De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 24 mei pagina 12

24 mei 1930 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 24 MEI 1930 No. 2764 U-H, Dramatische Kroniek door Henrik Scholte Rott. Hofstadtooneel: Aan den Klauwen Donan, door Oesterrelcner en Geyer DB tijd is weer daar, dat op het tooneel, als op een'-burgerfeestavondje de zware stoelen aan ' 3cant gezet worden en de beentjes van de vloer gaan, en zij, die het ondankbare ambt van theater directeur vervullen, op zoek zijn naar allerhande ?wissewasjes en nietsigheidjes, waarmee men het publiek tusschen 8 en 12 (zomertijd) aangenaam bezig zou kunnen houden. Op de requisietenzolder ligt het zwaard van Shakespeare weer broederlijk naast débordpapieren stralenkransen van Lucifer ?en de verslaggever moet zich weer rekenschap geven van het fijne verschil van een zaal die,,davert "van den lach" of een, waar alleen maar dolle "vroolijkheid" heerscht. Louis de Vries mocht dan zoojuist nog den goeden van Riemsdijk eeren met een ditmaal zeer verdien stelijke vertooning van schrijvers beste werk, Pro Domo", dit heeft op de affiches toch al weer plaats gemaakt voor het vanouds beroemde meisje, ?wier onfatsoenlijke" dagen langzamerhand wel met eenige decimalen van 4 vermenigvuldigd kun nen worden (intusschen, welk een buitengewoon knappe typeering blijft deze geheel op het eind ver schijnende Vorst Ebermarkl). En in de Plantage Maria Orska, <de dezer dagen op zoo tragische wijze overleden ?actrice, die ons land vooral kent uit haar rollen in Erdgeist" en Musik" (Wedekind) en in KarusselV' ( Verneuil). moge Fietje Spree haar veelzijdige volkskunst ten toon spreiden in het hier te lang gemiste, hartige melodrama Rooie Sien", wijlen Marius' meester werk, dat iedereen -?? al of niet volkstooneel minstens eenmaal gezien moet hebben. Maar over net algemeen werpt men toch ballast uit om maar in lichtere lucht te komen en al die allround-spelers, die nog op eenig bonisseurs-talent bovendien kun nen bogen, doen weer opgeld. Men schreeuwt om Amusement. Nu is ons tooneel er niet naar om drie uur lang charme te,geven zonder iets van belang te zeggen «n als men er al eens in slaagt de hand te leggen «m zoo'n petit rien", dat op den Franschen boule vard in figuurlijken en letterlijken zin goud waard is, dati nog speelt men het meestal met zulke zware cothuriïen aan, dat de planken er van buigen. Of ?wel hetfmoet iets zijn, dat zijn succes dankt aan «en charge of een onsmakelijkheid, die voor reke ning blijft van de acteur of de actrice, die het meent te kunnen durven. Het is daarom, dat ik met zooveel innig genoegen het stukje met dien operette-titel signaleer, dat van der Lugt ons deze week voorzette. Een stukje, volmaakt onbelangrijk en spoedig vergeten. Maar keurig van allure en keurig geserveerd. Het stukje komt uit een jonge Weensche fabriek, die voorloopig nog kwaliteit houdt in het werk, dat zij aflevert. Van het oude Oostenrijk hebben zij die makkelijke en niettemin pittige dialoog. die uiterst charmante wijze om een delicate situatie tot het (nimmer bittere) einde toe te savoureeren, kunnen afkijken en zij hebben uit een overigens vrij conventioneel hofschandaaltje tooneel weten te puren, dat de bordjes schneidig" en fesch" kan uithangen zonder dat men bang hoeft te zijn voor een surrogaat. En wat het spel betreft, in zijn elegante entourage en zijn^orgvuldige r_egie, ziehier nu eens een aarts hertog .gespeeld, die een aartshertog had kunnen zijn, een dikke ober, die een ober was, en een meisje, dat speelde of zij nooit meer iets anders zou kunnen zijn dan juist dat meisje, in die jurk en metdie heerlijke uitdagende gevatheid, die wel een goed deel tooneelroutine moet verbergen om zoo natuurlijk en lieftallig te zijn. Het waren resp. van der Lugt, Roemer en Annie van Es. Zij speel den, vooral de twee eerste van deze drie acten, dat soort tooneel, dat alle wetten der zwaartekracht verbreekt zonder n oogenblik in de klucht te vervallen. En men komt in de verzoeking om met iets meer nadruk dat halfgeblaseerde aanwendseltje van den verliefden aartshertog na te zeggen en na elk van deze tallooze, fijn en scherp gespeelde scenetjes een blijgestemd Heerlijk, heerlijk" mee te mompelen. BOEKBESPREKING Schoonheid en Samenleving door AlbertHahn Sr. Amsterdam, ..Ontivikkeling. Het is waarlijk geen fraze, wanneer de bezorgers van deze uitgave der geschriften van Albert Hahn zeggen, daarmee een daad van piëteit te verrichten. Voor wie dezen trouwhartigen mensch niet gekend hebben, en Bich van zijn wezen slechts een voorstel ling maken uit zijn machtig prentwerk, moet allereerst de toon van deze rustige en gemoedelij kbetoogende geschriften een openbaring zijn. Voor wie hem kenden is die zelfde toon een herinnering, directer dan zijn teekenwerk, aan een ongemeene en zeer beminnelijke persoonlijkheid. Die per soonlijkheid, zooals vrienden ze kenden, is door R. Roland Holst in zijn Voorwoord met enkele trekken gevoelig geschetst. Ik wil mij dus slechts bezighouden met den mensch die uit deze ver zamelde artikelen spreekt. Naast een buitengewoon karakter schiepen buitengewone levensvoorwaar den, schiep een buitengewone tijd dien mensch, zoo als zij hem hier zien, en wanneer, zooals Roland Holst zegt, zijn leven op het goede oogenblik voor hem werd afgebroken, dan is daarom des te meer waar, dat wij zijns gelijke niet meer zullen zien. In Albert Hahn, zooals hij in dit boek leeft, en voor nog velen een onbekende zal zijn, hervindt men den democraat-kunstenaar die een dertig jaar geleden jong was, op het zuiverst en schoonst. Een figuur, thans volkomen onbestaanbaar, met de waarachtige illusie de kunst tot het volk en het volk tot de kunst te kunnen brengen, evenwel zonder pedantisme noch profetenwaan, en evenzeer zonder demagogie, met een wakker oog voor de goedbedoelde dwaasheden ook in eigen kring en een gul-geestige pen om ze te signaleeren, met een kalm vertrouwen in eigen onderscheidingsvermogen en met welk een moed ! Met den moed om het oude lief te hebben, met den moed om het moderne leven in zijn algemeen heid te aanvaarden en toch de kunst die zich als de tolk daarvan opwierp, af te wijzen (de ismenschilders, die in een handomdraai een nieuwe toekomstkunst willen maken) met den moed om ironisch te zijn.... Hij schreef moeilijk, zegt zijn zoon.Het blijkt niet uit zijn voortreffelijken, helderen en eenvoudigen stijl, maar hoeveel te meer moeten wij de energie en het idealisme bewonderen van den man, die zoo dikwijls door ziekte verhinderd om de kunst uit te oefenen die voor hem, zoo ooit voor iemand, een roeping was, nog gelegenheid vond om deze degelijk voorbereide, duchtig doorwerkte, voortreffelijk gebouwde artikelen te schrijven. En niet minder den drang, die in hem was, om deze dingen te zeggen ! De meeste dezer artikelen zijn breed opgezet. In dat laatste, onvoltooide, over de brieven van Vincent van Gogh, grijpt hij zoover terug in de cultuurgeschiedenis en de geschiedenis der kunst, Teekening voor de Groene Amster dammer door B. van Vlijmen JACK HYLTON die met zijn band een tournee, die den omvang van een zegetocht heeft aange nomen, door ons land maakt. Te Amster dam concerteerde hij op briljante wijze in het Concertgebouw. Zijn afscheidsvoorstelling geeft Hylton's band Zaterdag a.s. in het gebouw Carréte Amsterdam. Het door hem geplaatste bijschrift onder bovenstaande caricatuur is een opdracht aan onzen teekenaar Bernardvan Vlijmen. dat men niet geheel voelt waar hij heen wil. Ongetwijfeld zou hij evenwel den draad van zijn betoog ongemerkt weer hebben opgenomen. Hij was niet een dier schrijvers, zooals er sedert meer en meer zijn gekomen, die beginnen zonder zelf te weten waar zij zullen te land geraken, die helaas dikwijls terecht?-meenen, dat zij ,de specialisten, al indruk genoeg maken als zij maar iets verteld hebben wat de lezers nog niet weten. Hahn was voor zijn lezerskring specialist; hij ging altijd weer uit van de veronderstelling, dat zij niets van zijn onderwerp wisten; hij liet zich altijd leiden door het trouwhartig plichtsgevoel, dat zich verantwoor delijk achtte voor wat zij uit zijn woorden haalden. Hij nam de pen niet op zonder het doel, een ver worven meening te doen ingaan. Hij gaf objectief en zakelijk andere meeningen weer, alvorens met de eigene voor den dag te komen. Hij putte het onderwerp naar alle kanten uit, en in wat soms uitwijding scheen, sprak zijn overtuiging altijd mede. Zoo staat dit werk, ondanks den populairen, somtijds gemeenzainen vorm, ver af van journalistiek; even ver als van vakliteratuur. Hij bereikt in zijn eerste artikel, over Kunst en Machi ne, zonder van zijn lezers iets anders dan ont vankelijkheid te eischen, een goed, beknopt beeld van de ontwikkeling van het ambacht; 'lij geeft in Nieuwe-Kunstmakers" een even vakkundige als voor den leek begrijpelijke waardeering van de oud-Hollandsche schilderkunst. Het is onvermijdelijk, dat in het betoog van dezen geestdriftigen partijman, weieens een verband gelegd werd, dat wij althans nu niet meer als hecht en logisch voelen. Dat tusschen de sociaal-demo cratie en het werk van M. W. van der Valk bijvoor beeld doet ons niet meer als ongezocht aan. Doch, ook hierin ver van het demagogische, schijnt hij daarin, zoo natuurlijk en menschelijk, voor zichzelf zijn voorliefde te willen verklaren, eerder dan zich te willen beroepen op die bewustheid" waarmee hij zelf op zijn tijd den spot wist te drijven. Er bestaat echter een gevaar" zegt hij, naar aan leiding van een boekje over schilderijen-zien ..dat door deze populaire geschriftjes een schare van \vould-be-kunstkenners wordt gekweekt." COKNELIS VET H

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl