De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 31 mei pagina 10

31 mei 1930 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

NEBERL. EN BUI Surrealisten op de Onafhank Wiegersmt SGHILDERKUNSTKRONIEE Manibour H. Wiegersma te Denrne Het is het eigenaardige bij sommige schilders, dat hun bekendheid en hun roep zich ontwikkelt buiten de kunst genootschappen, en soms zelfs buiten den kunsthandel om. Het Stedelijk Mu seum te Amsterdam is dezen eenigszins hun tot hulp, ik heb reeds meer keeren daarop geduid. Vroeger, onder het bestuur van me j. Plate en mej. van Stolk was dit ook het geval bij den Rotterdamschen Kunstkring,maar een enghartiger beheer of bestuur, niet zoo meer op de hoogte of te schichtig ten opzichte van. de openbaarheden der kunst, heeft dezen kring zeer veel van zijn belang ontnomen; het past een kunstkring niet het nette" te zoeken' maar het wezenlijke; het is geen baakbestuur dat hier zijn inzichten heeft te laten gelden, maar de eerbied voor het hartstochtelijk en het voort-gedrevene gelde hier bovenal. Wiegersma's werk zal tot bekend heid komen buiten den kunstkring Zijn hart b.v. om,buiteji de kunst genootschap pen (het be stuur daarvan zijn dik wijls ophoo pingen van ,,opvattin gen ")hetMuseum te Am sterdam is voor zijn kunst de aan gewezen tentoonstellingszaal, en de verdediging van zijn waarde is een plicht (én der vele) van de be voegde critici (die zijn er!). De vraag is dadelijk: heeft het werk van Wieger sma dan waarde ? Het heeft voor mij ongetwijfeld waarde, en ik ben niet in 't minst bevreesd, dat die waarde ook zal doordringen tot hen, er nog mee onbekend, en dat het hen, die weerstreven, zal overwinnen. Want wat is er in dit werk, dat het bovenal waarde geeft? Het is de persoonlijke uitdrukking van een diep, psychologisch inzicht: het formeert zijn gestalten op een groote manier, die den inhoud recht doet weervaren. WTanneer wij dit kunnen erkennen, moeten wij nood zakelijk bekennen, dat hier een be langrijke serie werken ontstond, waar van geen een ooit tot die hulpelooze kwaliteit verviel, die het oordeel ver schrikt, en de zekerheid onmiddelijk doet wankelen. Het werk bestaat hoofdzakelijk Paul Vézelag Landschap uit figuur, die als een gedacht" portret kan gelden, het is dus een formeele uitdrukking van een bepaalden geestes-staat", maar waartoe een werkelijkheid een mensch" zoo goed als zonder uitzondering om het juist te zeggen den laatsten stoot gaf. Zelfs in de eigenlijke portretten, is deze vertolking nooit afwezig maar de meeste figuren behooren toch tot de eerste groep: En het moet hier on middelijk er bij gezegd worden: deze problemen zijn nooit buiten, maar altijd in en binnen de schilderkunst ondervonden (anders ware Wiegersma een litterator, geen schilder!). Wat hij in 1930 geschilderd heeft (over de teekeningen straks) zoudt ge de groene periode" bij Wiegersma kun nen noemen; op n uitzondering dadelijk na. En dat is zijn Drinker" uit dit jaar. Het is een van kleur zeer levend werk, de dvinker, die zijn glas met uitgespreide vingeis vasthoudt, is in 't rood gekleed. Hij zingt hij weet en kent niets meer dan de groote wellust van den drank. De rest telt niet, bestaat niet; het drinken bracht hem een toomelooze, sinistere ont roering ; het is het demonisch moment van den drinker. Hij is de hoofd figuur van het schilderij, maar er is nog n figuur op dit schilderij, die het werk een wrangere psychologie geeft zonder welke ik mij dit werk niet kan denken. Rechts op het schil derij, achter dus en boven den drinker, ziet ge een vrouwefiguur, een silhouet voor een uitkijk uit de kamer, voor een open deur, waavachter ge weer door wat de schilder er schilderde, ge een tuin en boomen vermoedt. Deze vrouw komt in haar overgegevenheid aan den man naar den dviaker toe; zij is in haar heele wezen en wezentlijkheid de sloof, die niets kent dan, den wil en de dem jnische lust van haar man. De kleur van het geheele werk; het openbare rood van den man en de duistere kleur van wat achter den kerel is, maken dit schilderij tot een psychologisch moment van groote beteekenis, dat groot gehouden ruim werd geschilderd. De Vreter" een vertolking .in schilderkunst, van de vraat lust is veel minder dan de Drinker. Ook dit werk is uit 1930, maar noch is de hartstocht van dien vretende zóó toomeloos. god en aardevergeten, gegeven als bij den Drinker, noch is de kleur zóó eigen, noch is de compositie (a la Rembrandt) de groote vent met in den rechterhoek een kind zóó oorspronkelijk. Evenmin is dat als kleur het portret van Pieten met de baret, ofschoon daarop n detail is, de twee kwasten die einde van het koord om den hals, van voren midden op de kleeding hangen. Het was eenvoudig te zeggen: wordt hier de nadruk niet te veel geleden op een détail? Maar er zijn werken, waarop in een détail, een kleine bizonderheid ge 't duidelijkst een trek erkent, elders minder openbaar en dat is hier bij Wiegersma een kracht van innigheid! De tegenwoordige groene" periode Miro van het werk van Wiegersma. dus van den tijd, waarover wij nu schrijven, is duidelijk inden Algerijn" (met den open groene jas), Het olijvengroen van deze jas is n der bekoringen van. het schilderij evenals het breede licht op 't voorhoofd van dit wilde gezicht; een groen" is eveneens belangrijk bij den man, die tegen een witten muur, en pal van voren gezien, zijn. zeis zit te wetten; een groen" her vindt ge op den Lezer (en face) met het perkamenten boek, maar het rijk ste voorbeeld van deze lust tot het groen" is toch het portret van Me vrouw Jeanne Xijs, die op dit werk lijkt op een joodsch herdertje, diezijn schapen verloor, en die in de verte staart. Dit portret, naar de natuur geschilderd, is een der beste die ik van Wiegersma ken, ge zoudt zeggen: de groote vorm van den kop is toch van teederheid vervuld. Het is een zwavtharigc jonge vrouw, wier hoofd groot staat ophetdunnelichaam. Een zware schaduw is onder de oogen; het geheel is niet uitbundig, maar eer vol van een melancholie, die geen rijk

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl