Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 17 MEI 1930
.
i
Grouqante
croquetjes
door Alida Zevenboom
Waarom is hij niet begonnen met
dood te gaan", heb ik wel eens ge
dacht als ik van sommige groote man
nen las hoe zij bij hun dood vereerd
werden terwijl zij, zoolang als zij leef
den, geen goed woord ontvingen van
hen die, zoodra zij de oogen gesloten
hadden, niet uitgepraat raakten over
| hun grootheid. Ik moest er weer aan
| denken toen ik las hoe meneer
Troel1 stra nu vereerd wordt, zelfs door
- het kerkeblaadje, waar ik nu al vijf
en twintig jaar op geabonneerd ben
en dat mij &1 dien tijd, week aan week,
gewaarschuwd heeft niet te luisteren
naar de stemme der verlokkinge die
er uitging van dezen persoon, die,
bij zijn leven, niet veel minder heette
te zijn dan Satan, Belzebub en
Asmodéin n persoon. Hoe werd hij
niet afgeschilderd als de man van de
stof die van den geest daarboven
niets moest hebben, die het zocht
wat voor zijn voeten lag, maar het
zoo veel hoogere met zijn nek niet
aankeek!
En nu lees ik van alle kanten dat
hij tot onze grooten en pJlergrootsten
hoort en op n lijn gesteld kan wor
den met dominee Kuyper en meneer
Lohman en dokter Schaepman. Eerlijk
gezegd, begrijp ik het niet goed want
hoe kan iemand die bij zijn leven een
geest des verderfs was, plotseling een
groot man worden als hij niet meer is ?
En hoeveel prettiger zou meneer
Troelstra niet geleefd hebben als hij
in het begin van zijn loopbaan die
t waardeering had gevonden die hem
nu zoo ruimschoots geschonken wordt!
, , Maar toen heette hij een gevaar voor
t mensch en maatschappij en er waren
geen kleuren zwart genoeg om hem
af te schilderen. Och, och, als ik hier
i eens onder elkaar zette waar mijn
kerkeblaadje hem in den loop der
jaren al niet voor uit heeft gemaakt.
Ik geloof dat de heeren van ,,de
Groene" het zouden schrappen, zoo
erg is het.
Ik had er met meneer Stanislafski
over maar deze zei dat men groote
mannen, zooals de thans overledene,
' eigenlijk niet beklagen mocht over
! de moeilijkheden die zij ondervonden
1 hebben omdat zij ze zelf gezocht
hebben. Dacht u, zei hij, dat Troel
stra gelukkiger zou zijn geweest als
hij een nette liberaal ware geworden,
net als zijn vader ? Dan zou hij op
zijn tijd raadslid voor Leeuwarden
zijn geworden en wethouder en daar
na mogelijk gedeputeerde of lid van
de Kamer en misschien wel minister
en daarbij een keurige advocaat met
een vette practijk, maar deze-loopbaan,
die hij maar voor het inslaan had, lokte
hem niet aan. Hij was een van die
avontuurlijke geesten, zooals de groote
ontdekkers die hebben en de aller
grootste hervormers, die alleen groeien
zoolang zij moeilijkheden op hun
pad vinden en die overwinnen. Troel
stra in Utrecht zijn blad zelf ventende
en Vrijdags niet wetend hoe hij
Zaterdags zijn huishuur zou betalen,
was in die jaren veel gelukkiger,
maak ik me sterk, dan veel later toen
hij een. ministersportefeuille slechts
voor het grijpen had. Elke dag bracht
in die eerste jaren zijn avontuur met
zich en dat was leven ! Vechten met
de naaste geestverwanten, vechten
met -de machten boven hem de
politie, de bourgeoisie, vechten met
de leiders der tegenpartij, dat was
de strijd dien hij zocht en vond en
Uit het kladschrift van Jantje TELEFOON
waarin hij gelukkig was. En langzaam
zien wij hem terug vallen tot de rol
van een bekwaam politicus die allerlei
tweederangskwesties heeft op te los
sen omdat de groote, de moeilijke
zich niet meer voor doen. Maar nog
eenmaal leeft zijn geest vol avontuur
op als, na het einde van den grooten
oorlog, heel Europa op springen staat.
Dan ziet hij opnieuw het avontuur
voor zich misschien nog grooter
dan toen hij het als jong advocaat
voor zich zag in het lijden van het
proletariaat, en hij jaagt het beeld
der revolutie na en. ... vergist zich.
Na dien is zijn rol uitgespeeld. Zijn
laatste groote avontuur is .... een
vergissing" gebleken en, zooals een
Columbus uittoog om een nieuwe
wereld te ontdekken en eindigde in
de kerker, zoo trok ook hij uit om
voor het proletariaat een nieuw
werelddeel te vinden en hij eindigde
op het ziekbed dat zijn doodsbed zou
worden. Zoo eindigen vele der groote
avonturiers bij gebrek aan avonturen
en dat zij bij hun leven worden uit
gescholden door vele kleinen, hoort
bij het avontuur en doet hun ver
moedelijk goed. Zou u willen dat ieder
een goed van u sprak bij uw leven "
vroeg meneer Stanislafski.
Daar heeft u gelijk aan, zei ik,
want dat meubel van schuin hier
tegenover mot haar vier honden.
vertelt in de bxiurt rond, dat mijn
huisheer driemaal in de week op de
thee bij me komt en dat dat geen
zuivere koffie is, maar ik weet wie
het zegt en waarom is do man een
paar maal geweest ? Omdat ik lekkage
aan het dak heb. Stel je eens voor
dat zoo'n lastertong goed van je ging
spreken. Dan zouden de menschen
er wat achter gaan zoeken, dat zeg
ik maar....
door Cel 2
Juffrouw, dringend den Ha,ag,
zeei' urgerit-dringeiid !
Ja. jp.,, beslist dringend ! Het
Departement van Wa.terstaat !
Hard schellen ? Neen, neen, ze
slapen daar niet meer.
Dat was vroeger. Maar nu zijn
ze klaar wakker. Vlug, juffrouw !
Vlug !
Met Waterstaat. ? Enorm, enorm!
Wat enorm is ? Dat Het er is ! !
Wat het ? Welk Het ? Het !
Het ! ! !
Hoera! Het ! ! !
Of ik stapelgek ben 'i Ja. van
louter blijdschap. Om Het !
Snapt u het niet 'f Begrijpt u
niet waar ik het over' heb ?
Het dat is ..Het" ! Er is maar
een Het" !. .
Neen , geen kind van me. Eerder
een kind van u !
-- Wat hebben wij er niet naar uit
gezien ! Jaren en jaren en nu is Het
er!
Vijftien jaar geleden y.ijn wij er
al over aan het malen geslagen. Toen
had Het, er al moeten zijn !
Ja, ja, steeds weer worden wij
met een kluitje in het riet gestuurd.
Ja. in het riet van het
Merwedekanaal. Wordt Het. u nu duidelijk ?
Ku teen kwam die aardige baas
daar te zitten waar u nu y.it. Eon
charmante baas. En vol moppen. Een
kunstenaar in het uitstellen.
Natuurlijk is dat in een minister
een groote kunst maar je moot het
toch niet te lang volhouden. Kri wij
stonden te springen naai- Het !
En toen alles klaar was. naar
wij dachten, kwam ei- een ander met
weer een ander Het en daar lag alles
weer. Kri weer aan het overwegen.
? En net toen hij -/«u beginnen te
overwegen, kwamen de verkiezingen
en bleek hij over te wezen.
- Nu duurt, het nog acht jaar.
zeiden wij onder elkaar. Want er zal
wel weer opnieuw moeten overwogen
worden.
Natuurlijk. Waar bleet' anders
de verantwoordelijkheid. Maar het
duurde ons toch al lang genoeg. Eri
nu !. . . .
Ja, ja, nu lees ik in hot
Hp^ndelsblad dat Het er eindelijk is. dat, Het,
't Departement verlaten heeft. O, als
het mi maar niet zoek raakt.
Het ! Het ! Het, wetsontwerp
Amsterdam-Boven-Uijn ! Dank, Ex
cellentie, dank ! !
Precies en alles nu goed gaat.
dan over vijf jaar de eerste spa in
den grond ! Hoera ! Hoera ! Hoera !
.... En dan kan de Kamer het nog
verwerpen ! Tralala ! TralpJa !