De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 28 juni pagina 2

28 juni 1930 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 28 JUNI 1930 No. 2769 Prof. Dr. L. BOLK door Prof. Dr. J, A. J. Barge lm dankbare gedachtenis l EN persoonlijke herinnering aan Bolk ? l De eerste gedachte, die dit verzoek bij mij ?wekt, is deze: Hoe verschillend is de indruk, dien men in den loop der jaren van 'n mensch krijgt, zelfs bij 'n zoo onaantastbare en sterke persoon lijkheid als Bolk was. Als ik terug ga tot den tijd, het was 1903, dat ik met Bolk kennis maakte, ik jong studentje, hij de verschrikkelijke anatoom, moet ik eerlijk be kennen, meer vrees dan sympathie te hebben gevoeld voor de merkwaardige figuur. Hij was nog jong toen, pas 36, had 'n donkerbruinen, weligen krullebol, 'n zwierigen snor en 'n ietwat stijf baardje. Met z'n stalen bril, z'n slecht zittenden en vaak geratelden pantalon, z'n stijf dicht geknoopte gekleede jas, die wel 'n erfstuk leek van Ruge en daarboven 'n wat parmantig aandoende, eveneens «tijf gestrikte en wijd afstaande zwarte Lavallièredas, leek hij 'n weinig inspireerende figuur, die op het eerste gezicht meer de ambtelijke dan de wetenschappelijke zijde van z'n professoraat te onderstrepen scheen. Z'n colleges waren helder bijzonder helder, maar plechtig en apodiktisch. Dat hij z'n leven lang zou worstelen met de pro blemen, die hij overal ont dekte, zou men uit z'n col leges toen waarlijk niet heb ben afgeleid. Het was zooals hij het zei en daarmee uit. In de snijkamer was hij, laten we het maar eerlijk zeg gen, de despoot, beter mis schien nog de tyran, die hij, hoeveel milder z'n gemoed in latere jaren ook worden zou, toch eigenlijk tot het einde toe gebleven is. Ik ben mij er altijd over blijven verwon deren, waarin toch wel het ietwat sinistere genoegen kon schuilen, waarmede hij de studenten trachtte einzuschüchtern", iets wat hem bij de overgroote meerderheid door 'n soort van persoonlijk magnetisme wonderbaarlijk gelukte. Het was iets als de havik en de duiven. Bij zijn verschijning verstomde het rumoer, op z'n meest een voudige vraag volgde zicht bare beklemming bij den de linquent en bleef deze het antwoord schuldig, dan vloog hij de^zaal af" voor 14 dagen! Hij had 'n fel temperament en kon onbedaarlijk driftig wezen, maar ik had altijd den indruk dat dit naar machtswellust zweemend, bruusk en impulsief optreden tegen over vele studenten volstrekt niet alleen als 'n uiting van dit temperament verstaan moet wor den. Het was of hij, naar de snijkamer gaande, ergens bij zich zelf 'n handle verzette, of er zoo doende 'n stuk moedwil in z'n houding school, en ik heb altijd gepoogd het merkwaardig verschijn sel voor mezelf te verklaren, door aan te nemen, dat hij, heel jong hoogleeraar geworden, atoutprix het rumoer en den humor der Amsterdamsche studenten de baas wilde blijven en zich onder alle omstandigheden doen gelden. In ieder geval is hij. als m'n veronderstelling juist is, in dit laatste. gelijk in veel zaken, met volkomenheid geslaagd. Hoe heel anders is het beeld, dat zich aa,n mij voordoet als ik nu aan hem terugdenk, zonder meer, zonder opzettelijke bijgedachten, na het vele, dat ik met hem beleefde, en na alles wat hij doormaakte. Hoe hemelsbreed verschilt alleen al het uiterlijke. Wie die hem nooit anders dan in den lateren tijd heeft gekend, kan veronderstellen, dat de korte karakteristiek die ik boven van z'n voorkomen gaf, ook maar eenige juistheid bezeten heeft, 'n Zwierige artisticiteit en 'n neiging tot eeuigszins vrouwelijke graoie had, geleidelijk aan, al het ambtelijkplechtige aan z'n figuur ontnomen. Hij was ge heel zich zelf geworden in voorkomen en beweging n was zouder ook maar iets opvallends in z'n Uiterlijke verzorging 'n volkomen persoonlijkheid, 'n scherp omlijnde figuur, hetgeen na z'n invalidi teit nog op tragische wijze werd geaccentueerd. : Hoeveel mei-kwaai'dige eigenschappen en benijdenswaardige gaven van geest en hart heb ik later in hem leeren kennen waardeeren, en hoe anders gekleurd bij veel, dat gelijk bleef, is daardoor zijn herinneringsbeeld voor mij geworden. Het is moei lijk in 'n vluchtig stukje als dit volledig te zijn. Ik wil er niet naar streven. Ik wil alleen op 'n paar in mijn oog sprekende eigenschappen wat meer licht laten vallen. Allereerst op z'n merkwaardige intellectueele begaafdheid. Zijn breede en veel zijdige belangstelling en scherp geheugen bezorgde hem een schat van parate kennis, die hem welhaast onmiddellijk in staat stelden de mogelijke waarde eener observatie te bepalen, en de richting voor verder onderzoek te kiezen, voor zoover niet reeds een heel bijzonder intuïtieve probleemstelling hierop was vooruitgeloopen. Had eenmaal, langs welken weg dan ook, een probleem vasten vorm voor hem aangenomen dan was het, of er een daemon in hem was losgebroken en wierp hij zich met een niets en niemand en op de laatste plaats zich zelf ontziende werkkracht op de oplossing daarvan. Er volgden weken, maanden, jaren soms van onafgebroken onderzoek. Leek het naar buiten wel eens onsystematisch, zijn sterke geest, die alles vasthield, systematiseerde toch het geheel. Wonderlijk dan de hoeveelheid feiten, die hij aan het licht wist te brengen, waarbij hij in de voor hemzelf zoo bewonderde kunst niet slechts te zien, waarnaar men kijkt, maar ook datgene waarnaar men niet kijkt", een waarachtig mees terschap aan den dag legden. Geleidelijk aan kwam dan zijn sterk synthetiseerend vermogen in actie, werd het omvangrijk geheel der zoo uiteenloopen.de feiten onder n gezichtspunt vereenigd en ontstond er 'n, met groote helderheid en in vaak eleganten stijl geschreven werk, welks inhoud men met het oog op de waarschijn lijke juistheid der conclusies aanvaarden kon of niet, maar waaraan men maar zelden zijn bewondering voor de per soonlijke visie, de klare uit eenzetting en de meesterlijke bewerking onthouden kon. Bolk werkte altijd. Z'n leven was verdeeld tusschen z'n laboratorium en de een voudige kamers die hij be woonde, maar hij werkte in beide even hard. Stelde hij de allerhoogste eischen, aan eich zelf, wie in zijn dienst, of onder zijn leiding kwam kreeg het allesbehalve gemak kelijk. Nog herinner ik mij levendig, hoe ik op 15 >Sept. 1900 bij hem m'n'karig bezoldigde assistentsplaats aanvaardde, met als eerste doel de bewerking van m'n proefschrift. i Ik was volkomen vreemd op het terrein van het door mij in overleg met Bolk gekozen, onderwerp. Hij bezorgde mij de eerste noodzakelijke literatuur, de stapel vermeerderde dagelijks en ik toog ijverig aan het studeeren. Na 'n paar dagen, toen hij al eenige malen lichtelijk geprikkeld om mij heen had gedraaid, kwam het hooge woord eruit: ..Meneer B. het laboratorium is geen plaats om te zitten lezen". Nee professor, maar u hebt toch gezegd, dat ik u 'n overzicht van de litte ratuur moest geven voor ik mijn materiaal ter bewerking zou krijgen". O, ja ! Wat doet u 's avonds" ? Deze vraag leek mij vrijmoedig en ik zei weinig nadrukkelijk, dat ik 's avonds werkte, ook wel eens las en ook wel eens wat anders deed. 's Avonds moet iemand van uw leeftijd W'erken", was het antwoord, al het andere dient nergens voor. Het laboratorium is plaats voor onderzoek, thuis moet u studeeren en schrijven. Ik zal u wel ander werk geven hier". En meteen was er beslag gelegd niet slechts op m'n ambtelijke uren, die slechts voor 'n frugaal koffiemaal binnen het laboratorium mochten onderbroken worden, maar even volledig en on voorwaardelijk op mijn vrijen tijd. Het duurde 'n vol jaar, eer ik met mijn literatuurstudie klaar was en al dien tijd deed ik in het laboratorium werk, dat met mijn dissertatie niets te maken had. Ik ben hem voor deze initiale correctie nog steeds dankbaar. Driemaal daags verscheen hij in de assistenten kamer. Heel vriendelijk was z'n goeie morgen", maar het werd onmiddellijk gevolgd door: waar VAN DER HELST SIGAREN GOEDE SIGABEI II EEI BESCHAAFDE VERPAKKING is u mee bezig" ? en als het werk was, meer dan genoeg voor 'n maand, en hij had 't een week geleden opgegeven, vroeg hij unverfroren": ,,Is dit het laatste" ? Zoo was het wel eens moeilijk de overtuiging te bewaren, dat hij ook met hard werken te bevredigen was De eerlijkheid gebiedt echter te getuigen, dat als eens 'n enkele maal iemand werkelijk ontmoe digd raakte, Bolk degene was, die onmiddellijk klaar stond, om het zelfvertrouwen weer overeind te helpen. Zoo poogde hij z'n werklust en werkkracht op anderen over te brengen en wie het voorrecht gehad heeft, langeren tijd in deze atmosfeer te hebben geleefd, kan niet anders dan dankbaar zijn voor den vormenden invloed, dien hij op deze wijze heeft ondergaan. Men zou den indruk kunnen krijgen uit het bovengezegde, dat Bolk al met al 'n onaangenaam niensch was. Wie echter langer dagelijks van. nabij met hem verkeerden, wisten, dat hij eenige eigenaardigheden had, zeker, maar voelden toch hoe langer hoe duidelijker, dat het geheel 'n soort van facade was, waarachter 'n bovenal edele. rechtschapen en trouwe ziel schuil ging, die een. diepen eerbied voor het leven had, en de bovenmenschelijke kracht bezat in volkomen resignatie te aanvaarden, al wat het hem oplegde aan plich ten en leed en ellende. Immers, was hij veeleischend voor wie in zijn dienst stonden, voor hun belangen stond hij op de bres. persoonlijk, en hij duldde daarbij nauwelijks medewerking of hulp. Was hij streng, hij was volmaakt eerlijk en. rechtvaardig. Buiten ambtelijk verband, was hij joviaal. vriendschappelijk en gezellig, zoodra hij zeker was van z'n omgeving. Dan kwam z'n zin voor humor en onbedwongbare plaaglust, met 'n enkel fijn saree,sme gekruid, naar boven, terwijl z'n spontane en gracieuse hoffelijkheid hem stempelde tot den geboren ami des femmes". Heel frappant komt dit laatste tot uitdrukking in het door Lizzy Ansingh geschilderd portret, dat heel goed is van. psychologische gelijkenis, maaialleen voor dengene die Bolk in damesgezelschap mee maakte. Voor wie hem niet anders kent dan. als hoogleeraai1 moet het absoluut vreemd zijn. WTas Bolk 'n groot man door z'n geest en door z'n hart 'n groot niensch, het geheel van z'n leven heeft iets heroïsch gekregen door de tragiek van het einde. Op het hoogtepunt nog van z'n kracht heeft hem toen de ellende getroffen: de vreeselijke ziekte die hem onmiddellijk een zware invaliditeit bracht en. meer dan tien jaar lang -den dood in de oogen deed zier. Voorbeeldig en heroielc heeft hij dit wreed»; lot gedragen. Langzaam, tergend langzaam is hij gesloopt., lichamelijk in letterlijken zin zelfs afgebroken. Hij heeft geen klacht gelaten, geen zucht geslaakt. Wie bij hem kwam waagde het niet, uit diepen eerbied en ontzag, ook maar een zweem van mede lijden te laten doorschemeren. ... er werd gegek scheerd, er werd over wetenschappelijke zaken van gedachten gewisseld, er werden plannen gemaakt. Hij aanvaardde het leven, zoo lang.... en zouals hij het had en zag den dood recht inliet gezicht. Ne me soutenez pas.... persorme.... l'uisqu'elle est en. chemin Je l'attendrai debout et l'epée a la main ! Lang. . , . heel lang nog zal zijn naam in de wetenschap blijven voortleven. Van hooger waarde echter dan deze rechtmatige wetenschappelijke glorie blijft voor hen, die ervan getuige waren.. zijn moreele kracht tegenover leven en dood. Kon. Meubeltransport-Maatschappij DE GRUYTER 6 Co. *?*?»? DEN HAAG *?*?»« AMSTERDAM - ARNHEM Bewaarplaatsen voor Inboedels

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl