De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 5 juli pagina 9

5 juli 1930 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

-DE GROENE AMSTERDAMMER VAN S JULI 1930 Glaswerk van Simon Gate ONS HUIS door Paul Bromberg De Zweedsche tentoonstelling "1TVE synthese van kunst en industrie heeft in , JLJ Zweden een eigen beteekenis, daar de invloed Xler groote massa domineert. Toegepaste kunst is altijd meer een probleem van 5 .algemeene beschaving dan v van zuivere aesthetica, zoo; -dat het wel te verwachten ?was, dat in Zweden meer ?dan elders, kansen aanwezig waren voor de gelouterde rmassavervaardiging van het -.gebruiksvoorwerp. De toege paste Zweedsche kunst is ;geheel gericht op de behoef"tea der groote middenstand ?-en der ontwikkelde arbei? ders, een artistieke luxepro? ductie heeft er geen voedings bodem. Na den oorlog werden -talrijke bewegingen op touw : gezet om voor hen woningen ? en meubels in goede uitvoe: ring beschikbaar te stellen en '. lang voor de doelmatigheid" .als stijl werd gepredikt in .andere landen, had men in Zweden reeds het ideaal der eenvoud, zoowel uit econo mische als uit aesthetische ? overwegingen. Deze, uit in nerlijk verlangen, aanvaarde ? eenvoud, gaat gepaard met een groot gevoel voor kwali teit, waartoe'de natuurlijke . rijkdom van Zweden aan goed " hout en ijzer aanleiding is. We treffen hier dus wél : gunstige omstandigheden aan en behalve deze eenvoud en kwaliteitwaardeering voegt zich nog een derde gunstige factor bij de vorige. Wij bedoelen de karakteristieke Zweedsche aanhankelijkheid voor oude tradities. In geen land was het mogelijk de volkskunst nog leven in te blazen, alleen in Zweden kon dit wonder gebeuren en hoewel in p,anvang velen sceptisch . stonden tegenover deze kunstmatige voeding der kunstinstincten, moeten we nu toch toegeven, . dat het nieuwe leven geen couveuse meer noodig heeft. Het Zweedsche ppwiljoen in 1925 te Parijs heeft de aandacht gevestigd op de mogelijkheden, .die dit land bezat en onze belangstelling is sedert . dien wakker gehouden door publicaties over Zweedsche architectuur, welke ons verwonderde door de groote zuiverheid sen natuurlijke begaving. De Zweedsche huisvlijt w^rkt anoniem, we kennen haar als een levend bezit; van het volk, onder de veilige hoede der traditie. Met groote nieuws gierigheid reisden we dit \ land binnen, omdat we niet konden voorspellen» of de vloedgolf der nieuwe zakelijkheid" hier verwoestingen zou aanrichten of dat de aanwezige gunstige omstan digheden door de aanslibbing nog vruchtbaarder zouden worden. De algemeene architectuur van de tentoonstelling is frisch, kleurig en afwisselend, ook door de heuvelachtige ligging, 's Avonds worden alle gebouwen (die overdag een. eenigszins chaotische groepeering vertoonen) door een lichtarchitectuur in n greep tesamen gehouden, vooral een gezicht vanaf de overzijde op de heuvel van het openluchtmuseum Skansen is overwel digend mooi. Er is gelukkig gebroken met de traditioneele tentoonstellingspoppenkast; door hit ontbiek n van schijnarchitectuur maakt de expositie een eenvoudige indruk, die een geheel andere sfeer schept dan b.v. de pompeuze gevels in Antwerpen, versierd met allerhand motieven als maskers, figuren, ornamenten en waar men, als men zijlings over de maskerade heen kijkt, achter de ver momming. .. . eenige hijschkranen of andere machines geëtaleerd ziet ! De hallen zijn eveneens zonder veel ophef, maar met hun lichte kleuren en veel decoratieve vlaggen vormen ze een prettige afsluiting van den weg, ook trekken ze niet op vermoeiende wijze de aandacht. Het geëxposeerde laat zien, dat Zweden een kunstnijverheid bezit, die op zeer hoog peil staat; het glaswerk was ons reeds bekend, hoewel het nu blijkt, dat de reis collectie, welke we in het Stedelijk museum hebben gehad, lang niet volkomen was. Hoewel Orrefors, als pionier, nog de naam heeft, vonden we andere fabrieken, die eveneens prachtig glaswerk vervaardigen. In de laatste vijf jaar ontstond n.l. in Kosta een glasfabriek (met Dahlskog als kunstenaar) en ook de Elme-fabrieken (met Ollers als artistiek leider) maken voortreffelijk glas. Zilver en tin zijn materialen, waarin veel machinale productie wordt geëxposeerd en vooral bij tin heeft men zich losgemaakt van vormen, die aan het oude handwerk herinneren. Hoewel Eetkamer van A. E. Hjörth ook in aardewerk en porcelein het begrip overheerscht, dat de machinale productie een eigen vorm moet vinden, is toch deze toegepaste kunst nog het minst bezield. De inrichting der vele woningen en fragmenten van bouwblokken is zeer ernstig ter hand genomen. Was bij de kunst nijverheid in het geheel geen invloed waar te nemen van geïmporteerde ..zakelijkheid", de huisinrichting is er hier en daar niet geheel aan ontkomen. Zij blijkt bij nader onderzoek voor namelijk te bestaan in kwistig ncergi hangen Triplex" lampen, een soort populaire tandartsenlamp, die a's een grijparm door het vertrek spookt. en in een enkele poging om gasbuizen toe te passen; Sloydwerk uit Lapland maar aangezien het hout in Zweden concurrentie van metaal onmogelijk maakt, heeft het meta) n meubel hier geen kans, bovendien verheugt t zich allerminst in de sympathie. Wel is ov sprake van grootst mogelijke eenvoud, niet wüle van een leus, maar uit aangeboren nei^mj, en daardoor mist de eenvoud ook het disciplinaire Zonder twijfel werkt de invloed na van vroep'; vormen en dit verleent juist aan de modellen eteigen Zweedsche karakteristiek. Problemen V V" ruimteindeeling zijn op vernuftige wijze opgel» zonder daarbij te vervallen in overdreven ti passingen, die de bewoo baarheid verjagen. Opmerkt lijk is de groote vrijheid, die aan de inzenders werd gela ten, zoo geheel anders dan op Duitsche exposities hot. geval is, geen verbod v& versiering, van zwierig bthang, van speelsche motie vei. en toch nergens is deze vrij heid aanleiding geworden tot uit de band springen. De uiterste grenzen liggen tusschen sommige meubelen van Gemla (een soort Zweedsche Thonet), waarbij weieens een verstarring in functioneele bedoelingen valt waar t» nemen en van architect Hjörth, die zich soms te veel laat gaan in decoratieve uitspattingen, maar beiden toonen in de doorsnee van hun overvloedig aanwezige werkstukken toch een belang rijke productie. Er valt in de kamers met speciaal ontwor pen meubelen veel schoons te genieten, zonder dat deze , ,kunstenaars-meubelen" met hun onmiskenbare luxueuse inslag een aanvechting zijn van de opvattingen, die de massa meubels deden ont-staan; beide soort meubelen hebben hun eigen raison d'être en voor beide is hier plaats. KENNERS KOOPEN BOTER VAN OUD-BUSSEM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl