Historisch Archief 1877-1940
S'IERINGSKUNST
Mmerikaansche Indianen
LDERINK
boombast ; een me
thode die bijna over
de geheele wereld
verspreid is.
Beschilderd en met
kralen en vogelhui
den versierd werd
ook hiervan vaak
iets bizonder fraais
gemaakt.
Van deze genoem
de stoffen werden
verschillende k l e
edinggtukken ge
maakt, waaronder
we dan rekenen : bui
zen, mantels, broeken
en mocassins (pan
toffelachtige schoe
nen) maar ook zaken
van opschik werden
er uit samengesteld
als gordels
(wampoems ) hoofdbanden ,
manchetten,
tasschen, enz.
? '- * *
iïanneer we hiermee het ornaat
aleen Roodhuid compleet
meegela waanden, zouden we te zesr
dm de werklijkheid blijven, daar
«fen der meest intrinsieke
versielaan
niet genoemd hadden: n.l. de
Vréiag aan een jeugdig bewonderaar
n ^iet Roode ras (heb dank Aimard,
irl May, Cooper. etc. !) wat een
?odhuid is en ge krijgt ten antwoord :
i Handelende bos veeren !
D^ veerentooi is bij de diverse
Duimen niet gelijk, terwijl ze ook een
inperk is voor de belangrijkheid van
n jirager: ze wisselt van n enkele
/,) e. halssnoer; f. tabakszak
''l
ir) tot een tooi die langs den rug
hangt tot op den grond.
feze tooi is vaak samengesteld uit
oigel- en staartpennen van groote
gels b.v. arenden.
de uiteinden van de veeren
Jen vaak stukjes hermelijn bont
bevestigd, waaronder lange witte
paardeharen gebonden zijn. Zie de
foto's van Scraping White, het opper
hoofd der Blood Indians. uit het
reservaat Lethbridge, Alberta, Canada,
hiernevens.
Frappant a's versiering is voorts
het zeer vaak, zoowel bij mannen als
vrouwen voorkomende, halssnoer, sa
mengesteld uit groote kralen afge
wisseld met gepolijste pijpjes been.
dat soms een kurasachtig voorkomen
heeft. Een dergelijk snoer weegt
eenige ponden en behoort gewoonlijk
tot de feestkleedij.
Het bestaat uit vele evenwijdig
loopende draden (pezen) waaraan of
waartusschen in het laatste geval
horizontaal, de staafjes been, die plm.
10 c.M. lang zijn, geregen zitten. Deze
versiering staat bij de Indianen in
hoog aanzien.
Levende te midden van een woeste
natuur, welke vele gevaren biedt,
zouden de Indianen niet gekleed zijn,
zonder hun wapens, die door hun
noodzakelijkheid voorwerpen werden
waarop hun zucht tot verfraaiing zich
kon uiten.
Pijl en boog, vaak bewaard in een
fraai versierde leeren tasch, speer en
schild, knots, lasso, tomahawk
(werpbijl) dolk en mes. zij alle beantwoor
den niet alleen aan hooge practische,
maar ook aan hooge aesthetische
eisenen. Natuurlijk hebben we hier
het oog op de zelfvervaardigde wapens:
de geïmporteerde' zijn uitsluitend
practisch.
Het komt den moed en de dapper
heid der Roodhuiden niet te na van
vredesgedachten vervuld te zijn: van
daar dat tot hun uitrusting behoort de
z.g.n. vredespijp en de tabakszak.
Van de eerste is vaak den kop uit
natuursteen gemaakt, terwijl de steel
van plantaardige herkomst is.
De tweede is van leer en gewoonlijk
een specimen van zeldzaam zorgvul
dige versieringskunst.
De overige opschik der Indianen is
van zeer individueelen aard.
Soms komen gedreven zilveren en
gouden banden, ringen en liangeis
voor, vaak uit munten vervaardigd.
Ook vinden munten, na doorboord
te zijn, toepassing als
versieringsobject.
Als geld gebruikten diverse stam
men rond geslepen plaatjes uit schelp
vervaardigd ot' bizondere soorten
schelpen.
De parvenu's bevestigden soms hun
kapitaal op in het oog loopende wijze
aan eigen kleeding of die van hun
vrouw: comme chez nous.
Over versieringen van wigwams en
paardetuig zullen wij thans niet
uitweiden.
Nieuwe Verzen
Arotuldttiiu'. door ffeletie Siciirlli,
hij J. H. Kok. N. V. Kampen,
1930.
Mevrouw Helene Swavth neemt
tuss'hen d" Xeiierlaridsche (lichters
eene zeer eigen plaits in, en dit niet
alleen dooi' de hoedanigheid harer
ver/en. maar ook dooi' de eigenaar
digheden van haar wezen. Zij onder
scheidt zich niet in het bijzonder
door den specialen aard haver gevoe
lens.
Hoofdtooi
Deze zijn vrij algemeen, in dezen
bundel vooral weemoed om verleden
geluk, angst voor de dood. verlangen
naar berusting, soms wanhoop over
gemis aan voldoende innerlijke hou
vast, haar ontnomen door het steeds
groeiende wijsgeerige inzicht, dat
alles ten opzichte van het Kene On
bekende toch van zeer geringe waarde
is.
Ik vind haar voornaamste kenmerk,
waardoor een vers van haai' te her
kennen is tusschen honderde anderen,
in het feit dat zij haar innerlijk leven
steeds in symbolen ziet. Voor een deel
zijn hare gevoelens aan de natuur
verbonden, die daardoor teeken van
haar eigen ziel wordt. Dit verklaart
het groote aantal natuurverzen, dat
zij geschreven heeft. Ook de zooge
naamde doode werkelijkheid heeft
voor haar symbolische beteekenis.
(Ziet: de Laanlantaarn e. a.). Zelf*
als zij hare gevoelens rechtstreeks
tracht uit te zeggen, gebeurt dit meest
al toch nog in eene voor die gevoelens
symbolische legende. (Ziet: de
Steenen.)
Ik kan echter het gevoel niet
van mij afzetten, dat haar groote
techniek haar soms te gemakkelijk
en onnoodig dichten laat. Daardoor
zijn sommige verzen van dezen bundel
l venloos.
A. DEFRKSXE