De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 17 mei pagina 5

17 mei 1930 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 17 MEI 1930 Bij den dood t^m Mr. F. J. Teekening voor ^dèGröetièAmsterdammer" door L. J. Jordaan f. P Het licht dat verdween DE S.D.A.P. treurt om het overlijden van haar stichter, van den .man, die een menschenleven lang aan het hoofd van de partij heeft gestaan, die zijn carrière voor haar heeft opgeofferd, voor zijn politiek beginsel met zijn familie en zijn vrienden heètft gebroken, die zich aan het hoofd der ver drukten heeft gesteld, toen de kans op succes uiterst gering was en die de partij tot overwinningen heeft gevoerd, die op het tijdstip, dat hij tot haar over ging, in zijn stoutste verwachtingen niet gedroomd konden worden. En met de S.D.A.P. heeft heel Nederland gisteren een afscheidsgroet gebracht aan den staatsman, wiens vlammend woord in politieke vergade ringen de massa tot vervoering wist te brengen en wiens klemmend pleidooi in 's lands vergaderzaal de besten in den lande dwong tot nauwkeurige nadere overweging van hun beginselen, die niet met de zijne strookten. H Wie Troelstra voor het eerst in het openbaar hoorde spreken vroeg zich in het begin van zijn rede met verbazing af, waaraan deze redenaar zijn reputatie had te danken. Het begin van het betoog was somtijds weinig verzorgd. De feiten werden aanvankelijk zonder logisch verband en zonder er veel nadruk op te leggen bijeengebracht. Doch langzamerhand kwam de spreker tot meer dere volmaaktheid. Wat aanvankelijk verward en zonder eenig verband scheen, paste in elkander. Aan een beschrijving van de feiten sloten zich de beschouwingen van den redenaar aan. Met den spreker kwam geleidelijk het publiek in vervoering. Wie het niet met den redenaar eens was en tot taak had met hem in debat te treden, moest zich met alle krachtsinspanning aan den draad van zijn eigen betoog vastklemmen, om niet zijns ondanks in den woordenstroom te worden meegesleurd, en ieder houvast te verliezen. Dat is het beeld van Troelstra den volksredenaar, dat medestanders en tegenstanders, die hem ooit in het openbaar hebben hooren spreken, nimmer zullen vergeten. De theorie, die de S.D.A.P. nog altijd officieel huldigt, leert, dat er twee klassen bestaan in de maatschappij, die door de economische omstan digheden tot den strijd met elkander worden gedwongen: de heerschende klasse der bourgeoisie en de verdrukte klasse der arbeiders. De S.D.A.P. wil door den klassenstrijd de verdrukte klasse tot heerschappij over de bourgeoisie voeren. Van huis uit behoorde Troelstra niet tot wat hij en zijn geestverwanten de arbeidersklasse noemen. Zijn opvoeding en zijn beroep dreven hem niet in die richting. Het was zijn overtuiging, omtrent hetgeen rechtvaardig was, die hem dwong mot zijn klasse en met zijn verleden te breken en het voor de arbeiders op te nemen. Doch de eigen daad van zijn verzet is de ontkenning van de officieele leer, die door zijn partij en door hemzelf wordt gehuldigd. Zijn geheele leven is een bewijs, dat de klassenstrijd niet bestaat in den scherpen vorm, waarin hij door de S.D.A.P. wordt verkondigd en dat het niet altijd de economische omstandig heden zijn, waaruit de ideeën voortvloeien, doch dat somtijds de ideeën van een enkel individu in staat zijn de economische omstandigheden te be nvloeden. Doch zelfs, wie Troelstra's leer onjuist acht en wie bovendien rekening houdt met de fouten, die hij ook naar het oordeel van zijn medestanders heeft begaan, ziet met eerbiedige bewondering terug op dit menschenleven, dat thans is beëindigd, omdat geen enkele bestrijder van zijn leer en niemand, die zijn daden critiseert, ook maar n smet kan werpen op zijn karakter. Van weinig dingen kunnen wij menschen zoo zeker zijn als van dit: dat wij fouten zullen begaan. in onze redeneeringen en daden, die afkeuring ver dienen. Volmaaktheid in deze opzichten is voor geen mcnschenkind weggelegd. En dit is het eeuige, dat wij kunnen wensehen. Dat aan ons graf kan worden gezegd, wat van Troelstra kan worden getuigd: ook wie zijn over tuiging niet kon deelen, wie zijn daden critiseerdp, heeft aan zijn goeden trouw nimmer getwijfeld. A. C. JOSEPHüS JITTA

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl