. C. A. Klaasse, De weg tot herstel. Beursspiegel. Wybo Meijer, Studentcnkunst. ? C. van Wessum, Muziek. L J. Jordaan, Bioscopy. Charivarius, Schopenhaucr. L. J. van Looi, Hoe onslak Marconi de Austra lische lampen? H. Teune, Leon Hoedels. Alida Zevenboom, Croquantc Croquetjes. Jantje's Kladschrift. Cel 2, Telefoon. Letterraadsel, Charivaria. Bijvoegsel: Joh. Braakensiek, Gandhi breekt het zout-monopolLC, arbeiders afwijkt, zijn standpunt uit waardccring voor zijn «arbeiders zou laten varen. En overheid noch wetgever hebben op dit terrein een taak, om den ondernemer tot medewerking te dwingen. In nog sterker mate gelden deze beginselen, wanneer liet gaat om dr i-oniinercit'clc leiding van reu onderneming. Raadgevingen van arbeiders, die op dit onderwerp betrekking hebben, kunnen ongetwijfeld soms van nut zijn. Het ware dwaasheid van een patroon, alle wenken van zijn arbeiders, die op do commercierle leiding betrekking hebben, uit beginsel in den wind te slaan. Doch evenmin is het aannemelijk, dat een wettelijk voorschrift, dat aan arbeiders de ren of andere beslissende bevoegdheid, ten aanzien van dr i'ommercirrle leiding van de onderneming of bet bedrijf, waarin zij werkzaam zijn, zou geven, eenig nuttig effect zou kunnen opleveren. Desniettemin is het wenschelijk, dat, wanneer degenen, bij wie de commercieele leiding van een onderneming berust, op zichzelf redelijke wenscheti van di! arbeiders teil opzichte van de voorwaarden, waaronder zij werken, afwijzen met een beroep op de uitkomsten der onderneming, aan de vertromvrn.-maimon der arbeiders duidelijk trachten te maken, op welke gronden die afwijzing berust. * * * Het was niet de bedoeling van deze brschou wingen nauwkeurig aan te geven, hoever de mede zeggenschap der arbeiders in de bedrijven behoort te puin. Dat kan trouwens niet in ren algemeene abstracte formule, doch, precies en concreet, slechts afzonderlijk voor een bepaald bedrijf of een bepaalde onderneming geschieden. Mijn doel was uitsluitend er op te wijzen, dat men zich van dat vraagstuk niet kan afmaken door te zeggen: ,,ik ben vóór medezeggenschap" of ..ik ben daartegen". Doch dat men nauwkeurig heeft te onderscheiden: de mate der medezeggen schap en dr onderwerpen, waarop zij betrekking zal hebben, Qui bene distinguit, bene docet. A. C. JOSEPHUS JITTA

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl