Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 5 JULI 1930
No. 277
IOSGOPY
door L. J. Jordaan
EORGE BANCROFT
,,»e Wolf van Wallstreet", Tuschinsky
E-absurde vergelijking van dezen
opmerkefilmspeler-ïnet Emil Jannings kan
geik, tot de advertentie-rethoriek gerekend
,. Bancroft verviel nog nimmer in de
jamjonge-jannery, die ons den vroegeren
.urlijken Jannings reeds lang deed vergeten.
geweldige emanatie, die van een pure, krachtige
ifjfcrsoonlijkheid op het filmdoek uitgaat, bedierf
tot heden niet door malle pruiken, aangeplakte
en geforceerde mimische gymnastiek. Hij
kwam alleen nog maar voor de lens, als de gave,
veelzijdige mensch, die hij van nature is.
i "Bij treedt" niet op" ??noch als gek", noch als
I invalide", noch als grijsaard" en het koude
on-, "rorbiddehjke objectief, dat door al die fratsen
t* leen ziet, aanvaardde zijn type nog steeds, zooals
S" 3*et de onbewuste gratie van een schoon en sterk
.<iüer aanvaardt. Zoodra Bancroft rollen" gaat
.«pelen, zal zijn doodvonnis als kunstenaar
getee^ iend zijn l
* *
#
Bancroft vestigde zijn reputatie in de
voortrefJWl
feljjke füm: The docks of New-York". Zijn
^-?^iOntdekker" Josef von Sternberg, liet de schoone,
Animale aantrekkelijkheid van dezen argeloozen
"f \ kolos ten volle voor ons leven. Men heeft zeer sterk
Ihet gevoel, dat de cineast zijn drama voorzichtig
.rondom en in harmonie mét het karakter van deze
boeiende, gave persoonlijkheid schiep,
voort'" .durend op zijn hoede om iets aan haar natuurlijke
;'_ jnenschelijkheid te forceeren. Zelfs in zijn latere
?film The dragnet", waarin Bancroft de gevaarlijke
maatschappelijke metamorfose van dokwerker tot
?detective onderging, bleef zijn persoonlijkheid in
?wezen onaangetast. En zoo ontstond de uiterlijk
"trage, zwaarbloedige figuur, waarin het gist en
kookt dit geweldig reservoir van elementaire
?driften en menschelijke zwakheden, dat het
pueriele filmgedoe in n slag tot bloedigen ernst
", maakt, omdat wij er ons zelf in herkennen, on
matig vergroot en verhevigd.
Het is deze persoonlijke magie, die Bancroft met
CUBHBBAAIi AGENTEN VOOB
AMATEUK-fcUJO-CITBUSTISG
FOTO-SCHAAP & Co.
SPUI 8 AM8TEBDAM
zich meedraagt en die bij hem behoort, als de
radio-activiteit bij het radium. Mon kan er een
kunstzinnig en logisch gebruik van maken, als Stern
berg, of er een weinig belangrijke intrige omheen
knutselen, gelijk de cineast van The wolf of Wall
street" zoolang Bancroft Bancroft blijft houdt
hij ons vast en grijpt ons aan met bovennatuurlijke
kracht. Het ware dwaasheid te beweren, dat
Bancroft een groot acteur" is en zoo mooi een
dokwerker" een politieman of een effecten-haai
speelt". Het kan ons volkomen koud laten in
welke maatschappelijke positie men hem aan ons
presenteert, zoolang door de armazlige vermom
ming steeds de mensch Bancroft zijn onweerstaan
bare waarachtigheid uitstraalt. Het gekunstelde,
samengeflikte scenario verschrompelt dan tot een
onbelangrijke fictie. Wat overblijft is het elemen
taire conflict van dezen comphtm, hevig levenden
mensch met al het mers"lul;jke, dat de wereld
voor ons allen gereed houdt: liefde, haat, voor
spoed, eerzucht, wroeging. Wanneer Bancroft de
ontrouw van zijn vrouw ontdekt, dan zien wij onze
eigen passie opvlammen, monsterachtig vergroot
maar naakt en waarachtig. Het lot van deze
bijzondere figuur groeit uit tot het lot van
Elckerlyck door ons allen begrepen, door ons allen
gevoeld, want door or s allen doorleefd. Dit is geen
spel" dit-is de tragische weerspiegeling van
onze eigen tragiek dit speculeert niet op onze
verstrooiing zelfs niet op onze bewondering. Dit
raakt direct en onmiddellijk onze eigen diepste
instincten: haat, vrees, teederheid. En de kinder
achtige imitatie van griezelige rariteiten als krank
zinnige alleenheerschers en berooide grootvorsten
wordt naast deze aangrijpende realiteit een zinloos
marionnettenspel.
* *
*
Het aloude probleem, uitgedrukt in Pudowkin's
waarschuwend: L'acteur danger!" krijgt met
George Bancroft nieuwe actualiteit. Wij weten
het de centrale spelende" film-ster is een
gevaar voor het cinegrafisch kunstwerk. Wie de
harmonieuse zuiverheid der middelen in welken.
kunstvorm ook, aanvaardt, voelt oogenblikkelijk
de onverzoenlijke vijandschap tusschen de koude,
accurate lens en den gegrimeerden, acteerenden
filmspeler. De rimpeling van het water eener
stadsgracht de sprong van een panther, zijn
door het objectief gezien oneindig dramatischer
dan de stuiptrekkingen van een geverfd en
geschminckt gezicht.
En. toch zijn daar sujetten als een Gavbo, een
Lars Hansen en een Bancroft. Welke waarde, welke
beteekenis hebben zij in het cinegrafisch drama
maar vooral: welke is hun verhouding tot den
werkelijken creatie ven arbeid van den cineast?
Wij zullen om te beginnen, overgeleverde be
grippen omtrent spel en speler hebben te herzien.
Wij zullen ons dienen te doordringen van de waar
heid, dat met de film volmaakt nieuwe toestanden
zijn geschapen, die niets hoegenaamd met de
traditioneele opvattingen omtrent tooneelmatige
fictie te maken hebben. Een filmsujet is geen
tooneelspeler kan dat ook nimmer zijn. Het
filmsujet heeft niet te spelen, htt heeft zich zelf te zijn.
Ongetwijfeld is hiermede een groote moeilijkheid
geschapen, zoolang het sujet aandeel heeft te nemen
in een vooruit bepaalde, fictieve handeling. Zoo
lang de film niet met de ideale normen van het
filmjournaal kan werken: argelooze sujetten, on
beïnvloede handeling zoolang zal men deze
ideale normen door een compromis hebben te
benaderen. M.a.w.: het menschelijke materiaal
zal zooveel mogelijk zijn natuurlijke plastiek
moeten bewaren, zijn eigen persoonlijkheid onbe
lemmerd moeten uitleven. Hoe levender,
veelzijdiger, gevoeliger deze persoonlijkheid is hoe
intenser zij op affecties van buiten reageert
des te krachtiger zal de opgewekte emotie zijn.
Dat zal dan, ook in de naaste toekomst de kwali
teiten van een star" moeten bepalen.
Voor de spelers zit aan dezen gedachtengang een
fatale en trieste consequentie vast: Zij zijn slechts
korten tijd bruikbaar ! De practijk heeft de waar
heid dezer theorie, lang voor men haar uitvond,
reeds voldingend bewezen. De kortstondige glorie
der filmberoemdheden is spreekwoordelijk ge
worden. Consequent doorredeneerend komt men
onverbiddelijk tot de conclusie: een filmsujet, ook
het gevoeligste, is slechts nmaal bruikbaar.
ledere herhaling schaadt de spontaniteit
deiexpressie, de argelooze overtuigingskracht van liet
gebaar de persoonlijkheid immers, wil blijven
boeien en forceert, dus verminkt xk-lr/.eM'. Wie de
lijst der star's" nagaat en erkent, dat bijna allen
op slechts n enkele waarlijk gave ..creatie"
MOPPEN....
Als men zoo echt genoegelijk bijeen is,
doch niemand iets meer te vertellen heeft,
omdat er in de heele kring geen een is
die iets heeft opgemerkt of iets beleefd,
dan wacht men bij het ingevallen zwijgen
op wie nu wel het eerst de geest zal krijgen,
en dus de eerste mop ten beste geeft. . . .
Dan schuiven ice bijeen met roode koppen,
op 't prikkelend en verlossend tooverwoord
dat steeds voorafgaat aan een reeks van moppen:
Zeg. . . . hebben jullie deze al gehoord. . . . 1J"
. . . .van die tivee lui ...".. .?diéjongen die niet
te O's was. ..."
of: van dat stel dat op de huwelijksreis was. ..."
of: van die kleine Moosje...." Enzoovoort.
Na 't eerste salvo van gelach en kreten
valt weer de stilte in, en iemand zegt:
. . . .Bij mij is 't zoo gehoord. . . . en zoo vergeten"
Een ander: ik onthou' ze ook slecht...."
Je moest die dingen in een boekje schrijven. ..."
Door ieder wordt nu onder de bedrijven
met vlijt in de memorie rondgedregd. . . .
Alras komt nu een tweede op de proppen.
Zeg... .kennen jullie die al van die vent...."
Weer luid gelach.... weer peinzen.... nieuwe
moppen. . ..
O. ... /a. ..." juicht iemand die 't verhaal al kent.
Dan volgt een mop met zulk een vreemde passus
dat een bedeesde blozend giechelt: jassus.."
Maar 't meerendeel is in zijn element. . . .
Het vuur woedt voort, en als het uitgewoed is
blijkt ieder moe Een giechelt nog gesmoord.
Een hikt nog na, verklarend ,,dat-ie-goed-is. . . .'
Een derde triomfeert om 't laatste woord. .. .
Elk neemt zich voor de beste te onthou'en,
om, die weer elders sappig te herkauwen
als: ,,. . . .hebben jullie deze al gehoord. . . . ?"
MELIS STOKE
Nederlandsche Munt
Holland's beste 10 cents sigaar
kunnen bogsn, zal deze conclusie, ondanks haar
schijnbare extravagantie moeten aanvaarden.
Zoo zullen wij dan. wel doen de herinnering aan de
schoone, gave menschelijkheid van den George
Bancroft uit de Dokken van New-York" zorg
vuldig in onze herinnering te bewaren. De tijd kan
niet verre meer zijn, waarop het noodlot van den
filmspeler zich a-.n hem zal voltrekken. Reeds
wordt de f.'.am ^an zijn p'achtig spel", dat nog
geen spel is, naar alle windstreken uitgebazuind.
Keeds grijrst hem de noodzakelijkheid aan, te moe
ten creëeren"?te moeten scheppen", hij, die in
zich zelf een volmaakte schepping is ! De alom
bewonderde melodramatische tooneellach in deze
laatste sound-film, die evenmin bij zijn stroeve,
door innerlijke stormen geteisterde natuur past,
als een foxtrott of een gezangboek, wijst reeds
op den komenden neergang.
Tot de dreigende pruik van Damocles op zijn
hoofd zal neerdalen en zijn persoonlijkheid ver
nietigen
GIDDINGfi
ITUYNENBURG MUYSI
aSCHILDERSI