Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 24 MEI 1930
No. 2764
Schopenhauer's Aphorismen van Levenswijsheid
bewerkt door Gharivarius
DERDE DEEL. MEN ZEGT
I
Het veel te zwaar gewicht, dat men gewoonlijk hecht
Aan 't oordeel van. 't publiek, aan 't wat-Men-van-u-zegt,
Die zeer verbreide fout toont onweerlegbaar aan,
Hoe ver de menschen van de ware wijsheid staan.
Ik aai een poes zij spint. Ik streel een lam het blaat.
Ik vlei een mensch een lach verschijnt op zijn gelaat,
Gelijk ik even snel zijn boozen blik verwek.
Indien ik zijn voortreflijkheid in twijfel trek.
Verwant zijn mensch en dier, in lichaam en in geest:
De mensch, zei Franklin, is een werktuigkundig beest.
II
Wat zal Men zeggen?" Deze vraag rijst allereerst;
Dit is de kwestie, die ons handelen beheerscht.
De stem van eigen smaak of rede wordt versmoord
Door 't afdoend argument: ,.Dat doet Men zoo. Dat hoort.
De bronnen van geluk, die 'k reeds ter sprake bracht,
De echte schatten, worden minder waard geacht.
Het wat-Men-van-u-zegt, zoo neemt de massa aan,
Dat is de ware quintessens van ons bestaan.
Het striemt gelijk een zweep, het knelt gelijk een klem,
Het combineert de taak van drijfveer en van rem.
III
Toch toont reeds 't oppervlakkigst onderzoek u aan,
Hoe deze twee factoren tot elkander staan:
,,Ik ben" is uw terrein ,,hij vindt" is zijn gebied,
Dit komt dus hierop neer: zijn oordeel raakt u niet
Behalve voor zoover de meening van dien man
Zijn houding tegenover u verandren kan:
En als gij, hoe dan ook, van hem afhanklijk zijt.
Dan richt g' u naar den eisch van zakelijk beleid.
Geen waarde inzichzelf heeft wat-Men-van-u-denkt,
Wel nut, indien uw goede naam u voordeel schenkt.
IV
Indien gij deze diepe waarheid wel beseft.
Dat wat een ander denkt, niet u, maar hem betreft,
Dan laat u blaam en lof der waereld ongedeerd.
In trouwe, als gij 't menschdom beter kennen leert,
En opmerkt, wat zijn oordeel in den regel leidt:
Vooroordeel, dwaalbegrip en oppervlakkigheid.
En voorts hoe vaak die Men, onbillijk en onjuist,
Den imbeciel vereert, den man van geest verguist,
Dan voelt gij dat wie 't acht, of Men hem laakt of prijst,
Aan 't vulgus inderdaad onmatig eer bewijst.
V
Wat is de groote hoop erba-melijk banaal.
In denken en in doen, in humor, smaak en taal.
Eenvormig als de kleeding, woning en dieet,
Is 't innerlijk bestaan van wat de wereld heet.
Wie maar in iets van 't vastgestelde dogma wijkt,
En voorval, feit of mensch door eigen bril bekijkt.
Wordt onverwijld verklaard voor gek of voor fantast,
Voor iemand, die niet goed in nette kringen past.
Wie, die zich respecteert, /.al dan voor zulk een Men
Vrijwillig afstand doen van 't fier besef ,,Ik ben"?
VI
Een sterfgeval. Een chef. een leider, een patroon.
Een advertentie van zijn weduw of zijn zoon
Vermeldt liet in de krant. Dat is natuurlijk goed.
Omdat, je zulke dingen eenmaal weten moet.
Maar vlak eronder komt er dan een lange rij.
De zwagers, 't personeel, 't bestuur der maatschappij,
Plechtstatig kondschap doen, in letters vet en groot:
De weeuw heeft niet gejokt, 't Is waar, de man is dood.
Ken ridicuul gebruik, .luist. Dit ontken je niet.
Maar wat zou Men wel /.eggen, als je dat eens liet i'
VII
Een onderneming heeft een jaar of wat bestaan.
En moet, dat spreekt vanzelf, aan 't jubeljeeren slaan.
De nationale kwaal. Dat is tot daar aan toe.
't Is voor reclame goed. Dus viert men feest. Maar hoe'"
De andre zaken zenden bloemen naar 't kantoor
Voor duizenden. Dat gaat den gaiischen morgen dooi'.
Liefdadigheid vangt bot. Maar bij een huldiging
Ligt goud voor 't grijpen klaar. Zelfs voor een zaak, een ding.
In Indiëgedijt die malle mos het best,
Maar waar wordt Men gevreesd als in ons wingewest 'i
TELEFOON
door Cel 2
Juffrouw, de Ennes, alsjeblieft.
De
Edua?d-Nico-Nico-Sebastiaan!
Juist, juffrouw, de
Nederlandsche Spoorwegen.
Neen, niet over deKleine Dool
hof".
Noemen ze dat ding dan bij u
soms een Gids"?
Welke afdeeling? Geeft u me
maar die van de verloren voorwerpen.
Dank u. ... Met den chef van
de ,,Verloren Voorwerpen"?
Bergt u al de dingen, op die ver
loren raken?
Ook die de Spoor zelf verliest ?
Wat ik bedoel? Bijvoorbeeld de
verloren kansen van de N.S.
Noemt u dat geen verloten kans
als je een spoorlijn hebt die de grootste
stad van het land verbindt met de zee
en je laat hem zoo goed als
ongexploiteerd ?
Ja. meneer. De kans van de lijn
Amsterdam?Zandvoort moet ergens
bij u liggen, tusschen de vergeten
paraplu's en de nooit opgevraagde
muziektasschen.
Ja, meneer. Een lijn met een
achterland van zeven en een half
honderdduizend mensehen van wie er
minstens vijf maal honderdduizend
a?jn het springen sta "Mi op warme
avonden om een luchtje te scheppen
aan het strand en je laat ze thuis, je
doet niet de minste moeite om die
honderdduizenden klant jes binnen het
half uur te brengen waar ze wezen
willen!
Twintig minuten, meneer, een
half uur van zee en strand!
De zuurstof en de ozon zoo voor
het grijpen, om nog maar niets te
zeggen van de voeten die gebaad
worden en die onthoudt uw maat
schappij aan heel de hoofdstad!
Ja, meneer, laat u die juffrouw,
die haar jarretel komt terug vragen,
die zij in den trein verloren heeft, maar
even wachten. Daar ligt op nog geen
dertig kilometer van de stad een plas
gezondheid, daar ligt een clientèle
die niets liever verlangt om bediend
te worden, goedkoop en snel, en daar
is een spoorwegmaatschappij voor wie
het een klein kunstje moet zijn om een
dienst in te richten om de tien minu
ten
Maar meneer! Slaat u uw ..Kleine
Doolhof" eventjes op bij bladzij 3 en
wat ziet u daar? IJe dienstregeling
tusschen Rotterdam en Schiedam en
waarom kan de X.S. de Rotterdammer
wel om de tien minuten voeren naar
Schiedam, maar de Amsterdammers
niet naar het zoo veel gezondere
Zandvoort?
De Gooierskinderen vervoeren
jullie wel in de middagtreinen in een
soort beestenwagens, dus zoo erg zal
jullie geweten niet knagen als je ook
de Amsterdammers een beetje hard
laat zitten en schommelen.
Breng het over, meneer, en kijkt
u nog eens goed ot' op de bovenste
plank niet de verloren kans Amster
dam?Zandvoort ligt. Tot van 't zo
mer, meneer, in liet gemengde bad!... .