De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 5 juli pagina 10

5 juli 1930 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

IAANSCHE V] UIT de beschrijvingen der eerste Europeesche indringers en onder zoekers, die ons iets over N.-Amerika vertellen, blijkt, dat bij het eerste contact met het blanke ras de N.Amerikaansche Boodhuiden reeds een vergevorderde cultuur bezaten. Dit behoeft ons geenszins te ver wonderen, daar er natuurlijk van de zesr oude en kunstzinnige beschavin gen van Zuid-, maar speciaal van Midden-Amerika, wel een en ander naar het N. zal zijn uitgedragen, ofsshoon het ongetwijfeld moeilijk zal va'len dit aan de hand van de weinige ons ten dienste staande gegevens en werkelijk zeer oude voorwerpen onomstootelijk te bewijzen. Natuurlijk is de cultuur van de heden ten dage met Yankee en Canadeezen in vrede levende, hun schadedeloosstelling wegens verloren jacht velden in dollars ontvargende, soms zelfs Europeesche tournee's onderHoofdtooi nemende, vuurwater drinkende en met jan en alleman den vredespijp rookende, ja, blanken tot opperhoofd uitroepende Indianen, een flauwe af spiegeling van het geslacht, dat voor nog geen honderd jaar de Far West geheel beheerschte en ook in andere deelen van N. Amerika heer en mees ter was. Of deze tota'e ondergang van een cultuureel hoogstaand ras. dat zich eeuwen lang. tegen alle gevaren van Toegepaste Kunst van Noot een woeste natuur in. staande wist te houden, doch na aanraking met do blanken in korten tijd bijna uitgeroeid werd. het blanke ras tot eere strekt. is een vraag, die wij in dit verband liever onbeantwoord laten. Waav de lioodhuiden jagers- en vissehersvolken zijn. spreekt het van zelf. dat wij. om hun kunstzinnigen aard te ontdekken, niet hebben te zoeken naar bouwwerken. Hun bestaan behoefde de verplaats bare wigwam en voorts de allernood zakelijkste dingen, die onder alle om standigheden mee te voeren waren, indien het noodig. was andere jacht velden te zoeken. Hun zucht tot versieren en op schik moest zich dus bot zien te vieren op de noodzakelijkste dingen, dus op wapens, kleeding, tent en paardetuig. Bij aandachtige beschouwing ver vult het ons met bewondering hoe zij die weinige dingen vormen en ver sieringen wisten te geven, vaak vol van wonderlijk gestyleerde figuren uit hun religieuze gevoelens en begrip pen (totemisme !) voortgekomen, of ook vormen van -/AI i v er geometrisehen aard. Vooral de zeldzaam voorko mende en om hun hoog artistieke waarde zeer gezoclile voorwerpen der llaïda-Indianen (van de ten YV. van .Canada in den Pacific liggende Ko ningin ('harlotte eil.) en verwante stammen als: Flinkit. getuigen van een buitengewone kunstzin. l.Tit deze streken stammen de mo numentale totempalen, soms wel 2(1 a 25 M. hoog en geheel met fraai beeld houwwerk versierd. Oe/.e llaïda wa ren ..huiselijker" d.w.z. aan een vaste woonplaats gebonden; zij waren bijna uitsluitend visschers. De oudste ons bekende kleedingstukken zijn van soepel leder, dus gepraepare.Td. Dal liet mogelijk was deze kleedingstukken op verschillen de wijzen te versieren hebben de divei'se stammen bewezen. 7oo zijn er voorbeelden waar door insnijding en verwijdering van de opperlmid van liet leder ornament werd gemaakt. Door inkl"iireii werd liet effect hier van soms verhoogd. Ook vond gewone beschildering plaats, waarvan zeer kunstzinnige voorbeelden bekend zijn. .Natuurlijk werden ook versieringen tegen het leer aangebracht, welke aanvankelijk bestonden uit voort brengselen der natuur, als: schelpen, zaden, vruchten, stekel varkenspenrieri. tanden en pijpjes been (soms zeer fraai gepolijst !) Later, toen Kuropa schepen vol glaskralen en spiegeltjes leverde, die door ruilhandel zelfs tot de verst ver wijderde stammen doordrongen, wer den dit zeer begeerde versieringsniiddelen, die door hun verschillende kleu ren zeer frauie art ist ieke ornament at ie mogelijk maakten. Kenmerken de oude voorwerpen zich dus door een voorname soberheid. de nieuwe munten uit door hun kleur. Steeds nie-T frappeert het. hoe deze nat uurmenschen kleuren wisten en DOOR JAC. wet en aan t e wenden en naast elkaar te zetten, terwijl zij in hun geometrisch or nament schier onuit puttelijk zijn. \Vellicht is aan deze voorliefde voor een zuiver geometrische versiering hun ver wantschap met de oude bewoners van Mexico niet vreemd. Maar ook wel vin den we menschfiguren als opluistering op kleedingstnkken afgebeeld. Soms zelfs gansche jacht-"en]|(>orlogstafreelen, waar door de zoo versierde voorwerpen groot e waarde krijgen, als historiogram, daar ze dan in beeldschrift belangrijke episoden uit het bestaan van den stam weergeven. De eenvoudigste wij/e van versie ring, die echter zeer karakteristiek is, werd nog niet genoemd: we bedoelen het inknippeii van. het leer. zooals vaak bij de broekspijpen voorkomt. waa,rdoor franje bij de naden ontstaat. Tot weven kwamen de onrustig trekkende Uoodhuiden niet zoo ge makkelijk: weven is een \v< rk dat tijd en geduld eiseht en een eenmaal op gezet weefwerk is niet transportabel. Natuurlijk is wel weefwerk bekend, liet meeste alweer van de X. \V. kust, dat van geitewol en soms ook van planten vezels vervaardigd weid en Kleed Dac a. mocassin; b-c. taschjes; d. zich gewoonlijk door geraffineerde totemistische versieringen kenmerkt. Kuropeesche import heeft echter vrijwel de weet'pogingeii dei' Hoodhuiden stopgezet. Stoffen voor kleeding Werden soms verkregen door liet uitkloppen van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl