De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 31 mei pagina 15

31 mei 1930 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 31 MEI 1930 M,-v *-% f. P Werkloosheidszorg door W. Drees DB kentering in de economische conjunctuur, die in het najaar van 1929 in Amerika tot uiting kwam in een financieele crisis, werkt in steeds wijder kring door. Naast verminderende industrieele bedrijvigheid, teekent zich af een scherpe prijsdaling van agra rische producten, die den akkerbouw in een nood toestand brengt, welke ook daar tot inkrimping van het aantal arbeidskrachten zal prikkelen en bovendien op den duur op andere takken van bedrijf ongunstig moet inwerken. Weer gaapt een klove tusschen de bijna onbe grensde productiemogelijkheden, door de moderne ?wetenschap en techniek in het leven geroepen, en de beperkte koopkracht der massa. Weer zien wij het paradoxale verschijnsel, dat de overvloed zelf de ellende van velen verergert. De menschheid, die de natuurkrachten in toenemende mate in haar dienst stelt, weet de maatschappelijke krach ten nog niet te beheerschen. Te vreezen is het werd ook in de Tweedo Ka mer bij het werkloosheidsdebat naar aanleiding van de interpellatie-de Visser van verschillende kan ten uitgesproken dat ook in ons land de werk loosheid, die de laatste jaren belangrijk gedaald ?was, weer zal toenemen. Regeeringsmaatregelen tot verruiming van de normale werkgelegenheid, hoezeer ook, voorzoover mogelijk, de beste vorm van werkloosheidsbestrijding, kunnen, als inderdaad ?werkloosheid ontstaat als gevolg van internationale economische verhoudingen, niet in korten tijd overwegenden invloed uitoefenen. Protectionis tische maatregelen, als waarop sommigen aan dringen, zouden stellig meer kwaad doen dan goed. Maar zijn dan tenminste, als de ongunstige verwachtingen werkelijkheid mochten worden, de organen, die in de eerste plaats geroepen zijn tot bestrijding van de werkloosheid en haar gevolgen, paraat om den mogelijken schok op te vangen? Voldoen de bestaande regelingen aan de te stellen eisenen ? De vraag kan niet bevestigend worden be antwoord. Ongetwijfeld is in de jaren na den oorlog in ons land een Werkloosheidszorg gegroeid. waar aan beteekenis niet kan worden ontzegd. Groote werken zijn ondernomen, die dienstig zijn gemaakt aan de werkverschaffing nu en tevens zullen leiden tot werkverruiming in de toekomst. De werkloos heidsverzekering strekt zicli uit over eenige honderdduizenden arbeiders. De steunregelingen hebben bij langdurige werkloosheid, als de ver zekering niet toereikte, in den ergsten nood voor zien. . Maar niettegenstaande jarenlang een omvang rijke werkloosheid heeft geheerscht en maatregelen, die aanvankelijk als crisisregelingen beschouwd werden, een vrijwel permanent karakter hebben gekregen, terwijl de bekende golfbeweging der economische conjunctuur nieuwe crisissen in de toekomst kon doen verwachten, is het tot een doel treffende organisatie van de Werkloosheidszorg als een geheel en tot het leggen van een vasten grondslag voor voorzieningen, toereikend ook bij ongunstiger wordende verhoudingen, nog steeds niet gekomen. Dr. van den Tempel constateerde in de Tweede Kamer terecht: De bestaande werkloosheids verzekering, hoe belangrijk op zich zelf beschouwd, voldoet echter niet noch wat het aantal ver zekerde personen betreft, noch wat den uitkeeringsduur aangaat, noch wat betreft de re serves, waarover de kassen beschikken aan de eischen, die een intredende crisis aan de werk loosheidsverzekering zou stellen." Een wettelijke regeling der werkloosheidsver zekering is nog steeds uitgebleven. De vrijwilligheid der verzekering is oorzaak, dat honderdduizenden er buiten vallen. Het niet bijdragen van de be drijven maakt het bezwaarlijk de inkomsten der kassen op zoodanig peil te brengen, dat de uit keeringen, ook bij ongunstige economische verE* Schrijfmacbinebandcl (Alle merken vanaf f 50.-.) COPIEERINRICHTING | TEt. 33400 Wolvenstr.2-4- Amsterdam houdingen, gedurende een voldoenden tijd kunnen worden gegeven. De uitkeeringen zijn in vele gevallen laag. Aan den aandrang, indertijd geoefend door de Vereeniging van Nederlandsche Gemeen ten, om bij voorbaat regelen te stellen, waarnaar Rijk en gemeenten de werkloozenkassen zouden bijspringen in de vakken, waarin naar objectieven maatstaf gezegd kan worden abnormale werkloos heid te heerschen, en langere uitkeeringstermijnen noodig blijken, is geen gevolg gegeven. Men zal nu weer incidenteel, wellicht in overhaasting, moeten beslissen. Reeds doet deze moeilijkheid zich gevoelen voor de kassen in de diamantinindustrie. Ten opzichte van de steunregelingen bestaat verwarring en onzekerheid. Regelingen, die de Regeering oorspronkelijk bedoelde te doen gelden voor beperkten tijd en voor bedrijven, waarin een crisistoestand bestond, hebben in vele plaatsen een algemeen en duurzaam karakter gekregen. Voorzoover de steden betreft, worden zij ook door de hoogere autoriteiten vrijwel ongemoeid gelaten, maar in kleinere plaatsen stuiten soortgelijke regelingen op bezwaren bij Gedeputeerde Staten en bij de Regeering, op grond van den strijd met de Armenwet, die bij blijvende toepassing geacht wordt te ontstaan. Uit het antwoord van Minister Ruys de Beerenbrouck op een vraag, die Dr. van den Tempel hieromtrent stelde, mag worden afgeleid, dat de Regeering, als de werkloosheid inderdaad stijgt, die bezwaren wel zal laten vallen. Zij blijft echter oordeelen van geval tot geval en bestendigt dus onzekerheid en ongelijkheid. De steunregelingen waren en zijn naar mijn overtuiging, daargelaten voor het oogenblik welken vorm men er aan wil geven, onmisbaar en zij gaven eer te weinig dan te veel, maar dat zij een zoo grooten omvang hebben gekregen, is een bewijs te meer van de ontoereikende regeling van den meer normalen en beteren vorm van Werkloos heidszorg, de verzekering. De coördinatie in de werkloosheidsbestrijding, waarop zoowel door den Nederlandschen Werkloosheidsraad als in de Tweede Kamer meermalen is aangedrongen, heeft do Regeering nog niet tot stand gebracht. Werkloosheidsverzekering en arbeidsbemidde ling ressorteeren onder Arbeid, steunverleening en werkverschaffing onder Binnenlandsche Zaken; voor uitvoering van grooto werken moet men aankloppen bij Waterstaat, 011 een centraal punt, waar een voortdurende en snelle samenwerking wordt bevorderd, is er niet. Wel is or een overvloed van organen en commissies, die direct of indirect bemoeiing hebben met de Werkloosheidszorg, op het gebied van verzekering, steun, arbeidsbemidde ling, migratie, werkverruiming en wat niet al. Betrekkelijk kort geleden werden weer twee com missies ingesteld, de eene om te adviseeren over wettelijke regeling der werkloosheidsverzekering en de andere om te rapportceren over de ver houding tusschen steunregelingen en armenzorg. Het werk van beide commissies hangt m.i. ten nauwste samen. Wat, tusschen verzekering en armenzorg in, de steunregelingen zullen moeten beteekenen, hangt mede af van de vraag in hoeverre de werkloosheidsverzekering toereikend is te achten, ook bij werkloosheid van bijzondoren omvang en duur. En zoo is het op allerlei punten. Vele en velerlei adviezen, en soms stellig waarde volle, maar n het geheel overziende en voor het geheel verantwoordelijke instantie ontbreekt. Indien inderdaad weer hoogere eischen gesteld zullen moeten worden aan de activiteit der over heid op het gebied van werkverruiming en werk verschaffing, verzekering, steun, arbeidsbemidde ling, moet dit gemis aan de noodige eenheid zich ook weer sterker doen gevoelen en zich uiten in minder snel, minder doeltreffend, minder consequent handelen dan op dit belangrijke gebied noodig is. De door werkloosheid getroffen of bedreigde arbeiders mogen verlangen, dat tegenover dit groote kwaad ook groote middelen zullen worden aangewend. Nu de omvang der werkloosheid in de meeste bedrijven nog niet belangrijk afwijkt van den toe stand der laatste jaren, maar ongunstige voorteekenen zich vertoonen, is het in hooge mate wenschelijk, dat nog tijdig het noodige wordt gedaan om de Werkloosheidszorg in ons land te makon tot een goed sluitend geheel en_aan hooge eischen te doen beantwoorden. BEURSSPIEGEL Woensdag 28 Met ALS het inderdaad waar is dat de internationale haute finance het erop aan. heeft gestuurd om tegen het tijdstip van de uitgifte der Youngleening de geldrente op een bijzonder laag peil te hebben dan is dat ongetwijfeld uitnemend gelukt. Want de rente is thans vrijwel op het laagste peil. In Duitschland werd sedert 1914 nimmer een notee ring voor particulier disconto genoteerd die nabij komt aan de thans geldende. Voor prima bankaccept geldt in Berlijn een prijs van 33/4 pCt., een tarief dat bijna 3 % lager ligt dan het percentage dat in September van het vorige jaar nog de houder van prima Londensche bankaccept moest betalen. En het valt niet te ontkennen dat die lage rentekoersen de prijs der obligatiën gunstig be nvloedt Zelfs voor binnenlandsche fondsen is dat merkbaar; de 4Va % obligatiën Amsterdam, die toch werkelijk niet tot de favorieten van de be leggers behooren, noteeren niet minder dan 100a/4 %, Rotterdam heeft het tot pari gebracht, den Haag tot 101 % en zelfs Maassluis heeft de 99 % kunnen scoren. Maar voor de hoogrentende buitenlandsche obligatiën is natuurlijk de factor van de geldrente van. veel meer beteekenis, en het effect op de koersen is dan. ook belangrijker. Intusschen zal de Young leening veel minder kapitaal in beslag nemen dan men zou denken. Weliswaar is met de uitgifte een bedrag van circa / 750 millioen gemoeid, maar daarvan komt twee derde deel, dus ?500 millioen tenbate van de Young-crediteuren die de opbrengst nagenoeg geheel gebruiken tot delging van staats schuld. Zoodat het opgenomen kapitaal voor een belangrijk deel onmiddellijk op de kapitaalmarkt terugvloeit. Voor zoover de Fransche tranche be treft zal het wellicht voor een omvangrijk bedrag in het geheel niet komen tot het tijdelijk immobiliseeren van kapitaal, want de inschrijvers kunnen betalen met te converteeren staatsfondsen. Daar lijkt het dus meer op een soort conversie met schuldvernieuwing (i.c. verandering van debiteur) dan op oen emissie. Slechts het aan de Duitsche spoorwegen en posterijen toekomende deel van ? 250 millioen vereischt reëel nieuw kapitaal. En dat bedrag wordt bijna opgebracht door de neu trale landen met Duitschland. Zij zullen dus in de eerste plaats de druk op kapitaalmarkt en betalings balans voelen. Hier en daar is het vermoeden uitgesproken dat na de Young-emissie de periode van extreem lage geldkoersen wel achter den rug zal zijn. Eenerzijds omdat de lage rente mede liet gevolg zou zijn van manupilatie waarvoor dau de aanleiding zou vervallen, en anderzijds omdat met de uitgifte zulk een omvangrijk bedrag gemoeid is. Hoewel het zeker mogelijk is dat tijdelijk de geldrente de sporen van de emissie zal vertoonen (in verband met de liquiditeitszorg der syndicaatsbanken) lijkt toch de conclusie gewettigd dat spoedig nadat de uitgifte achter den rug is het geld wel weer even goedkoop zal zijn als voorheen. In de eerste plaats is het verhaal van de manipulatie niet veel meer dan een fabeltje; de geldrente is op zeer natuurlijke gronden (depressie en sterke prijsdaling) laag en behoeft werkelijk niet kunstmatig te worden ge drukt. En wat het tweede argument betreft: de uitgifte moge beslag leggen op omvangrijke be dragen kapitaal, op den duur zal hot geldaanbod er niet door veranderd worden. Zoodat wij nog wel goruimen tijd kunnen prof iteoren van goedkoop geld. Niemand weet trouwens hoo hij er van moet profiteeren, want de animo tot aankoop ontbreekt nog geheel. C.K. N.V. Nederlandsche = Grondbricfbank = van 1906 STELT VERKRIJGBAAR 'O/ Obligaties /O 99*% AMSTERDAM-C = HEERENGRACHT 495 = H',

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl