De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 17 mei pagina 10

17 mei 1930 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

SCHILDE EN t In het Stedelijk Museum: Schilderijen en Beeldhouwwe? Rodin Bronzen tijdperk Kodin, beeldhouwer, in het Museum te Amsterdam. I. Inleiding met algemeene opmerkingen Het is een gewoonte te zeggen, dat het zuiver oordeel over een uiting nooit een tijdgenoot mogelijk is, maar altijd den Lateren is voorbehouden. Tegen die gewoonte heb ik reeds menig keer geschreven, en ik moet, onbevreesd, dat hier opnieuw doen. Ik heb ten opzichte van Kodin's roem reeds het voorrecht een tijdgenoot te zijn, en ik heb het bitter voorrecht ook als een Latere tegenover hem te kunnen staan. Ik kan dus schrijven van uit een tweevoudig standpunt: uit dat van den bewonderende» tijdge noot van zijn roem, en van uit dat andere: van een bewonderaar van latere beeldhouwkunst, die zeer ver schillend is van wezen en dus van voordracht ten opzichte van die van dezen Franschen kunstenaar, wiens werk thans in 't Amsterdamsch Mu seum is te zien. En dan moet ik on middellijk vaststellen, dat de kunst van Rodin (en die is eene van menschen hartstochtelijk en realistisch te formeeren) beter door den tijd genoot is te waardeeren dan door den Latere. Er kunnen in het algemeen voor zulke verschillende waardeering twee redenen gevonden worden. De eene is, en dat is de gemakkelijkste om te begrijpen, dat de meeste lieden, als zij zien kunnen, niet verder kunnen zien, dan hun tijd lang is, niet hun neus; met andere woorden nog eens, dat de meesten, die zien willen en zien kunnen, zóó bevangen zijn van hun tijd, dat zij alleen daarvan de verwerkelijking ervaren, omdat zij toch van zelve hun natuurlijk moet wezen, en hun snel ontstaande ont roering daar een open tehuis vindt. De kunst zijn tijd te erkennen is den wezentlijk gevoelige natuurlijk en ge makkelijk (dit is een tegenwerping tegen een andere, als juist aanvaarde maar dooi- mij verworpen meerling). En dit is te dwingender, als de tijd genoot leeft in een periode, die zelf in hetzelfde vak of in dezelfde uiting eene te loven krac'it vertoont; waarin dus door den verlangende geen gemis gevoeld wordt dat hem hulpeloos SCHILDERKUNSTKRONIE Rodin Rodin Op de Wolken zich doet keeren naar wat het verleden bracht of naar wat de toekomst zou kunnen brengen. Het moeilijke voor een aantal mijner tijdgenooten, van de Lateren dus, moet zijn in het geval Rodin, dat zij van een gansch andere kunst zich plotseling moeten wenden naar Rodin 's werk, en dat zij die zich een vastheid verwierven in en tegenover wat thans er is, zich wan kel voelen en onwillig tegenover de bronzen in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Ik ben overtuigd, dat zulk ge val meer voor zalkomen, dan de inleiders heb ben gedacht. Zulk in zicht is niet volledig te verantwoorden en in sommig geval ternau wernood zelfs te verant woorden maar rede neert het hevig gevoel niet gaarne zelfs buiten de herinnering ? Wie zijn er, die. zooals wij, den ring der kunsten gesloten zien, en die, genoten hebbende van de tegengestelde uitingen, van deze de eene niet verdoemen om over de andere de glorie van vele schijnsels te zenden ! Het is zeer menschelijk zeer eenzijdig te zijn ! Maar zelfs voor hem, die zich opgewerkt had door velerlei voorlichting indertijd tot een bewon dering voor Rodin's zoo lang aan gevallen werk, een bewondering dus van den goedwilligen leek eerder die van den ontroerde voor het in brons geboi'gen leven, voor hem kan. wan neer hij die bewondering niet voort durend kon voeden, de tentoonstel ling iets in hem wekken, als ware hij wat vervreemd (en) dat is de onwillekeurige dwang van de kunst van dezen tijd !) van wat hij eens zóó dierbaar dacht gelegen, dichtbij zijn hart er is namelijk een eigenaardig iets in een werkwijs, die niet voort gezet werd in een tijdperk volgend op den dood van den maker en te persoonlijk was tevens voor een prullig nabootsen zij krijgt in de zwakkere voortbrengselen van haar scheppinggkradht, dus bi.j Kodin daar waar hij zijn hartstocht niet bitter en groot hield, iets ouderwetsch": zij demodeert iet-wat, ook daarom, omdat de massa van het werk nog gtmakkelijk verzameld kan worden, en niet het alleen uitstekend in sobere groep ons gesteld wordt vóói- de oogen.... Zulke gevallen als ik hier besprak kunnen bij Rodin in Amsterdam zich voordoen, en zullen zonder twijfel zich voordoen. Het bleek mij daarom ten eerste noodig hiervan de redenen op te sporen en aan te geven, en eerst daarna pas het werk te bespreken, en Rodin in zijn beste beelden te karakteriseeren, en te zoeken wat daarin aan' eeuwigs thuis is. Kodin zelf Wanneer ge het heelt' werk van Rodin nagaat, beeld voor beeld en afbeelding na afbeelding, dan wordt het u ontwijfelbaar zeker, dat het oogenblik na een beweging en weer voor een beweging het uiterste van de rust is, waartoe Rodin was in staat. Een beweging is in het beeld steeds nagevoeld, of wordt voorvoeld. Dit is onmiddellijk het groot e verschil met vele, latere beeldhouwkunst Daar is de figuur in rust gewild en gewenscht, zonder daarom een ont kenning te zijn van het leven buiten en in het hart van den steen. De figuur is daar naar het gevoel statisch, vast en stilstaand gegeven; het tegen woordige gebouw is daarin dus op nieuw uitgedrukt; beeldhouwkunst en bouwkunst gaan te saam iri soberen eenvoud. De tijd na Rodin heeft daarenboven noodzakelijkerwijze een neiging tot het binden van den vorm, zooals ook het gebouw gebonden ruimte is in (iroote deden: van /.elf doet het beeldhouwwerk van Rodin als detailziek aan tegenover het werk der Lateren. Er is bij de Lateren een neiging tot het stille staan van . het eeuwige; onmiddellijk daartegen over vindt ge bij Rodin hel drama van liet leven, den liurtsioehi der hande ling. En daar deze handeling bij het levende wordt uitgedrukt door het gebaar, dat zelfs in een portret niet afwezig behoeft te zijn voor wie zien kan, al is dat portret zelfs een enkele buste, daardoor ook zal de Latere in een beeld van Rodin verdrietig de soms haast mathematische gesloten heid missen van het nu gewaardeerde beeld. Het zal de abstractie niet bezitten van wat wij dikwijls rond

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl