De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 31 mei pagina 13

31 mei 1930 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 31 MEI 1930 v B'; Uit: Dovjenko's Arsenal BIOSCOPY door L. J. Jordaan Slot van het Liga-seizoen DE Filmliga besloot met deze achtste voorstel ling haar derde seizoen en nam afscheid van haar leden tot den komenden winter, om het nieuwe campagnejaar in te gaan. Het vierde! Wie had dit durven voorspellen, toen uit het min of meer opgewonden standje (men was nog jong destijds, evenals de film zelve!) rondom Pudowkin's Moeder" de merkwaardige beweging ont stond, waaruit de Nederlandsche Filmliga ge boren zou worden? Wie had durven vermoeden, dat het wonderlijk conglomeraat van. studenten, burgers, journalisten en kunstenaars zonder scherpomlijnde beginselen zonder een vast plan 'de campagne begonnen drie jaar lang zou stand houden? Het zou tegen het karakter der Liga indruischen om niet met de uiterste voorzichtigheid de be grippen strijd", idealisme", kunst" en der gelijke schoone zaken te noemen in verband met haar werkzaamheid. Nuchtere bezinning en critische beschouwing heetten dekoudwaterstralen, welke de jonge vereeniging reeds aanstonds richtte op de min of meer heetgelooopen vervoering deitoenmalige bioscoopdialectiek. Het jeugdig intellect, dat zijn stempel van den aanvang af op deze bewe ging drukte, was noch sentimenteel, noch bijster ge xalteerd uitgevallen en de drommen, die gaarne smullen aan klinkende leuzen, gingen haar deuren onaangedaan voorbij. Vandaar waarschijnlijk het odium select" en snobistisch", dat promptelijk op haar werd geworpen, van de zijde, die in tegen overgestelde richting pleegt te werken. Neen men kan niet zeggen, dat de Filmliga zich be ijverd heeft, om de algemeene symphatie te ver werven: wie kwam d.w.z. zich gedrongen voelde om te komen, was welkom de contributie was zoo laag gehouden, dat practisch iedereen kon toe treden. Wie er geen zin in had, die moest maar wegblijven. De propaganda der Liga-idee wierp zich zonder aarzelen en bijna uitsluitend op de beginselen, welke zij voorstond: de emancipatie en de critische waardeering van de film. Om den aanwas van het ledental en de daarop gerichte reclame-rhetoriek heeft zij zich buitengewoon ?weinig bekommerd. Men kan dan ook veilig aan nemen, dat het gros harer leden uit eigen beweging twam de meesten uit liefde en belangstelling ?voor het onderwerp, enkelen uit pure nieuws gierigheid. Misverstanden bleven ftiet uit: zij, die ?voor hun acht florijnen minstens acht meester werken per jaar verwachten, of in ieder geval een paar pikante verboden films, keerden zich te leurgesteld af. De kern der vereeniging zag deze vlottende bevolking komen en gaan, zonder merk bare ontroering en bleef zich rustig wijden aan hetgeen haar per saldo vóór alles interesseerde: de film. «HNHBAAIi AGENTES TOOJB AMATEÏI«-t»IBJO-lJITBU8TIÏ« FOTO-SCHAAP & Co. SPUI * A En dit flegmatieke unicum in de geschiedenis van ons vereenigingsleven. begon schier even on merkbaar als onmiskenbaar aan invloed te winnen. Zonder dat zij van haar zooveel-honderste lid en haar zooveelste nieuwe afdeeling het geijkte en gepaste reclamegebruik maakte zonder dat zij zich anders tot de buitenwereld richtte, dan met felle, niets-ontziende critiek en, zoonoodig, met ietwat verlammende polemiek, zag deze weinig expansieve, noch eerzuchtige organisatie haar naam gebruikt als inzet voor een strijd op velerlei ge bied. Die naam diende bij de wonderlijkste gelegen heden en op de minst waarschijnlijkste plaatsen om een type-film aan te duiden, of een zekere geestes richting, of zelfs een bepaalde soort menschen. Men sprak van liga-films", liga-mentaliteit", liga gezichten" . . .Ondereen vlijtig onderhouden trommelvuur van openlijke en bedekte aanvallen, zag zij haar ideeën en zelfs haar terminologie belachelijk gemaakt en ... overgenomen. Dit alles, naar het den schijn heeft, met een gematigde verbazing en een gematigde voldoening van de zijde der Liga zelve, die zich immers met de film bezighoudt. Na al deze bereikte resultaten, heeft de leiding der Liga, voor wie na drie jaar hard ploeteren, de noodgedwongen exploitatie van films alle aan trekkelijkheid moest verliezen, voor de zooveelste maal overwogen of het oogenblik niet aange broken was, om naar de gemakkelijke en veilige plaatsen tusschen het publiek terug te keeren. Zulks bleek niet het geval: de Liga wenschte te blijven voortbestaan. Misschien eer door den drang van een sterke intutïie dan door een verpletterend program". En zoo gaat de Neder landsche Filmliga onbekommerd haar vierde jaar tegemoet . . . zonder finantieelen steun, zonder invloedrijke relaties, zonder synchronische aparaten eenvoudig, omdat zij wil. . * * * Het programma, waarmee het derde Liga-seizoen werd besloten, vormde een hoogst belangwekkend afscheid. Als hoofdnummer figureerde de authen tieke Chineesche film La rose de Pu-Chui". Bij de uitvoerige bespreking te dezer plaatse van de Japansche" film Yoshiwara", werd nadruk kelijk gewezen op het on-oorspronkelijke Westersche karakter dezer film en betreurd, dat van het opzichzelf zoo interessante exotische materiaal, geen of bijna geen gebruik was gemaakt. Deze Chineesche film openbaarde zich als het volmaakte tegendeel dier Japansch Hollywoodsche opvatting en als haar nauwkeurig complement. Van de ge raffineerde, Westersche techniek hier geen spoor. In plaats van het slecht geïmiteerde tooneelgebaar der westerlingen, het kostelijke primitieve knikken en buigen der mongoolsche pagodebeeldjes. In plaats van het zakelijke, regelmatige scenario der Westersche film een ongegeneerde uit voerigheid: de Chineesche etiquette ziet op geen kwartiertje en zoo waren wij tot onze geamuseerde verbazing getuigen van eindelooze begroetingen, plichtplegingen en strijkaadjes. De indeelitig der karakters" was ook volmaakt on-westersch. Een held, die met alle geweld sympathiek" en be wonderenswaardig moet zijn, blijkt in de Chineesche code nog niet te zijn opgenomen. De jeune pre mier valt over huishoudelijke voorwerpen als de minst aanzienlijke komiek en het mangelt hem op het critieke moment ten eenen male aan den gebruikelijken moed. De massa-regie" is vaneen verrakkelijke ongereptheid: de roo verbenden en regel matige troepen drukken hun emoties uit door hard loopen en het schutterig zwaaien van lansen. De aanvoerders hebben niets menschelijks zij zijn in hun marionettenbeweeg van levende wajangpoppen, slechts simpele, maar krachtige sym bolen. De mongoolsche strakke maskers, die gelijk ik reeds vroeger schreef zich niet leenen tot fijn gedifferentieerde en genuanceerde gclaatsplastiek worden nimmer tot dat doel misbruikt. Zij vertoonen op het juiste moment, de vereischte elementaire expressie, als de maskers der ritueele dansen. Dit alles nu verleent aan deze film, die zoo klaarblijkelijk tot een andere mentaliteit wenscht te spreken dan de onze, een allermerk waardigste eigen atmosfeer, welke de vertooning tot een der belangrijkste van het afgeloopeii jaar maakte. Vooraf gingen een paar kleinere films, behalve een niet onvermakelijk tudetje van Willtm Bon uit wat journaal-materie. De eerste Nogent-surMarne" van Marcel Carnéwas oen vlot, wat on-per soonlijk bewegingsexperiment in den geest van Richters' Renn-sxmfonie" en Franken's,,Jardin Uit: Dovjenko's Arsenal du Luxernbourg". Als eerstelling ongetwijfeld frisch en knap werk, maar van een genre, dat wij nu wel zoowat kennen. Pretentieuser was von Barsy's Hoogstraat" maar ik kan niet zeggen, dat dit werk aan de verwachtingen van den, in ex centrieke karakters aangekondigden sub titel: een absolute film" voldeed. Mijn voornaamste be zwaar is wel de monotoniteit der realisatie in tempo en camera-instelling. Er zit geen stijging en geen hoogtepunt in rythme en beweging snijden voortdurend hetzelfde horizontale vlak van nuch tere, passielooze waarneming. Wie zich het prach tige aanvangsmotief van Ruttmans Berlin" herinnert, waarop deze film geïnspireerd is en in zijn gedachten terugroept de openwaaierende deuren van machineloodsen, garages, fabriekspoorten, kantoorlokalen, welke het ademklemmende cresendo van het in grandioze synthetische visie geziene grootestadsleven inzet die voelt dat de blik van den dichter en die van den knappen operateur twee verschillende werelden bestrijken Tot slot het belangrijkste van het programma ? een paar flimfragmenten door enkele Russische cineasten aan Ivens afgestaan. Fragmenten in het algemeen hebben dit vooropgesteld een gansch eigen bekoring. De fantasie van den toe schouwer vult misschien onbewust het ontbre kende aan de indrukken zijn korter en daardoor heftiger de zware eisch, om de voleindiging tevens tot een bevrediging te maken, wordt niet gesteld. Het is do vraag, of de beroemde torso in vol eindigden staat even imposant zou blijven en stellig heeft Schubert nimmer een symphonie zoo op tijd beëindigd als de Unvollendete". Maar wat doet dit alles er toe, wanneer wij tegen over fragmenten staan, die ons dermate over mannen en ontroeren als deze stukken uit Arse naal" van Dovjenko en Der Elfte" van Wertov? Welk een donkere, brandende dramatiek welk een demonische hartstocht in die tragische, bijna spookachtige fusillade! Als visioenen uit een wilde fantasmagorie verrijzen de gebonden ge daanten der slachtoffers voor onze oogen zicht bare kreten van een gefolterde menschheid, op klinkend tot een helsch, kreunend accoord. En daartusschen de man met het pistool een obsessie, wurgend onafwendbaar, als de kozakken in den Potjamkin". En het wonder der uit elkaar schui vende vlakken in Wertov's documentair"! En de ontzettende Lachgas-aanval"! Waarlijk zoo ooit. dan worden wij hier weereens herinnerd aan de grootheid van waarachtige filmkunst. Wij weten opeens weer, dat wij inslapen dat wij vriendelijk ja-broeren in de narcotisoerende middelmatig heid der klankfilmproductie. En wij schamen ons voor onze toegevendheid ten opzichte van Lief desparades" en ..Melodieën des Ilerzons". . . .! Wanneer zal do FlM-film den riskanten strijd tegen de amusemontsproductie aandurven on ons deze werken in hun geheel vertoonen?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl