De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 21 juni pagina 11

21 juni 1930 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

ILDHOUWER Edzard bij de Boer - Vincent van Gogh >OR A. PL ASSCHAERT niet voltooid door den vorm te verdroomen, het geheim" in deze litho's ontstond door een rangschikking van donkeren-licht vol détails van vor men, zobals bij Bresdin dat ook het geval is. Deze laatste litho's zijn bij D. van Gelder de belangrijkste. Het derde werk dat ik bij van Hasselt zag, zijn teekeningen, schetsen van Chris de Moor, uit de Boiinage en van elders; kinderportretten, naakt, vrouwefiguur en typen. Ook door deze schetsen krijgt ge een beter zicht op 'de Mcor's wezen dan ge door ander werk soms krygt. Hier vindt ge geen gecomponeerde of gebouwde voorstelling" zooals deze tijd dat noemt, die onder den dwang der architekten leeft, maar ge betrapt de ontroering en de ontroerbaarheid van Chr. de Moor op heeterdaad. De Moor blijkt hier dan. rap, kenschet send teekenaar te zijn van kinderen (verfijnd in een deli caat portret je) vlot veiderineen schets naar zigeuners, en met zin voor het komische (laat hij toch oppassen om de gewaande deftigheid van den bouw eener schilderij deze eigenschap niet te doen verdorren) in mannetjes in kroegen van de Bormage etc. Eigenaardigerwijs vertoont hij in' meer overdachte en grooter teekeningen een overeenkomst met weik van Oharley Toorop maar deze is niet wezentlijk. Vincent van Gogh. Opmerkingen 'k Herinner mij den tijd, toen het werk van Vincent van Gogh nog onbekendi of mis kend of door weinigen pas was erkend- Het was toen een bewijs van stoutmoedige zeker heid en van autonoom, eigen inzicht niet te twijfelen as,n zijn waarde, en gewis te zijn, dat naast de weinigen de velen zouden komen, die, zoo hem niet zouden eeren, toch zouden gelooven, wat de voorvechters zeiden en beaamden. Inder daad zijn de velen komen aansukkelen, ge weet nooit wat zij van schilderijen zien noch ge nieten, en de vroeger eenzame uweg naar Vincent's werk is een soort te avenue geworden, inderdaad te vol van nutters, meepraters, baatzoekers, ijdeltuiten, 3.en wat er meer aan sykophanten is en schilderkundige ? schalmei-tuiters. Maar dat by iederen roem; als 't eenmaal zeker is, en verachte eigentlijk een krans waard is, : komen de officieelen opdringen; de gekleede1 heffen hun hymnen, en laurierblad na laurierWordt aan de voeten van 's kunstenaars i" gelegd de doornekroon van zijn leven vervangen of liever vergeten; bebaarde gaan, zich te buiten aan loftuitingen en ongeschoren wangen zwellen onder den t van noodelooze woorden. Dat hoort bij iederen 'Lier roem, die met bloed van moeiten gekocht is, ergens, ongezien, ongewaardeerd gedurende een langen tijd. ... Maar is die roem een maal dus officieel ontwijd, dan komt er gewoonlijk een periode van rust, waarin het werk weer de noodzakelijke stilte krijgt rond zich. De roem wordt dan grooter, en schiet eenzaam aan tot een groot en zuiver kristal, rood van bloed en rozen.... Onze periode is grootscheepsch; zij is gewend aan massa en aan hoeveelheden. Een beperkte voor raad mishaagt haar; dat is tegen de standaardiseering. Schilderijen zijn van die dingen, die nog niet gestandaardiseerd zijn in hun onderdeelen; ze zijn dus niet willig noch willekeurig samenstelbaar. Wat is dan logischer dan de be staande hoeveelheid te vergrooten, als de vraag groot is? Wat is voor de onkundigen, die koopen, niet uit eerbied maar uit maatschappelijken zin (een goede schilderij en verzameling is een introductie!) eenvoudiger erin te loopen, en falsificaties, niet enkel Millet's, te voegen bij de overige onechte werken? Waarom zou den er geen valsche van Gogh's kunnen ont staan? Waarom zou de roem van Vincent deze hatelijke onrust niet kennen? Waarom zou door valsche werken niet onzeker worden gemaakt wat zóó bang was verkregen? Waarom zouden betweters, uit hoogmoed alleen?, niet alles voor echt verklaren, wat aan den dag kwam (alsof hun autoriteit meer gold dan Vincent's zwoegen), en waarom zou er geen reactie kunnen ontstaan, die te ver ging, uit nood om zekerheid? Dit alles is eenvoudig en logisch: falsificaties, doctrinaire hoogmoed, zilte katalogiseeringen. En eigentlijk is het jammerlij k-logisch dat we dit aan en bij Vincent zien gebeuren. Het is de bespotting vóór een kruisiging. ... of voor het standbeeld. Er bestaat een plan, of bestaan er plannen, Vincent te eeren met een standbeeld? Waarom Kolbe Max Liebermann niet, vraag ik (ik zit zelf in zulke commissie) maar al is het te verwachten, dat zulk voornemen moest ontstaan, is dit nog geen reden voor mij, onafhankelijk van de commissie, mij af te vragen wat passend lijkt voor Vincent en passend lijkt voor ons land, ten opzichte van Vincent. Wat passend lijkt voor Vincent hangt af van de plaats, waar het teeken der herinnering, het gedenkteeken, zal komen. Komt het gedenkteeken in een dorp, van waaruit, vretmd als een komeet, Vincent uitzwierde over de waereld; waar zijn roem begon maar niet noodzakelijk eigen werd; waar feitelijk niemand tuk is op dien roem of er de scherpe heugenis van bewaart, (en zulke dingen komen immers voor !) dan lijkt het mij eenvoudig en juist het gedenkteeken daar zóó eenvoudig mogelijk te houden (er is immers geen hem innerlijk-welgezinde menigte; hij leeft daar niet). Dietz Edzard Kunstzaal de Boer

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl