De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 21 juni pagina 10

21 juni 1930 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

SCHILDERS EN ' Georg Kolbe bij van Lier Jan van Heel bij Eckha !V Georg Kolbe Kolbe bij van Lier te Amsterdam Er ziju in Duitschland een aantal beeldhouwwer ken, die karakter en verdienste genoeg bezitten hier te lande ingevoerd te woi den ter kennismaking en ter waardeering. Er is er zelfs n beeldhouwer, die n groot gevoel op groote wijs tot gestalten schiep (Barlach); er zijn andere, die bij minder groote persoonlijkheid toch kenmerkende genoeg bezitten dan dat de Hollanders van hen onkundig kunnen blijven. Hiertoe behoort zonder twijfel Georg Kolbe. Wat wij onmiddellijk in het werk en in de teekeningen van Kolbe aantreffen is een beschaving, wat niet altijd typischduitsch is; er is bij Kolbe geen neiging door zwaarte en overdreven volumenwerking ons te overrom pelen, of door bizarre maar moedwillige vervor ming ons te overtuigen van een ongewone, geeste lijke verfijning. Het beeldhouwwerk van Kolbe is normaal, beschaafd beeldhouw werk. '} Het is natuurlijk duitsch gebleven; het is daarenboven niet van de grootste soort; het is geen werk, dat den tijd vernieuwt of een periode leiding geeft, zooals Maillol's deed en doet het is een fatsoenlijke uiting van een kundige. En het is realistisch. Kolbe is op deze tentoonstelling het beste in het portret van den schilder Liebermann en in dat van den jongen Chinees. Ziet ge, erkent ge in Liebermann's het portret een internationaal-geschoolden schilder, de taaiheid daarbij en de levendig heid van het Joodsche ras; in het portret van den Chinees is een innigheid gegeven, die in Lieber mann's portret niet thuis zou hooren. Het zelfportret is het minste der drie portretten. Daar naast vindt ge bij Van Lier een aantal vrouwennaakten, staande en gehurkte, zwevende en zittende; en loopende figuren. Eigenaardig is hier de afwezigheid van elk zinnelijk accent, en in de meeste tevens de afwezigheid van eiken litterairen achtergrond, die bij sommige der Rodin's, en niet ten gunste van dezen trof. Hiermee woidt niet gezegd, dat Rodin geringer zou zijn dan Kolbe; het tegendeel is de waarheid; Kodin kent grooter drift, grooter spanning, grooter sensualiteit grooter voltooiing. Maar het werk van Kolbe is steeds en ten eerste dat van den beeldhouwer. De werking der volumina. daar gaat het bij hem om (Maillol overtrof Kolbe door edeler evenwicht en rijker traagheid). Het werk van Kolbe is dus een werk, waarvan wij wel iets konden en hoorden te bezitten in onze Musea, 't zij den kop van Liebermann hetzij de staande figuur van een vrouw, 't zij een gehurkte, 't zij een loopende met de te loven draaiing van den romp boven de schrijdende beenen. Jan van Heel, bij Eckhart te Rotterdam Door bepaalde vereenvoudigingen in de kleur SGHILDERKUNSTKRONIE Kunstzaal -van Lier yr 'T- f. s£ ?" A>^4s?'^»>^ " . P' «fc&V Dietz Edzard Kunstzaal de Boer en door een bepaalde wijze de figuur te zien, is het werk van Jan van Heel onnaiddelijk van dezen tijd. Het geeft meest de figuur en het geeft die figuur als van den tobbenden mensch. Zóó zijn de gezinnen bij hem, man en vrouw en kind of de moeder en het kind. Het tra gische daar is ietwat te dui delijk gegeven; er is geen schroom tegenover het leed, omdat de schilder, dat niet zou (wel zal)? kunnen; er is een overdrijving van de ellende, die niet van uit het innerlijk genoeg, komt. Het is a'les te declamatorisch; een fout der jonkheid? Maar er is naast deze dingen, die daarom toch niet gansch zonder talent zijn, een ander deel van het werk, waar meer de opstand in is dan het tobben, en meer de broedende somber heid of het vastbeslotene dan enkel de ellende. Hiertoe behooren de figuren voor de velden of de fabrieksarbeider voor de fabriek; hiertoe behooit ook het landschap met de vier boomen en zijn verlatenheid. Er is echter nog een studiekop, No. 18, hier te zien, die meer dan de andere werken vertrou wen geeft in de toekomst van den schilder van Heel. Allicht heeft de schilder dezen kop als een voorstudie gezien, waaruit hij later voor een verder? werk een kop zou bootsen, die meer bij zijn tegenwoordigen stijl paste, en, vervormd tot voor stelling van meer tobben, hem belangrijker zou lijken, maar wij zijn het daarmee niet eens. In dezen studiekop is op een voudiger en natuurlijker wijs gegeven, en spontaner is daar ook gevonden, wat wij voelen, dat hij in zijn gestijlde koppen wenscht te geven. Zonder tegen den stijl te zijn (dat ware dwaas heid) erkennen wij hier bij hem den meest innerlijken aard van zijn uiting. Bij van Hasselt te Rotterdam Door elk nieuw werk van Chubot, den schilder-beeldhou wer, worden wij overtuigd, dat de schilder Chabot zeker itmand kan worden, waarmee zal moe ten worden gerekend. Indertijd besprak ik zijn naakten en zijn landschap; de pas geschilderde voorstelling van een paard (en profil en loopend gegeven) versterkte ons vertrouwen, in hem. Er is daar bij eenvoud, persoonlijkheid; een zekere afzonderlijkheid bij een stoutmoe digheid. 'Wat D, van Gelder laat zien bij Van Hasselt (litho's) bestaat uit twee soorten van beschouwing van de natuur. D'eene soort, en daartoe behooren zijn takken bloemen en enkele der landschappen, is keurig, proper ondervonden en netjes geteekend. Maar zij is te koel; er is geen hartslag in. Het tweede soort: boschgezicht en landschap, al ver toont het duidelijk een invloed (dien van Bresdin), heeft het geheim der kunst meer aan zich. Het is Georg Kunstzaal

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl