Historisch Archief 1877-1940
SCHILDE
EN t
In het Stedelijk Museum: Schilderijen en
Beeldhouwwe?
Rodin Bronzen tijdperk
Kodin, beeldhouwer, in het
Museum te Amsterdam.
I. Inleiding met algemeene
opmerkingen
Het is een gewoonte te zeggen, dat
het zuiver oordeel over een uiting nooit
een tijdgenoot mogelijk is, maar altijd
den Lateren is voorbehouden. Tegen
die gewoonte heb ik reeds menig keer
geschreven, en ik moet, onbevreesd,
dat hier opnieuw doen. Ik heb ten
opzichte van Kodin's roem reeds het
voorrecht een tijdgenoot te zijn, en
ik heb het bitter voorrecht ook als
een Latere tegenover hem te kunnen
staan. Ik kan dus schrijven van uit
een tweevoudig standpunt: uit dat
van den bewonderende» tijdge
noot van zijn roem, en van uit dat
andere: van een bewonderaar van
latere beeldhouwkunst, die zeer ver
schillend is van wezen en dus van
voordracht ten opzichte van die van
dezen Franschen kunstenaar, wiens
werk thans in 't Amsterdamsch Mu
seum is te zien. En dan moet ik on
middellijk vaststellen, dat de kunst
van Rodin (en die is eene van
menschen hartstochtelijk en realistisch
te formeeren) beter door den tijd
genoot is te waardeeren dan door den
Latere. Er kunnen in het algemeen
voor zulke verschillende waardeering
twee redenen gevonden worden. De
eene is, en dat is de gemakkelijkste
om te begrijpen, dat de meeste lieden,
als zij zien kunnen, niet verder kunnen
zien, dan hun tijd lang is, niet hun
neus; met andere woorden nog eens,
dat de meesten, die zien willen en
zien kunnen, zóó bevangen zijn van
hun tijd, dat zij alleen daarvan de
verwerkelijking ervaren, omdat zij
toch van zelve hun natuurlijk moet
wezen, en hun snel ontstaande ont
roering daar een open tehuis vindt.
De kunst zijn tijd te erkennen is den
wezentlijk gevoelige natuurlijk en ge
makkelijk (dit is een tegenwerping
tegen een andere, als juist aanvaarde
maar dooi- mij verworpen meerling).
En dit is te dwingender, als de tijd
genoot leeft in een periode, die zelf
in hetzelfde vak of in dezelfde uiting
eene te loven krac'it vertoont; waarin
dus door den verlangende geen gemis
gevoeld wordt dat hem hulpeloos
SCHILDERKUNSTKRONIE
Rodin
Rodin
Op de Wolken
zich doet keeren naar
wat het verleden bracht
of naar wat de toekomst
zou kunnen brengen.
Het moeilijke voor een
aantal mijner
tijdgenooten, van de Lateren dus,
moet zijn in het geval
Rodin, dat zij van een
gansch andere kunst
zich plotseling moeten
wenden naar Rodin 's
werk, en dat zij die zich
een vastheid verwierven
in en tegenover wat
thans er is, zich wan
kel voelen en onwillig
tegenover de bronzen
in het Stedelijk Museum
te Amsterdam. Ik ben
overtuigd, dat zulk ge
val meer voor zalkomen,
dan de inleiders heb
ben gedacht. Zulk in
zicht is niet volledig
te verantwoorden en in
sommig geval ternau
wernood zelfs te verant
woorden maar rede
neert het hevig gevoel
niet gaarne zelfs buiten
de herinnering ? Wie
zijn er, die. zooals wij,
den ring der kunsten
gesloten zien, en die,
genoten hebbende van
de tegengestelde uitingen, van deze de
eene niet verdoemen om over de andere
de glorie van vele schijnsels te zenden !
Het is zeer menschelijk zeer eenzijdig
te zijn ! Maar zelfs voor hem, die
zich opgewerkt had door velerlei
voorlichting indertijd tot een bewon
dering voor Rodin's zoo lang aan
gevallen werk, een bewondering dus
van den goedwilligen leek eerder die
van den ontroerde voor het in brons
geboi'gen leven, voor hem kan. wan
neer hij die bewondering niet voort
durend kon voeden, de tentoonstel
ling iets in hem wekken, als ware
hij wat vervreemd (en) dat is de
onwillekeurige dwang van de kunst
van dezen tijd !) van wat hij eens zóó
dierbaar dacht gelegen, dichtbij zijn
hart er is namelijk een eigenaardig
iets in een werkwijs, die niet voort
gezet werd in een tijdperk volgend
op den dood van den maker en te
persoonlijk was tevens voor een
prullig nabootsen zij krijgt in de
zwakkere voortbrengselen van haar
scheppinggkradht, dus bi.j Kodin daar
waar hij zijn hartstocht niet bitter en
groot hield, iets ouderwetsch": zij
demodeert iet-wat, ook daarom, omdat
de massa van het werk nog
gtmakkelijk verzameld kan worden, en niet
het alleen uitstekend in sobere groep
ons gesteld wordt vóói- de oogen....
Zulke gevallen als ik hier besprak
kunnen bij Rodin in Amsterdam zich
voordoen, en zullen zonder twijfel
zich voordoen. Het bleek mij daarom
ten eerste noodig hiervan de redenen
op te sporen en aan te geven, en eerst
daarna pas het werk te bespreken,
en Rodin in zijn beste beelden te
karakteriseeren, en te zoeken wat
daarin aan' eeuwigs thuis is.
Kodin zelf
Wanneer ge het heelt' werk van
Rodin nagaat, beeld voor beeld en
afbeelding na afbeelding, dan wordt
het u ontwijfelbaar zeker, dat het
oogenblik na een beweging en weer
voor een beweging het uiterste van de
rust is, waartoe Rodin was in staat.
Een beweging is in het beeld steeds
nagevoeld, of wordt voorvoeld. Dit
is onmiddellijk het groot e verschil
met vele, latere beeldhouwkunst
Daar is de figuur in rust gewild en
gewenscht, zonder daarom een ont
kenning te zijn van het leven buiten
en in het hart van den steen. De figuur
is daar naar het gevoel statisch, vast
en stilstaand gegeven; het tegen
woordige gebouw is daarin dus op
nieuw uitgedrukt; beeldhouwkunst
en bouwkunst gaan te saam iri soberen
eenvoud. De tijd na Rodin heeft
daarenboven noodzakelijkerwijze een
neiging tot het binden van den vorm,
zooals ook het gebouw gebonden
ruimte is in (iroote deden: van /.elf
doet het beeldhouwwerk van Rodin
als detailziek aan tegenover het
werk der Lateren. Er is bij de Lateren
een neiging tot het stille staan van .
het eeuwige; onmiddellijk daartegen
over vindt ge bij Rodin hel drama
van liet leven, den liurtsioehi der hande
ling. En daar deze handeling bij het
levende wordt uitgedrukt door het
gebaar, dat zelfs in een portret niet
afwezig behoeft te zijn voor wie zien
kan, al is dat portret zelfs een enkele
buste, daardoor ook zal de Latere in
een beeld van Rodin verdrietig de
soms haast mathematische gesloten
heid missen van het nu gewaardeerde
beeld. Het zal de abstractie niet
bezitten van wat wij dikwijls rond