De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 14 juni pagina 5

14 juni 1930 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 2767 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 14 JUNI 1930 HET MERWEDE-SCHANDAAL Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan het snel-verkeer pi r* BOEKBESPREKING (door Prof. Dr. J. Prinsen J.Lz. Lodewijlc van Deyssel, Nieuwe Kritieken, Ned. Uitr/. Mij., Amsterdam, 1929. Wat Van Deyssel, buiten zijn hartstochtelijke janfares en wilde schelddithyramben, van den aanvang reeds in zich had, het rustig schouwende, het stil ironisch fantaseerende over alle dingen des levens, die hij toevallig op zijn weg ontmoet, heeft zich in zijn latere jaren schoon ontwikkeld tot iets eenigs in onze litteratuur, dat we van hem in zijn superieure vormen gaarne accepteeren en meestal hoogelijk waardeeren kunnen. Neem nu dien Brief van den tragisch-ironischen neef aan den naleven neef over het zenden eener prentbriefkaart met de voorstelling van het café-restaurant De Elft bij Lekwijk, gericht aan een tante, die tijdelijk in een Engelsch badplaatsje vertoeft; iemand die van Deyssel niet kent, de LE CKAMÊUSNEiENVOGUE JAGER-GERLIf- 5 HAARLEM eerste de beste bankdirecteur of dorpspredikant, die dit leest bij toeval, vraagt zich af ontsteld: Is de man gek ? Wil hij mij pieren ? Wat moet dat nons3nsicaal gebazel ? Doch wij, die onzen van Deyssel van zijn eerste hartstochtelijke jaren hebben meegemaakt", die zijn persoonlijkheid met ingetogenheid hebben leeren proeven, wij voelen er een zeer bijzondere levenshouding in trillen, die zoo voortreffelijk aangeduid is door dat tragisch-ironische", heel een zuivere ziele staat tegenover het sabbelige, idioote, sukkelachtige, waarmee het lieve leven ons tracht te omspinnen. In al de hier verzamelde stukken is van Deyssel de rijke, wijze mensch, die alle levens verschijnselen, welke hem treffen, stil van alle zijden beoogt en er dan in een fijn spel van woorden het zijne over zegt. Wat een variaties: het met verheugde in genomenheid ontledende in een stuk over een boek van Timmermans; de intieme ontroering en teedere weemoed bij een bezoek aan Heyermans in diens laatste levensdagen; het hautain, wel bewust terecht wijzende tegenover ean Zimmerman, die eigenwijze dingen gezegd heeft over onze literatuur en daarbij deed alsof er eenvoudig thans geen nieuwe, krachtige litteraire kunst bestaat naast de glorie onzer zeventiende eeuw. Hoe scherp weet hij zoo'n persoonlijkheid direct zuiver te omlijnen: .,(Jeen philosophie. geen historie, geen dichterlijkheid, geen analyse. Dat is het uiterst globale, vast oppervlakkige tienken. van iemand, wiens denken niet bestaat in over peinzen, maar integendeel uit onmiddellijk weten en beslissen". Al dit schoone proza, waarin ieder woordje zijn ij Examens blijft men kalm en helder, indien men vooraf Mijnhardt's Zenuwtabletten gebruikt. Koker 75 et. Bij Apoth. en Drogisten. juiste plaats en zijn juisten toon heeft, moet men langzaam savoureeren, stil rustig begluren in al zijn kalme schommelingen en fijne lichtflikkeringen; men moet de zoete, speelsche ironie voelen trillen in zijn plechtig en gewichtigdoende gebaren, in zijn schijnbaar strakke en drooge meedeelingen. Wie dit kan, vindt ongetwijfeld ook in dit boek een zeer precieus genot. Maai' hij is ook hier niet immer de ironicus. Wanneer hij buiten wat men zou kunnen noemen zijn hoogheidspose tegenover deze wereld treedt; wanneer hij eens precies zegt waarop het staat en wat hij heel innig meent, wat is hij dan fijn en gevoelig in zijn levensherinneringen, krachtig en eerlijk in zijn lof en hulde, wat bereikt hij dan soms uiterst superieure zeggingen over heel hooge ' ~ Makelaar J. D. R.Ntenaber

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl