De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 5 juli pagina 11

5 juli 1930 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

S'IERINGSKUNST Mmerikaansche Indianen LDERINK boombast ; een me thode die bijna over de geheele wereld verspreid is. Beschilderd en met kralen en vogelhui den versierd werd ook hiervan vaak iets bizonder fraais gemaakt. Van deze genoem de stoffen werden verschillende k l e edinggtukken ge maakt, waaronder we dan rekenen : bui zen, mantels, broeken en mocassins (pan toffelachtige schoe nen) maar ook zaken van opschik werden er uit samengesteld als gordels (wampoems ) hoofdbanden , manchetten, tasschen, enz. ? '- * * iïanneer we hiermee het ornaat aleen Roodhuid compleet meegela waanden, zouden we te zesr dm de werklijkheid blijven, daar «fen der meest intrinsieke versielaan niet genoemd hadden: n.l. de Vréiag aan een jeugdig bewonderaar n ^iet Roode ras (heb dank Aimard, irl May, Cooper. etc. !) wat een ?odhuid is en ge krijgt ten antwoord : i Handelende bos veeren ! D^ veerentooi is bij de diverse Duimen niet gelijk, terwijl ze ook een inperk is voor de belangrijkheid van n jirager: ze wisselt van n enkele /,) e. halssnoer; f. tabakszak ''l ir) tot een tooi die langs den rug hangt tot op den grond. feze tooi is vaak samengesteld uit oigel- en staartpennen van groote gels b.v. arenden. de uiteinden van de veeren Jen vaak stukjes hermelijn bont bevestigd, waaronder lange witte paardeharen gebonden zijn. Zie de foto's van Scraping White, het opper hoofd der Blood Indians. uit het reservaat Lethbridge, Alberta, Canada, hiernevens. Frappant a's versiering is voorts het zeer vaak, zoowel bij mannen als vrouwen voorkomende, halssnoer, sa mengesteld uit groote kralen afge wisseld met gepolijste pijpjes been. dat soms een kurasachtig voorkomen heeft. Een dergelijk snoer weegt eenige ponden en behoort gewoonlijk tot de feestkleedij. Het bestaat uit vele evenwijdig loopende draden (pezen) waaraan of waartusschen in het laatste geval horizontaal, de staafjes been, die plm. 10 c.M. lang zijn, geregen zitten. Deze versiering staat bij de Indianen in hoog aanzien. Levende te midden van een woeste natuur, welke vele gevaren biedt, zouden de Indianen niet gekleed zijn, zonder hun wapens, die door hun noodzakelijkheid voorwerpen werden waarop hun zucht tot verfraaiing zich kon uiten. Pijl en boog, vaak bewaard in een fraai versierde leeren tasch, speer en schild, knots, lasso, tomahawk (werpbijl) dolk en mes. zij alle beantwoor den niet alleen aan hooge practische, maar ook aan hooge aesthetische eisenen. Natuurlijk hebben we hier het oog op de zelfvervaardigde wapens: de geïmporteerde' zijn uitsluitend practisch. Het komt den moed en de dapper heid der Roodhuiden niet te na van vredesgedachten vervuld te zijn: van daar dat tot hun uitrusting behoort de z.g.n. vredespijp en de tabakszak. Van de eerste is vaak den kop uit natuursteen gemaakt, terwijl de steel van plantaardige herkomst is. De tweede is van leer en gewoonlijk een specimen van zeldzaam zorgvul dige versieringskunst. De overige opschik der Indianen is van zeer individueelen aard. Soms komen gedreven zilveren en gouden banden, ringen en liangeis voor, vaak uit munten vervaardigd. Ook vinden munten, na doorboord te zijn, toepassing als versieringsobject. Als geld gebruikten diverse stam men rond geslepen plaatjes uit schelp vervaardigd ot' bizondere soorten schelpen. De parvenu's bevestigden soms hun kapitaal op in het oog loopende wijze aan eigen kleeding of die van hun vrouw: comme chez nous. Over versieringen van wigwams en paardetuig zullen wij thans niet uitweiden. Nieuwe Verzen Arotuldttiiu'. door ffeletie Siciirlli, hij J. H. Kok. N. V. Kampen, 1930. Mevrouw Helene Swavth neemt tuss'hen d" Xeiierlaridsche (lichters eene zeer eigen plaits in, en dit niet alleen dooi' de hoedanigheid harer ver/en. maar ook dooi' de eigenaar digheden van haar wezen. Zij onder scheidt zich niet in het bijzonder door den specialen aard haver gevoe lens. Hoofdtooi Deze zijn vrij algemeen, in dezen bundel vooral weemoed om verleden geluk, angst voor de dood. verlangen naar berusting, soms wanhoop over gemis aan voldoende innerlijke hou vast, haar ontnomen door het steeds groeiende wijsgeerige inzicht, dat alles ten opzichte van het Kene On bekende toch van zeer geringe waarde is. Ik vind haar voornaamste kenmerk, waardoor een vers van haai' te her kennen is tusschen honderde anderen, in het feit dat zij haar innerlijk leven steeds in symbolen ziet. Voor een deel zijn hare gevoelens aan de natuur verbonden, die daardoor teeken van haar eigen ziel wordt. Dit verklaart het groote aantal natuurverzen, dat zij geschreven heeft. Ook de zooge naamde doode werkelijkheid heeft voor haar symbolische beteekenis. (Ziet: de Laanlantaarn e. a.). Zelf* als zij hare gevoelens rechtstreeks tracht uit te zeggen, gebeurt dit meest al toch nog in eene voor die gevoelens symbolische legende. (Ziet: de Steenen.) Ik kan echter het gevoel niet van mij afzetten, dat haar groote techniek haar soms te gemakkelijk en onnoodig dichten laat. Daardoor zijn sommige verzen van dezen bundel l venloos. A. DEFRKSXE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl