De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 7 juni pagina 12

7 juni 1930 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 7 JUNI 1930 No. 2766 BIOSCOPY door L. J. Jordaan Erich von Stroheim ,,Huwelijksmarsch". Tuscliinsky HET lijkt, dunkt mij, niet wel mogelijk, met de gegevens, waarover wij beschikken, een vol ledig en definitief oordeel vast te stellen, over de curieuse figuur, die Erich von Stroheim zonder twijfel is. Volgens den legendairen roep, die van ?zijn. belangrijkste werk: Greed" uitgaat, zouden Tvij moeten gelooven, dat hij, met deze niets ontziende, wild-verbitterde conceptie een der grootste, zij het ook een der gruwelijkste cinegrafische creaties op zijn naam heeft. Tot aan het (in spanning verbeide !) oogenblik waarop wij van ?dit werk kunnen kennisnemen, dienen wij deze ?qualificatie echter op gezag te aanvaarden: het ?weinige, dat wij hier van von Stroheim zagen bevestigt een zoo ver-strekkende conclusie niet. Het wil mij voorkomen, dat Stroheim's curiosi teit voor alles te zoeken is in zijn uitzonderlijke mentaliteit in veel geringere mate althans, in zijn eigenschappen als cinegrafisch kunstenaar. Zoowel de feiten rondom zijn naam, als het werk, ?dat wy van hem kennen, wijzen op een cynisme, ?een menschenhaat en een pessimisme, die in het roze-roode Hollywood allermerkwaardigst aan doen. In zooverre verdient deze sceptische misanthroop temidden van de béte commercieele fclijmoedigheid der Amerikanen zeer zeker onze bijzondere aandacht. Echter dient daarbij aan stonds opgemerkt, dat hij in deze karakter eigenschappen met alle voorbehoud alweer ten aanzien van Greed" te gereserveerd en te weinig consequent is, om tot werkelijke groot heid ha gedachte en conceptie toe te komen. Wat moeten wij denken van een kunstenaar, die, teneinde Greed" te kunnen voltooien, op zich neemt een film als de Merry Widow" te abriceeren? Greed" bleef ons onthouden, maar in ..The Merry Widow" werden wij onthaald op een misselijke, karakterlooze handelsfilm, die de ergste amusementsproducten naar de kroon stak. Inderdaad wie zöiedere waarachtige kunstenaars verantwoordelijkheid botweg kan ver loochenen moet wel over een buitengewoon ?cynisme beschikken. Maar een cynisme, dat getuige deze gestie zich niet ontziet te transigeeren en zijn diepste wezen te miskennen. Het is dit transigeeren, dit op-een-accoordjegooien, dat ook Stroheim's Weddingmarch" kenmerkt en belet, het als een daad van infernale grootheid te aanvaarden ondanks zijn onmis kenbare pamphletaire kracht. Il-y-a des accomod xnents avec Ie ciel.... toegegeven maar men sjachert niet met den duivel! In ieder ander geval zou een dusdanige analyse Afdoende kunnen zijn. Er is echter in het laatste werk van von Stroheim iets, dat ons waarschuwt ook zonder te anticipeeren op Greed" een dergelijk oordeel niet als definitief te beschouwen. Men voelt het reeds na vijf minuten ?aanschouwing: er blijft in deze film meer verbor gen, dan onthuld wordt en deze sensatie symboli seert zich m den acteur von Stroheim. Zijn expressie vermogen heeft niets bijzonders en toch gaat van deze figuur een onverklaarbare maar dwingende suggestiviteit uit. Zijn kogelronde Pruisen-schedel zou den grofsten Oberst-Leutnant tot sieraad .kunnen strekken en toch speurt men in de uiterste spanning naar een schaduw van emotie op dit "wonderlijk-gesloten gelaat Zijn gebaar is traag en ?eentonig,, maar men zoekt achter iedere conventioneele beweging, naar de gestie, die niet ge maakt die bedwongen werd. De intuïtie eener verborgen bedoeling maakt zich van den toeschouwer meester tegenover «BNHBAAIj VOOB AMATEtJ «< FOTO-SCHAAP & Co. SPUI 8 AMSTERDAM het geheele werk. Niets lijkt, wat het schijnt: Wat bezielde den auteur, om een lang vergane en verrotte samenleving als de Weensche van voor den oorlog, nog eens met zooveel uitvoerigheid en inspanning op te roepen? Toch zeker niet de de vrij grove posthume satyre men doorleeft geen verleden met een dergelijke intensiteit en een dergelijke.. . . liefde, enkel om het een goedkoopen ezelstrap na te geven. Hoe kwam de cineast tot de sentimenteele liefdesscène, tenzij uit een ver borgen zucht tot parodieeien? En waarom maakte hij haar niet de helft korter, tenzij hij er een, alweer verborgen, grinnikend genoegen in heeft, ons met een dergelijke platitude te ergeren en te ver velen? Waarom verminkt hij, die zoo goed de kracht van het zwart-wit blijkt te kennen, zijn eigen werk met de groteske kleur-einlage ? Parodie ? Satyre? Maar welk nut, welke beteekenis, welke groote impuls moet men hieruit lezen, na verge lijking b.v. met een waarachtige, strijdbare satyre, als Cruze's Jazz"? Er komt met deze half verzwegen, half uitgesproken intenties geen enkele groot-hartstochtelijke gedachte tot uiting. Het blijft alles duister en raadselachtig, als de glimlach van den acteur von Stroheim. Zoo blijkt de belangrijkheid van den cineast in de eerste plaats door zijn bijzondere geestes gesteldheid. Als cinegrafisch kunstenaar toont hij weinig opvallende kwaliteiten en. verlaat hij bijna nergens de gebaande wegen van een voortreffelijk geschoolde techniek. Een weergaloos staaltje van filmisch kunnen echter, dat tevens sterk van het ge wone procédéafwijkt, is de stille dialoog tusschen den garde-officier, van zijn plaats hoch-zu-Koss" af, met het burgermeisje in de menigte. Bijna een kwartier lang houdt Stroheim ons vast, met de close-up's van het onbeduidende suikerzoete frau lein, den poenigen op zichzelf sterk gechargeerden slager en ;/.ijn eigen cynisch masker onder den vederhelm. Het is, in zijn soort, een even magi straal zondigen tegen de beginselen der cinegrafische kunst, als Dreyer's Jeanne d'Arc" dit gevaarlijke gebruik van beeld-tekst-beeld-tekst zonder zelfs de camera-instelling noemenswaai-d te wijzigen. Men ga, alleen reeds om dit onopvallen de, maar prachtige fragment do film zien of beter, nogmaals zien. Welbeschouwd is dit gedeelte evenwel het eenige, dat zich door zijn gewaagde soberheid en onschoolsche techniek onderscheidt. De geheele verdere vocabulaire van dit filmpioza, kennen wij van A tot Z. De aanhef, met het ontwaken der vorstclijkheden, de pompeuze optocht van het Corpus Christi, de dierbare flou-fotografie deikussen onder den appelbloesem, de Wiener Biergarten, de onmisbare atelier-regen. . . . het is alles opzichzelf even vlekkeloos, even conventio neel en even onpersoonlijk als in honderd andere Amerikaanscho confectie-films. Maar de ordening is anders: de kus, die in Hollywood het traditioneele happy end_vormt," is hier in het midden Huiduitslag Wasch de aangedane plaatsen met warm water en Purolzeep en doe er dan wat Purol op; bij vocht-afscheidende uitslag en eczema's boven dien nog wat Purolpoeder. Herhaal dit eiken dag, zoolang het noodig is. geplaatst en Rostand's ,,.... point rose sur Ie mot aimer" wordt door deze, schier onmerkbare wijziging een giftige doorn, die het bedorven bloed te voorschijn brengt. De scène in den Dom, wanneer de kleine Mitzi biechten gaat, is naar goede oude traditie, vervuld van mystiek, wierook en orgelspel de priester heeft bovendien een intelligent gelaat vol milde menschelijkheid. Maar het beeld wordt onderbroken door een koster, die met een strijkijzer het kaarsvet uit het gewijde tapijt haalt. ... en wij zien om ons heen, om te weten waar die echo van een verren, demonischen lach vandaan komt. De burger-schoonvader en zijn dochter, het manke gravinnetje-in-spe wisselen enkele onnoozele gemeenplaatsen over liefde en huwelijk, maar tusschen hen in hangt o, on schuldig toeval ! het beeld der Gekruisigde Liefde. De verdorvenheid der hooge hofkringen is door den losbandigen, beroerteachtigen generaal en de sigarenrookende vorstin tot volkomen satis factie van den burger gedemonstreerd. Maar zeer onopvallend is het gebruikelijke pendant van den braven-man-uit-het-volk weggelaten en vervangen door even giftige karikaturen. Aldus wordt hier voor het oog van den argeloozen toeschouwer een vrij overbodige en nogal nadrukkelijke satyre gegeven op de ijselijke ver dorvenheid van een lang verdwenen maatschappij maar achter dit conventioneele gemoraliseer voelt men uit duizend imponderabilia een wijd en troosteloos pessimisme, een grenzenlooze ver achting voor de menschelijko trekpoppen. ... en waarlijk niet alleen voor die uit het Weenen van voor don oorlog! Het eenigo wat zichzelf is in de matelooze over drijving van dit macabere, pompeuze marionettentheater, is het stille, raadselachtige masker van von Stroheim en steeds weer trachten wij van deze strakke wezenstrekken den duidelijken, onverbloemden zin der sinistere comedie af te lezen. Tevergeefs wanneer de vorstelijke cynicus aan het slot van de film met zijn rnillioenenbruid wegrijdt, draagt zijn gelaat dezelfde ondoorgrondelijke expressie als in het begin en het Altijd !" waarmee hij de vraag beantwoordt, of hij zich den appelbloesem zal blijven herinneren, kaa e,vengoed de smart om een roekeloos vergooide illusie beteekenen, als een verborgen hoon voor het zinnelooze liefdesspel. . . . * * * In karakter, zoowel als uitbeelding mist dus, naar ik meen, dit merkwaardige werk hartstocht, liefde, grootheid. Het ontroert niet het geeselt niet het verplettert niet, als de films der Kussen: hot verontrust ! Het is geen satyre in den grooten zin een satyre, die aanklaagt, die wondt om te heelen, die vernielt om op te bouwen. Het is de wrange, duisteie grijnslach van een getourmentecrd, duister gemoed. Maar welk een diepte, welk een relief heeft deze gesourdineerde, atonale Weddingmarch" maast het vlakke geliedertafol der gemiddelde sound-film ! Als zoodanig is het werk een gebeurtenis. Kinderboeken. Marie Schmitz geeft in haar Suikeren Pietje een goede schots van het leven van een klem jongetje, dat ten onrechte bij vriendjes en vrien dinnetjes als een moederskindje" staat aange schreven eri dien tengevolge onwelwillend wordt behandeld. Hij toont echter in 't geheel niet het suikeren Pietje" te zijn, waarvoor hij wordt aan gezien. Het is een mooi boekje, niet geslaagde plaatjes van Freddie Langeler, voor kinderen van (5?12 jaar. Uitgave van Holkenia en Warendorf's U.M. SCHAKEL MEIUGEWEG 11-17*AMSTEQDAM 'hemden naar maat Bij ons verkrijgbaar N. K. V. MUNTA SCHOENEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl