De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 28 juni pagina 5

28 juni 1930 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

GROENE AMSTERDAMMER VAN 28 JUNI 1930 Kunst zaal van Lier Rokin 126 Amsterdam* Oostersche A Europeesche antiquiteiten Oude en Modarne schilderijen en plastieken Negerkunst t Ethnographlca Signifische gedachten over muziek door Mr. H. Giltay n. OJ IGNIFICA is de leer van het menschelijk verstandhoudingsvermogen. Zij is ontstaan uit - het besef van de ontoereikendheid onzer verstandhoudingsmiddelen en het verlangen daarin ver betering te brengen. De groote moeilijkheid voor den significus is, dat hij zich voortdurend van de .gebrekkigheid onzer woord-taal bewust is, en het toch met haar doen moet. Daarom is het altijd verheugend, wanneer het blijkt, dat onze woorden werkelijk verstaan zijn, niet alleen.met het oor, maar met de ziel. Dat men erin geslaagd is met zijn woorden zeer analoge gedachten en gevoelens bij anderen te wekken. Naar aanleiding van mijn vorig stukje ontving ik een brief van den heer van der Starp te Botterdam, waarin deze instemming betuigt met mijn opvatting van het wezen en de werking der muziek taal en mij een vraag stelt, welke ik gaarne wil trachten te beantwoorden. Ik schreef, dat de musicus op even zoovele zielsinstrumenten speelt, als hij hoorders heeft, en in elke ziel een ander lied doet klinken, dat afhankelijk is van den bijzonderen aanleg der ziel n van het geheel harer ervaringen. De heer van der Starp vraagt nu: hoe is dit mogelijk, hoe kan de muzikale luisteraar geheel onbevangen zijn eigen lied spinnen bij de muziek van Wagner en Strauss, waar deze componisten ons allerlei bepaalde motieven, een Wotan-motief, een Elektra-motief enz., opdringen ? . Ik meen, dat de heer van der Starp hier inderdaad den vinger gelegd heeft op een wonde plek van de muziek der genoemde componisten. Hij ver gelijkt hen met godsdienstige drijvers, die, inplaats van ons onze Gods voorstelling vrij te laten vormen, ons een bepaalde Godsvoorstelling trachten in te praten. Het eigenaardige van de waarachtige muziek is, dat zij onmiddellijk ons gevoelsleven raakt, dat hare klanksymbolen onmiddellijk onze phantasie doen werken zonder de brug van het verstandelijk begrjjpen. Wij spreken wel van muziek begrijpen, maar dit begrijpen is geheel verschillend van het woordtaai-begrijpen. Woorden verwijzen voor het meerendeel althans naar bepaalde dingen" der buitenwereld. De muziek daarentegen verwijst niet naar dingen, maar naar zielstoestanden. Daarom zijn Wotan-, Elektra- en natuur-motie ven eigenlijk uit den booze. Hun beteekenis wordt ons door den componist opgedrongen. Hij zegt ons b.v.: denk erom, als ge de leege kwinten c-g-c hoort, dan beteekent dat de Natuur". Dat is beneden-muzikaal. Ten eerste omdat muziek geen uitwendige dingen moet beteekenen", en ten tweede omdat het klanksymbool hier niet onmiddellijk-intuïtief, maar eerst via het verstand werkt. O, ja, daar heb je de Natuur weer, of Wodan of Sancho Pansa", denken we. En we moe ten niet denken, als we muziek hooren. Of liever: ons denken moet n zijn met ons voelen, het moet spontaan gevoels-denken zijn. Dat dit stamelende aanduidingen zijn van wat in woorden niet is te zeggen, weet ik maar al te goed. Tusschen Dood en Overwinning Teekening voor »de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan Victoria: Passeert!'' Lessing heeft indertijd in zijn Laokoon de grenzen der poëzie onderzocht. Het zou goed zijn als een muzikale Lessing thans eens de grenzen der muziek trachtte vast te stellen. Want dat de muziek leelijk bezig is hare grenzen te buiten to gaan, staat voor mij vast. Hoe dit komt ? Het komt doordat de moderne componist binnen haar grenzen niet genoeg meer te zeggen heeft. Het cerebrale moet het gemis aan innerlijke gemoeds waarde vervangen. Maar daarmee houdt de muziek op muziek te zijn. Verstandelijk spelen met tonenmateriaal is geen scheppen. Wat heeft men al niet gezocht, om aan zijn innerlijke armoede te ont komen ! Maar men zocht het vooral daar waar het niet te vinden is: in het uiterlijke. Zoo heette het b.v., dat onze toonladder uitgeput was: er moesten tusschentonen, kwart-tonen bijgemaakt worden. (Busoni). Het is als wanneer een dichter zou zeggen, dat hij met de letters van het alphabet niet meer toe kan. Zoo is ook de prograrnma-muziek een teeken van innerlijke zwakte. Men suggereert het publiek bepaalde voorstellingen en hangt daar muziek aan. Terwijl wij, als wij muziek hooren, nu juist eens gén bepaalde voorstellingen" moeten hebben. Maar alleen naar onze eigen ziel hebben te luis teren, naar hetgeen daaruit onde inwerking der muziek oprijst. Muziek is de zelf openbaring der ziel. TJnd wer nicht denkt, Dem wird sie geschenkt, Er hat sie ohne Sorgen. Maar om die zelf-openbaring bij anderen mogelijk te maken, moet men. . . . zelfs iets te openbaren VERLANGT BIJ UWEN Wl J N H AN DELAAR EN IN UW RESTAURANT: CHAMPAGNE KRUG&CO REIMS IN KWALITEIT AAN DE SPITs! hebben. Dat hebben de moderne componisten te weinig. Ons innerlijk leven is verzwakt en verarmd. Techniek en wetenschap bloeien als nooit te voren. Onze beschaving draagt een overwegend geëxtraverteerd, naar buiten-gericht karakter. En het is een zegen, dien wij niet genoeg kunnen waardeeren, dat in onze arme, koude wereld zoo nu en dan nog een lichtstraal valt uit die andere, hoogere wereld, waarin een Bach, een Moaart, een Beethoven, een Schubert leefden. Frederik van Meden heeft Beethoven en Bach aangeroepen als zijn bemiddelaars bij God". Dat zijn de groote toondichters. En de allergrootste, want allermenschelijkste, Beethoven, heeft het geweten, toen hij de woorden neerschreef: Höheres gibt es nichts, als der Gottheit sich mehr als andere Menschen nahern und von hier aus die Strahlen der Gottheit unter das Menschengeschlecht verbreiten". Makelaar J. D. R.Nienaber ? H it s* s u m GRATIS TOEZ. maand: WOHINGGIDS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl