Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 19 APRIL 1930
No. 2759
Kunst en Kunstnijverheid der Negers
STEEDS weer, bij de aanschouwing van
Negerplastieken en versierde voorwerpen voor ge
bruik uit Afrika, dringt zich de vraag op of wij,
Westerlingen, wel ingesteld zijn op het juiste aan
voelen van de kunstwaarde dezer objecten. Het
kwam, tot voor eenige jaren, al te vaak voor, de
ingewijden weten dit, dat de degelijke" Hollander
bij het woord Negerkunst" de schouders ophaalde
en medelijdend het voorwerp, als zoodanig aan
geduid, en dengene, die het dien naam te geven
dorst, aankeek met, laten we zacht zeggen, een
glimp van spot in zijn oogen.
Gewoonlijk was deze spotglimp" een uiting
van de superioriteitswaan van een zeker deel van
het blanke ras: wat zouden die onbeschaafde
negers nu kunnen maken, dat ons beschaafden"
interesseeeren kan ?
Ook wel kwam die laatdunkend-afwijzende hou
ding voort uit het gebrek aan weten: wat zou
zoo'n volk ons, blanken, met een cultuur" nou
kunnen geven ? Waarbij van de axioma's uitgegaan
werd, dat wij wel een cultuur hebben en de Negers
niet.
De medelijdende glimlach ten opzichte van den
geen, die het waagde van Negerkunst" te reppen,
was dan een soort van profetie: Niet alle gekken
zitten in een inrichting, maar ....
Hierin is sinds eenige jaren een kentering ge
komen. Wel wordt de Negerkunst door de breede
massa niet aanvaard, (?Kunst" is immers in
ons land een geldbelegging!) maar een deel van
het publiek, laten we zeggen u en ik, wij, die mo
dern" zijn, of doen alsof, wij accepteeren de Kunst
der Negers" d.w.z. we hebben minstens n boek
in huis met afbeeldingen van
negerplastiek, want nietwaar, verschillende
moderne kunstenaars hebben gezegd
dat er Negerkunst" was, en dus. . .
is er een mode en veel snobbisme.
Maar laten we even vaststellen,
dat dit ook bestaat ten opzichte van
alle andere kunstuitingen.
Waar er van de beteekenis van
de Afrikaansche kunst nog steeds
zeer weinig bekend is, wijl deze vaak
een zeer sterke religieuze inslag heeft
of verband houdt met voorschriften
en gebruiken van verschillende ge
heime genootschappen, die voor
ons onbegrijpelijk zijn, rest ons niets
anders, dan de vormen te
transponeeren, tot onze gedachten- en
gevoelswaarden, waardoor het moge
lijk is, dat wij b.v. een masker
door Jac. Aalderink
Kameroen Of/erschaal
lachwekkend vinden, dat voor een neger een
uiting van de grootste tragiek beteekent, of ook,
dat wij met ernstige gezichten de tragiek probeeren
te peilen, die een negerbeeldhouwer er toe bracht
een beeld te scheppen, terwijl hij en zijn
rasgenooten zich verkneukeld hebben.
Op dit gevaar bij de beoordeeling wees reeds
indertijd Dr. Maes, directeur van het
('ongoMuseum te Tervueren.
Ligt dus dit terrein van de Kunst ook al vol
voetangels en klemmen, toch zijn er kanten aan,
die het ons mogelijk maken onverholeii te genieten.
Immers, de Neger, die een kunstvoorwerp
maakt, doet dit geheel uit innerlijken drang, zonder
bijgedachten aan de waarde van zijn arbeid; wijl hij
een (in tegenstelling gesproken) naïeve ziel i.s. zal
dus zijn werk den stempel dragen van spontaniteit
en na'ieviteit, welke laatste vaak het sterkst spreekt
uit de proporties of ook uit de styleering.
Gelukkig hebben verschillende Europeesche
kunstenaars het ons gemakkelijk gemaakt, deze
onopzettelijke naieviteit van de opzettelijke te
onderkennen.
En wat styleering betreft: zoo argeloos ver door
gevoerd vinden we deze zelden, zelfs bij
hypermodernen, terug.
Misschien 1UO jaar geleden maakte een neger
een beeldje dat ons den naam Archipenko in de ge
dachten brengt.
De Kameroen offerschaal, een meesterwerk in
zijn soort, heeft waarschijnlijk in zijn figuratie, die
toch zoo eenvoudig is, een symbool van de massa,
die het offer draagt (zie foto!)
De kunstnijverheid der Negers is
uit den aai d der zaak gemakkelijker
waardeerbaar. Immers hier komen
we te staan voor voorwerpen, die
zekere gebruikseischeu stellen en
dan tot een mooi ding" gemaakt
zijn, ofschoon ons het waarom der
gekozen vormen niet steeds dui
delijk is, daar deze dikwijls in ver
band staan niet bepaalde ceremo
niën.
Toch kunnen we wel genieten van
vlechtwerk: schilden, matten, man
den, kleedingstukken, enz.; van
gesneden houten voorwerpen, als
bekers, schalen, kokers, danswapens;
van nncedwerk in ijzer en rood
Vrouw op bed
Besnijdenismesfes
Bijl. messen, werpmesscn, dolken en speren. Conyoyebied. De twee kleine sferen
links zijn geheel van messing en worden als ruilmiddel yebruikt.
(Collectie Aalderink)
Negerin