De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 19 april pagina 29

19 april 1930 – pagina 29

Dit is een ingescande tekst.

No. 2759 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 19 APRIL 1930 De oude tijd Het was een hard en helder lied, waarvan de weemoed uitgesponnen scheen over zoovele intervallen, waar de stem van bevend-hooge tonen naar een doffe diepte dook, en daar ge wiegd werd door het zachtjes op en neer gaan van Ma Cora's hoofd, en door een licht bewegen van Ebenhezer's vingers. Hij zong niet mee, maar toen 't refrein kwam: Wagen, wagen, zoete wagen", en ook de beide meisjes het koraal, driestemmig nu, ten einde zongen, bewoog zijn gansche bovenlijf en ook zijn handen; als een vreemde, priesterlijke dans op 't trage rhytme van z'n moeizaam weggeslikte snikken, was dit bewegen. En nu eerst werd het mij te mach tig, werd ik bang voor sterven en voor menschenleed dat ik nog niet be greep. Op 't stille pad hoorde ik in de verte nog, hoe moeder Cora's scherpe stem een tweede lied begon. Wat zal het schoon zijn, wat je allemaal daar zien zult in het blankenland" sprak Ebenhezer. Nou!" zei het jongetje van twaalf. Er zijn auto's, groote treinen, vliegmachines. En heele hooge huizen waarin wel honderd menschen kunnen wonen." Zorg dat je niet verdwaalt", antwoordde Ebenhezer. Het moet er wel ontzaglijk prachtig zijn. Maar ik zou toch bang zijn om het mee te maken." Ik ben niet bang, oom Eben hezer". Een witmanskind behoeft niet bang te zijn. Al ben je hier geboren, ginder ga je alles leeren, en je zal als een groote gentleman terugkomen. Ik hoop het, en misschien zal ik het nog beleven". Misschien. Ik zal je schrijven hoe het gaat." Natuurlijk zal je schrijven. En vergeet dan niet mij te vertellen wie je vrienden zijn, en of je daar mis schien ook 's avonds bij een oude man gaat zitten om te luisteren naar zijn gepraat. En als dat zoo is, zorg dan dat je Ebenhezer niet vergeet. De heer geleide je op al je wegen, massah!" Het was de eerste keer dat hij mij massah" noemde. Een vrije neger noemt een kind geen meester meer; maar op het oogenblik van af scheid EÏSC Berg voelde hij misschien hoezeer het kind zijn hart bemeesterd had, en dacht hij aan het later, als zijn vriendje dandy-achtig en vereuropeaniseeerd terug zou komen, en op gemelijke toon zou zeggen: Ebenhezer, haal mijn wandelstok. Ben blikken trommel gaf hij mij als afscheidsgift. Er lagen vruchten in en confituren door Ma Cora zelf gemaakt; ook een nieuwe catapult gelijk aan die welke Ebenhezer vroe ger reeds voor mij gemaakt had. En op de bodem een papiertje dat hij Thisbéhad laten schrijven: (ïelijk David overwin den Goliath en alle Philistijneri. Je mag het briefje eerst lezen als je op de boot bent", zei do oude neger. Maar toen ik het daar las, kon ik zijn koninklijke' wensch nog niet be grijpen. Bijna twintig was ik, toen ik weer terugkwam uit Europa. Er was veel veranderd in het land, en veel voor Ebenhezer. Ma Cora was gestorven als een vrome ziel, en hijzelf had een kort grijs baardje, en liep nu meestal met een stok. De oudste dochter, Thisbé, was getrouwd met een plan tageneger die rubber tapte in het bosch, en die zoo nu en dan ook goud zocht, als er weer een nieuwe mijn ontdekt was. De andere, Mariposa, diende bij mijn oom, en was een mooie jonge vrouw geworden. Toen ik Ebenhezer terugzag, heb ik hem het eerste weer herkend aan zijn ontbrekende groote teen. Hij was zeer vriendelijk, maar spoedig zag ik toch, hoe of 't vertrouwen was ver dwenen dat alleen een kind genieten kan. Geen enkele geschiedenis heeft hij mij meer verteld; hij klaagde slechts over zijn schoonzoon: 't Is een neger zonder maar 'n cent geloof: hij leeft gelijk een wild dier maanden lang in 't bosch. En als hij in de stad komt, verkwist hij al zijn geld in twee drie dagen. Als Thisbéniet uit wasschen ging, kon ze niet leven'". Dit huwelijk zat hem dwars. Steeds als ik hem ontmoette begon hij weer opnieuw daarover. En enkel Mariposa, die des avonds naar hem toe ging, scheen zijn troost. Van haar vernam ik later, hoe de teen van Ebenhezer door geen slangenbeet verloren was, maar doordat zijn vroegere heer hem eens per ongeluk" in haast geraakt had met een scherpgepunte wandelstok. Hij heeft het niet ontkend toen ik hem naar de waarheid vroeg, maarzo! alleen, dat al de jonge nege('s tegenwoordig niet meer wisten wat ze moesten zeggen en wat zwijgen. Vroeger in zijn slaventijd waren de negers beter gemanierd. Maar Ebenhezer, zei ik, kijk eens naar je dochter. Ze draagt schoenen, draagt op feesten zelfs een hoed; ze leest de bijbel voor, hoeft op landskantoren niet alleen een kruis te zetten als haar naam. Is dat dan geon vooruitgang?" Ik tel het voor een niets, mijn massah", antwoordde de oude man. Hoe kan een geleerde blanke als gij zijt het tellen? Met de eerste de beste neger gaan ze mee en maken kinderen, en denken niet om godsdienst of om kinderplicht. Hun moeder droeg een doek, heeft nooit een schoen ge had; ge hebt haar zelf gekend als kleine heer. . . Was ze niet braaf en beter dan het zwarte vrouwvolk van vandaag ?'' Een andere maal hoorde ik nog juist de laatste woorden die zijn'getrouwde x / i l Mulattin De nieuwe tijd dochter mee naar huis kreeg: Zeg aan die nieuwe neger die je man is. dat hij zich als een blanke kan ge dragen zooveel hij wil, hij blijft niets anders dan een slaaf die weggevlucht is in de bosschen en die in de grond naar goud wroet als een miereneter. Zeg hem dat zijn broek en jas en bruine schoenen hem nog niet ver schillen laten van een aap, zoolang als hij zonder een godsdienst leeft, zijn geld verbrast, en met zijn zatte vrienden door de stad in auto's rijdt." Nog stond de oude Ebenhezer met zijn opgeheven handen als een zwarte .Teremias voor zijn zwangerzware dochter, de profeet van een ver dwenen ras, toen hij mij zag en boos naar binnen ging. De schoonzoon ontmoette ik nog dienzelfden dag. Hij had twee gouden ringen aan z'n vingers en een ringetje in 't oor; hij zwaaide met een wandel stok 011 dopte sierlijk toen ik bij hem was. Toch liet hij mij weer even aan de oude Ebeiihezer denken, toen ik zag dat hij geen sokken droeg. En op mijn vraag hoe 't met de zijnen ging, gaf hij ten antwoord: Thisb moet bevallen deze week, en de, oude man is nog niet dood. Ik heb de vorige maand zesenveertig gram goud ge vonden, en weet u reeds dat Mariposa, de concubine is van een blanke amb tenaar?" Ik gaf hem een sigaar, en uit de diepte van zijn linnen vestjeszak wei'd na de geparfumeerde zakdoek zoowaar een gouden sigaretten-aan steker voor den dag gehaald. ..Zoo heb je in 't bosch tenminste nog wat luxe", zei ik. .Maar de nieuwe neger lachte om mijn ironie en sprak: Geen auto's en geen bars. Het is oen negerkind daarginder, sir. Als do reg'ecHng maar wat meer beleid had.' Ik denk dat Thisbé's zoon over een jaar of tien zijn vaders advocaat zal zijn; in ieder opzicht. Als de oude Kbonhe/.iT reeds voorgoed vergeten is. . . G.J,DE KONINGSZOON Keizersgracht 447, Opgericht Ao. 1739 GASFORNÜIZEN.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl