Historisch Archief 1877-1940
Uit de Natuur:
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 14 JUNI 1930
v
l!
f
Bij Bloeiende Rogge
door Dr. Jac. P. Thijsse
HET was 's morgens om zes uur (echte sterren
tijd) nog stil in het roggeveld. Er lag nog
dauw langs de harde plekjes van het zandpad.
In de eikenstruiken die den hollen weg omzoomen
zong een geelgors zijn refrein en er was ook
een grasmusch, die meestal tusschen het ge
bladerte verborgen bleef, maar bij tijd en wijle
een leeuwerikbevlieging kreeg en dan zingend en
fladderend de lucht inging, altijd hooger en
langduriger, dan wij verwachtten. De grasmusch
heeft inderdaad een reputatie beneden zijn kunnen.
Inmiddels is de zon al hooger gestegen aan
den wolkenloozen hemel. Wij krijgen weer een
stillen warmen dag. De dauw is al opgedroogd.
Een vlokje populierpluis, dat eerst aan het gras
kleefde, gaat langzaam de hoogte in, gedragen
door den opstijgenden luchtstroom, afkomstig
van den verwarmden grond. Ook waait er een
zacht koeltje uit het Oosten
en een boer, die het pad
komt af wandelen kan niet
nalaten, om bij zijn goeden
morgen" onmiddellijk te
voegen mooi weer voor da
rog." Inderdaad is er voor
de rogge geen mooier weertje
denkbaar.
Zij laat zich dar>, ook niet
onbetuigd. In de mooie
tweerijige grijsgroene aren
verschijnt hier en daar een
geel of oranje puntje. We
houden het goed in het oog.
De gele stip wordt al dui
delijker en duidelijker, wordt
eindelijk een gele streep,
die al hooger en hooger
opschuift en nu zich ver-»
toont als drie helmknoppen.
Die worden al verder en
verder uitgestoken, de witte
helmdraden worden zicht
baar «n als die zoowat een
halven centimeter buiten
de roggeaar uitsteken buigen
zij zich plotseling om, de
hehnknoppen kippen over
en óf onmiddellijk, of een
paar seconden later valt er
een portie droog, lichtgeel stuifmeel uit, dat door
den opstijgenden luchtstroom en door het morgen
koeltje ver over de omgeving wordt weggevoerd.
Nu wij dat eenmaal gezien hebben, zien wij
weldra het heele veld in actie. In aar bij aar zien
we de lange helmknoppen opkruipen, om buigen
en na elke ombuiteling het wolkje stuifmeel.
Nemen wij het onschatbaar hulpmiddel, de
loupe, die tienmaal vergroot, ter hand dan kunnen
wij ook zien, hoe in ieder helmhok kort voor
of dadelijk na het ombuitelen aan het einde een
langwerpig ronde vrij groote opening ontstaat,
waaruit de droge stuifmeelkorrels naar buiten
rollen. Het lijkt wel wat onharmonisch om in
de ruimte van de eindelooze roggevelden en onder
der hooge stralen der hemel door die loupe te
gaan turen, maar nu wij eenmaal de bijzonder
heden goed hebben gezien, kunnen wij de
grootschheid van het geval des te duidelijker beseffen.
Wij hooren wel eens spreken van een regen
bui, die duizend gulden waard zou zijn. De
waarde van zoo'n beerlijken Junimorgen echter
loopt voor de verzamelde roggebouwers van
Nederland echter wel in de honderdduizenden.
De rogge toch wordt door eigen stuifmeel niet
of nauwelijks bevrucht. Zij heeft kruisbestuiving
noodig en daarom is het goed dat op zoo'n
Junidag de stuifmeelkorrels hoog opstijgen en
wijdweg waaien over het gewest. Natuurlijk bereiken
verreweg de meesten van die korrels nimmer
het gewenschte doel, maar een bloempje heeft
om bevrucht te worden slechts n stuifmeelkorrel
noodig, terwijl het er duizenden voortbrengt. Bij
Bloeiend kweekgras
(foto J. J. Hof)
guur, triest, regenachtig weer slaat het stuifmeel
tegen den grond, de meeste bloemen blijven
onbevrucht en de oogst is poover.
Om half tien, tien uur, is de bedrijvigheid
op het grootst en dan hangen de aren vol
wapperende meeldraden. Oin twaalf uur worden
nog wel meeldraden naar buiten geschoven maar
dan is de grootste drukte toch voorbij, om
morgen weer opnieuw te beginnen en dat kan
zoo wel een week voortduren.
Alle grassen bloeien op deze manier. Toen we
naar het roggeveld stapten konden wij noteeren,
dat het schapezwenkgras, een fijn grasje van
de droge gronden, ook al om zes uur bezig
was en al vol hing met uitgestoven meeldraden.
Ook de Vossestaart is er vroeg bij, die schijnt
ook tegen negen zijn hoogtepunt te hebben en
steekt zijn helmdraden wijd horizontaal rechtuit.
Baaigras en Kweek komen wat later en stuiven
nog flink in den namiddag. Bij Kweek gaat
het te voorschijn komen van de helmknoppen
nog sneller dan bij de rogge, maar zij zijn veel
kleiner van stuk. Heel mooi daarentegen is het
bloeien van de haver, dat gebeurt laat in d .-n
namiddag. Wie zich het genoegen geeft van op
deze dingen te letten, krijgt daarbij nog allerlei
moois te zien: verscheidenheid van vorm en kleur
bij de meeldradon, zoowel als bij de kroonkaf jes
en daarbij een groote veelheid van rangschikking
der bloempjes in aren, aarpluimen en pluimen,
groot en klein. Let naast de grassen van akker
en weide vooral ook op die van het bosch,waar
nu in volle pracht het groote gierstgras bloeit
met zijn rijken groenen bloemenregen. Later
bloeien er het reuzen zwenkgras en de ruwe
dravik, allemaal forsche figuren, die zeker het recht
hebben om gekend te worden.
CHAMPAGNE K RUG 6 CO
REIMS
IN KWALITEIT AAN DE SPITS!
AGENTEN FONNES & ZOON GRONINGEN
KRONIEK
Een jMoraalclausule
J N de buitengewone algemeene vergadering der
Nederl. Maatschappij tot Bevordering der Ge
neeskunst, in het begin van deze maand gehouden,
is een besluit genomen dat wel duidelijk heenwijst
raar de volheid der tijden". Met volheid" meen ik
dan volte van artsen en de al meer nijpende moei
lijkheid elk hunner aan een behoorlijk standje te
helpen. Er was n.l. de volgende kwestie aan de orde.
Behalve neutrale, bestaan er natuurlijk ook B. K.
ziekenfondsen, die normaliter B. K. doctoren be
hoeven. Waar dezen blijkbaar echter niet voldoen
de in aantal zijn, moeten de neutrale" dokters
wel helpen, en dan bestaat het gevaar, dat zij zullen
medicineeren of adviseeren tegen de B. K. moraal
in. Het R. Katholicisme immers houdt er een zeer
aparte moraal op na ten opzichte van het
Neom^lthusianisme en stelt als
regel het kind te redden vóór
de moeder, indien bij een
bevalling aniet beide behou
den kunnen worden. Geen
niet-katholieke artsen zullen
daar vrijwillig toe te brengen
zijn, en daarc m waren de
heeren geestelijke adviseurs
der R. K. fondsen er op uit
hen te dwingen, als zij zich
in deze fondspractijk bege
ven. Uit de onderhandelingen
mst het hoofdbestuur der
Mij. met dien langen naam
werden toen voorstellen ge
boren, wa?.>rbij o. a. deze
,. In een overeenkomst tug'
schen een B. K. ziekenfonds
en de Maatschappij kan wor
den opgenomen d; bepaling:
dat d 3 deelmm^nde
artszich onthoude van
adviezenof handelingen, door het op'
volgen resp. het toelaten
waarvan de verzekerde in
strijd komt mst zijn verplich
tingen tegenover het zieken
fonds, of waardoor aan dn
verplichtingen wordt te kort gedaan."
Hetgeen dan ongeveer zeggen wil, dat de
nietB. K. arts heeft- toe te zien op de K. K.
moraalplichten van de patiënt om diens wellicht zondige
wensehen te breidelen.
Natuurlijk kwam er vrij wat oppositie tegen de
zen dwang van het rmdisch geweten, die een eersten
stap op een uiterst gevaarlijk pad genoemd werd.
Merkwaardiger echter klonken de argumenten ter
verdediging van de bestuursvoorstellen. Bij niet
aanneming zoudon de B. K. doctoren en masse uit
het Maatschappelijk verband moeten treden en
zou er geen vrije artsenkeuze meer mogelijk zijn.
Van. d'i zijde des hoofdbestuur» hoorde men zelfs
de voor medici wel zeer zonderlinge bewering, dat
de B. K. ziekenfondsen terecht voor hun patiënten
een behandeling eischen waarbij het welzijn der
ziel boven het welzijn van. het lichaam gesteld
wordt. En, après tout, de medici moesten aan hun
bevoorrechte positie (n.l. als niet-B. K. bij B. K. 'n
te practiseercn) een concessie doen. Dat was een
kwestie van.... staattmanswijsheid". Ook de
utiliteit" moest een woordje meespreken. Een
verd'diging waarbij inderdaad geen woord latijn
gebruikt werd. En zoo kwamen dan de bestuurs
voorstellen er door met 85 tegen 42 stemmen. Het
gevaar is nu geweken, dat in de neutrale soep der
medische practijk de meer of minder vette kluif der
B. K. ziekenfondsen gemist zal worden. Wie toch
al practijk genoeg bezit of bij geval een teveel aan
medisch geweten, behoeft natuurlijk geen K. K.
fondspatiënten op hun moraalplichten te wijzen.
Maar de meeste jonge artsen zullen zich die luxe
niet kunnen veroorloven en in vredesnaam de
utiliteit dan maar een woordje laten meespreken".
P.C.