Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 28 JUNI 1930
OUDERDOM
door Melis Stoke
Teekeningen voor de Groene Amsterdammer" door E. Harmsen van Beek
POLROGER&C
LE CHAMPAGNE EN VOGUE
JAGER GERLINGS HAARLEM
OLGENS de dagbladen is de heer
Witpaardarend, die met zijne tagenwoordige
echtgeeen reis door Europa maakt, honderd-acht
oud' Hij is het laatste opperhoofd van een
-Indiaansche stam uit de Colorado -streek en draagt
«en vredespijp bij zich die hij destijds (en achteraf
'gezien wel wat voorbarig) met Bismarck gerookt
heeft. Het spreekt vanzelf dat deze buitenlandsche
Concurrentie in kringen van honderdjarigen hier
de honderdjarigen
Vfee lande eenige ontstemming heeft verwekt. De
? 'honderdjarigen zijn namelijk vrij behoorlijk geor
ganiseerd. In elke stad woont er niet meer dan een,
de z. g. monopoliehouder, die recht heeft op een
Stukje in de krant en officieele bezoeken van ver
tegenwoordigers van het gemeentebestuur.
Het rayon der honderdjarigen is om zoo te zeggen
«Ten scherp ingedeeld als dat van de benden
dranksmokkelaars in Amerika. Het gebied van
eiken honderdjarige is verboden voor alle anderen
en het mag inderdaad verbazingwekkend heeten
d«t de heer Witpaardarend alle deferentie en
ongeschreven wetten verkracht heeft door
zoomasir per vliegmachine uit Berlijn te komen.
De vereeniging van honderd-en-meer jarigen
heeft zich dan ook tot de pers gewend met het
verzoek om deze deloyale concurrentie zooveel
mogelijk den kop in te drukken. Wij hebben echter
niet aan dit verzoek willen voldoen alvorens een
blik te slaan in het paspoort van den
buitenlandschen bezoeker teneinde te constateeren dat daarin
inderdaad als geboortejaar staat ingevuld: 1822.
En ofschoon ons bij navraag gebleken is dat de
registers van den burgerlijken stand der Colorado
gebieden uit het begin van de vorige eeuw door
onnaspeurlijke oorzaken in het ongereede zijn
geraakt, hebben wij ons toch kunnen vergewissen
van het feit, dat de heer Witpaardarend in elk
geval een flink stuk achter in de honderd is.
Hij vindt dit zelf niets bijzonders.
'n Kwestie van anciënniteit verklaart hij
' achteloos, en -onmiddellijk daarop: ik begrijp niets
van die eeuwfeesten in België. Ik ben veel ouder
dan die heele Belgische onafhankelijkheid. Ik
herinner mij nog als den dag van gisteren jullie
bestuurlijke scheiding, en ik heb mij negen jaar
geërgerd over dat getreuzel met drie tractaten....
dat is nou ook al weer een-en-negentig jaar geleden
... .Waar blijft de tijd.... Apropos.... hoe staat
het met die tractaten ?"
Wij gaven den heer Witpaardarend een korte
schets van de herzienings-geschiedenis, waarop
Wj zuchtend verklaarde:
Dat heb ik in 1839 al dadelijk gedacht..
maar enfin, wie tijd van leven heeft. ..."
Op dat -oogenblik werd op de deur geklopt, en
een trouwe bediende van tegen de honderd kwam
zeggen dat de blanke medicijnman Van de Velde
in de antichambre was...."
De heer Witvoetpaard (zooals hij onder intimi
genoemd wordt) knikte ongeduldig.... ,, Ja, ja....
dit opperhoofd is mij nagereisd uit Berlijn....
Hij wil mijn meening over het huwelijk weten...."
Wij maakten ons gereed oin discreet op te staan,
maar het roode opperhoofd beduidde ons met een
gebaar om te blijven zitten en verklaarde glim
lachend: ... .ik heb geen geheimen.... een oud
man Oef !"
Het werd ons niet duidelijk of dit Oef op het
huwelijk als zoodanig sloeg, want reeds schreed
de gevierde huwelijks-specialist het vertrek bin
nen. Het onderhoud dat thans volgde is
uitteraard niet in extenso voor publicatie vatbaar,
doch wij doen hieronder eenige grepen uit de
ervaring van onzen rooden gastheer.
? In 1908, zeide hij, ben ik voor het laatst her
trouwd. Ik was toen zes-en-tachtig, en wij gaan
thans maar weer de zilveren bruiloft tegemoet.
Uit hetgeen ik daareven zeide over de Belgische
onafhankelijkheidsfeesten hebt u al begrepen dat
ik geen bewonderaar ben van jubileumvieringen.
Wij hebben dan ook besloten den dag onopge
merkt te laten voorbijgaan. Al die koperen, zil
veren en gouden bruiloften beginnen een mensch
op den duur te vervelen. Bovendien is het leef
tijdsverschil tusschen de kinderen te groot ge
worden. Ik heb kinderen in leeftijden van zes tot
negentig, en hoewel ik niet te klagen heb over de
wijze waarop de grooteren met de kleintjes op-^
schieten is het toch teveel geëischt om te ver
langen dat ze zich allemaal rustig en prettig
gedragen op zulk een familiefeest. TJ begrijpt
hoe dat aan de kindertaf el toegaat. Allicht zal
een snaak van elf andere interessen hebben dan
een meisje van vijf-en-tachtig, en op zijn beurt
zal een jongen van achter in de zeventig gemakke
lijk ruzie krijgen met zijn broertje van veertien.
De oudste kinderen klagen dat de jongere broertjes
en zusjes zoo druk zijn en omgekeerd is het niet te
eischen dat de kleintjes zich eerbiedig zullen ge
dragen tegenover de zusjes en broertjes van boven
de zestig. Zoo kunnen mijn vrouw en ik wel aan
het verbieden blijven, en op die manier wordt zulk
een familiefeest een ware bezoeking. Het leeftijds
verschil brengt ook mede dat de kinderen geheel
uiteen loopende smaken hebben op het stuk van
spelletjes, charades etc.
de blanke medicijnman
hoogloopende ruzie
Eens hebben we geprobeerd het geheele span
op Kerstmis te verzamelen, maar we doen het nooit
weer. Mijn jongen van vierentachtig kreeg hoog
loopende ruzie met zijn broertje van negen over
het aansteken van de kaarsjes en mijn vrouw heeft
onvoldoende prestige over die groote lummels
om ze in bedwang te houden. Tegen de zeventig
worden de kinderen ongezeggelijk, weet u, en dan
is er geen land meer met ze te bezeilen.
Maar hoewel al die kinderen ons een boel last
geven zeggen mijn vrouw en ik toch vaak tegen
elkaar dat kinderzegen een groot geluk is. liet
koopen van de kleertjes bijvoorbeeld.... Wilt
u wel gelooven dat we half Berlijn hebben
leeggekocht ? Matrozenpakjes, gekleede jassen, schoen
tjes in alle maten, petten, hooge hoeden,
kapothoedjes, matrozenmutsen. . . . alles hebben we
ze gestuurd. En dan de cadeaux: sportwagens,
vliegende Hollanders, rolwagentjes, sigaren, flikjes,
tollen, brillenetuis, hoepels, krukken. . . .
Maar het huwelijk op zich zelf, de ethische ert
de sociale zijde. ..." drong thans dr. van de Velde»
aan.
Het groote opperhoofd keek hem ernstig
aanen zeide toen: Jongmensch. . . . onlangs heeft.
mijn kleinzoontje van vier-en-zestig mij diezelfde?
vraag gesteld, en ik heb hem geantwoord: vent
blijf jij nog maar wat aan de ooievaar gelooven. Ik,
ik houd er niet van
houd er niet van dat jonge broekjes zich'met zulke
dingen bemoeien.... Oef.. . ."
Hij blies een groote rookwolk uit zijn
Bismarckpijp, en wendde zich tot zijn vrouw: II n'y a plus
d'enfants. ... !"
SPREEKZAAL
Conservatorium-leerlingen
Och ja ! Zij hebben een breeden rug !
De heer Dr. W. v. Ravesteijn onderwerpt in de
Groene Amsterdammer'' van 2 'l dezer een stuk van
Balthazar Verhagen in dit blad van 12 April (dat
ik niet heb gelezen) aan critiek. De heer V. staaft
daarin blijkbaar zijne meening dat de opera een
kunstvorm is, die historisch op een vergissing be
rust" met de bewering dat iedere conservatorium
leerling" dit reeds lang wist.
De beide heeren mogen elkaar zooveel bestrijden
als zij willen, maar als Dr. v. 11. op gezag van den
heer V. tot conclusies komt als Indien het onder
wijs op het Amsterdamsche Conserv arotium in
demuziekgeschiedenis niet dieper ga.at dan de
oppervlakkfg.j wijsheid, die de heer V. ons heeft mede
gedeeld, me gen wij gerust zeggen, dat het onvol
doende is" dan gaat hij te ver.
Het zou beter zijn geweest, als Dr. v. K. vóór
deze uitlating in het publiek, zich op de hoogte
had gesteld van den werkelijken gang van zaken.
Intusschen ben ik het met Dr. v. B. eens, dat
tegenstanders van het ontstaan eener Opera in
Amsterdam dit ter aanmoediging der voorstan
ders naar andere en betere wapens moeten om
zien dan naar Conservatorium-leerling-wijsheid."
Ook de voorstanders. Zeker ! Ook al zou ik den
heer v. R. op zijn vraag hebben geantwoord, dat.
die wijsheid" van een geheel anderen inhoud is,
dan de heer Verhagen meent.
Er wordt sinds eenige jaren door leerlingen van
het Amsterdamsche Conservatorium met het groot
ste animo gewerkt aan studie en uitvoering van
hetgeen ik, om met Dr. v. R. te spreken, zou kun
nen noemen muziek met tooneel". \Vist de heer
v. R. dit niet?
Het spijt mij, dat de tijd ontbreekt, om deel te
nemen aan het interessante debat der beide heeren.
De dagen zijn thans te vol met de voorbereiding,
van een tweetal der vergissingen" (? .. ..!).
Tegen den Seitenhieb aan het adres der
Conservatoristen moest ik echter even, en wel met klem
protesteeren.
SEM DRESDEN,
Directeur van het Amsterdamsch&
Conservatorium''