Historisch Archief 1877-1940
SCHILDERS EN '
Georg Kolbe bij van Lier
Jan van Heel bij Eckha
!V
Georg Kolbe
Kolbe bij van Lier te Amsterdam
Er ziju in Duitschland een aantal beeldhouwwer
ken, die karakter en verdienste genoeg bezitten
hier te lande ingevoerd te woi den ter kennismaking
en ter waardeering. Er is er zelfs n beeldhouwer,
die n groot gevoel op groote wijs tot gestalten
schiep (Barlach); er zijn andere, die bij minder
groote persoonlijkheid toch kenmerkende genoeg
bezitten dan dat de Hollanders van hen onkundig
kunnen blijven. Hiertoe behoort zonder twijfel
Georg Kolbe. Wat wij onmiddellijk in het werk
en in de teekeningen van Kolbe aantreffen
is een beschaving, wat niet altijd
typischduitsch is; er is bij Kolbe geen neiging door zwaarte
en overdreven volumenwerking ons te overrom
pelen, of door bizarre maar moedwillige vervor
ming ons te overtuigen van een ongewone, geeste
lijke verfijning. Het beeldhouwwerk van Kolbe
is normaal, beschaafd beeldhouw
werk. '} Het is natuurlijk duitsch
gebleven; het is daarenboven niet
van de grootste soort; het is geen
werk, dat den tijd vernieuwt of
een periode leiding geeft, zooals
Maillol's deed en doet het is een
fatsoenlijke uiting van een kundige.
En het is realistisch. Kolbe is op
deze tentoonstelling het beste in
het portret van den schilder
Liebermann en in dat van den jongen
Chinees. Ziet ge, erkent ge in
Liebermann's het portret een
internationaal-geschoolden schilder, de
taaiheid daarbij en de levendig
heid van het Joodsche ras; in het
portret van den Chinees is een
innigheid gegeven, die in Lieber
mann's portret niet thuis zou
hooren. Het zelfportret is het
minste der drie portretten. Daar
naast vindt ge bij Van Lier een
aantal vrouwennaakten, staande en
gehurkte, zwevende en zittende;
en loopende figuren. Eigenaardig
is hier de afwezigheid van elk
zinnelijk accent, en in de meeste
tevens de afwezigheid van eiken
litterairen achtergrond, die bij sommige der
Rodin's, en niet ten gunste van dezen trof. Hiermee
woidt niet gezegd, dat Rodin geringer zou zijn dan
Kolbe; het tegendeel is de waarheid; Kodin kent
grooter drift, grooter spanning, grooter sensualiteit
grooter voltooiing. Maar het werk van Kolbe is
steeds en ten eerste dat van den beeldhouwer. De
werking der volumina. daar gaat het bij hem om
(Maillol overtrof Kolbe door edeler evenwicht
en rijker traagheid). Het werk van Kolbe is dus
een werk, waarvan wij wel iets konden en hoorden
te bezitten in onze Musea, 't zij den kop van
Liebermann hetzij de staande figuur van een vrouw,
't zij een gehurkte, 't zij een loopende met de te loven
draaiing van den romp boven de schrijdende beenen.
Jan van Heel, bij Eckhart te Rotterdam
Door bepaalde vereenvoudigingen in de kleur
SGHILDERKUNSTKRONIE
Kunstzaal -van Lier
yr
'T- f.
s£ ?" A>^4s?'^»>^ " .
P' «fc&V
Dietz Edzard
Kunstzaal de Boer
en door een bepaalde wijze de
figuur te zien, is het werk van
Jan van Heel onnaiddelijk van
dezen tijd. Het geeft meest de
figuur en het geeft die figuur
als van den tobbenden mensch.
Zóó zijn de gezinnen bij hem,
man en vrouw en kind of de
moeder en het kind. Het tra
gische daar is ietwat te dui
delijk gegeven; er is geen
schroom tegenover het leed,
omdat de schilder, dat niet zou
(wel zal)? kunnen; er is een
overdrijving van de ellende, die
niet van uit het innerlijk genoeg,
komt. Het is a'les te
declamatorisch; een fout der jonkheid?
Maar er is naast deze dingen,
die daarom toch niet gansch
zonder talent zijn, een ander
deel van het werk, waar meer
de opstand in is dan het tobben,
en meer de broedende somber
heid of het vastbeslotene dan
enkel de ellende. Hiertoe
behooren de figuren voor de velden
of de fabrieksarbeider voor de
fabriek; hiertoe behooit ook
het landschap met de vier
boomen en zijn verlatenheid.
Er is echter nog een studiekop,
No. 18, hier te zien, die meer
dan de andere werken vertrou
wen geeft in de toekomst van
den schilder van Heel. Allicht
heeft de schilder dezen kop als
een voorstudie gezien, waaruit
hij later voor een verder? werk
een kop zou bootsen, die meer
bij zijn tegenwoordigen stijl
paste, en, vervormd tot voor
stelling van meer tobben, hem
belangrijker zou lijken, maar
wij zijn het daarmee niet eens.
In dezen studiekop is op een
voudiger en natuurlijker wijs
gegeven, en spontaner is daar
ook gevonden, wat wij voelen,
dat hij in zijn gestijlde koppen
wenscht te geven. Zonder tegen
den stijl te zijn (dat ware dwaas
heid) erkennen wij hier bij hem
den meest innerlijken aard van
zijn uiting.
Bij van Hasselt te Rotterdam
Door elk nieuw werk van
Chubot, den schilder-beeldhou
wer, worden wij overtuigd, dat
de schilder Chabot zeker itmand
kan worden, waarmee zal moe
ten worden gerekend. Indertijd
besprak ik zijn naakten en zijn landschap; de pas
geschilderde voorstelling van een paard (en profil
en loopend gegeven) versterkte ons vertrouwen,
in hem. Er is daar bij eenvoud, persoonlijkheid;
een zekere afzonderlijkheid bij een stoutmoe
digheid.
'Wat D, van Gelder laat zien bij Van Hasselt
(litho's) bestaat uit twee soorten van beschouwing
van de natuur. D'eene soort, en daartoe behooren
zijn takken bloemen en enkele der landschappen, is
keurig, proper ondervonden en netjes geteekend.
Maar zij is te koel; er is geen hartslag in. Het
tweede soort: boschgezicht en landschap, al ver
toont het duidelijk een invloed (dien van Bresdin),
heeft het geheim der kunst meer aan zich. Het is
Georg
Kunstzaal