De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 12 juli pagina 10

12 juli 1930 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

Het meisje dat bloemen plukt" HET geloof in de Grieksche schilderkunst is een gave", werd ons eens van bevriende zijde toegevoegd, 't Is een kwestie van vertrouwen", en wij betoogden, dat niet alleen de warme toon waarin de Grieksche schrijvers spreken over hun schilders en de nadrukkelijkheid waar mede zij de schlldersnamen naast, ja wel eens boven, de namen hunner beeldhouwers plaatsen ons die over tuiging geschonken had met de be schouwing van de talrijke resten eener indnstrieele kunst, als die der vaas beschildering of der mummieportretMuseum te Napels ten te Fayoum gevonden. Maar het geloof was ons toch vooral geschonken door de overblijfselen van de Romeinsche schilderkunst in het Vaticaan en in het Museum te Napels. Had niet Winckelmann in 1761 in eenige der belangrijkste vondsten van Herculanum resten van schilderingen kunnen bewonderen, die hem aan zijn vriend den Graaf von Brühl dezen zin in de pen gaf: ,,Als in een oord als Herculanum op de wanden van woningen zoo volmaakte kunstwerken aanwezig zijn, tot hoe hooge graad van perfectie moeten dan de werken De Resten der Hellenistisc een Afglans van < flercules en Telephos" Museum te Napels der groote en beroemde Grieksche schilders ui de betere tijden der kunst niet opgevoerd geweest zijn?" * * * De gave een hél hoog denkbeeld te hebben, de gave warme bewonde ring te gevoelen voor de Grieksche schilderkunst, kan ieder zich geven die het boek ,,La Pittura EllenisticoRomana" van O. E. Rizzo, met aan dacht bekijkt. Wij kennen geen werk, waarin de resten der klassieke schilderkunst zoo compleet bijeengebracht zijn als in het genoemde, in 1929 te Milaan uitge geven boek, waarin men niet moede wordt steeds weer te bladeren, en waarin men zich telkens weer kan over geven aan de klare pracht dezer kunst. Want ook zij, die als wij, gretig de verspreide resten der Romeinsche schilderkunst in zich opnamen, zullen nu zij een. quasi compleet beeld dezer resten in Rome, Napels, Pompeji en Herculanum bijeen zien, zich grootelijks in hun waardeering voor de rijkuitgegroeide schilderkunst der Helle nisten gesterkt voelen. Ja. zij zullen het gevoel niet van zich kunnen afzetten, dat uit deze voor het meerendeel slordig uitgevoerde werken een schoonheid straalt, die door de groote meesters der Renaissance wel werd benaderd, maai' zelden werd overtroffen. Hoe meer men zich in de be schouwing dezer werken verliest, hoe grondiger men de herinnering kwijt raakt aan die lange eeuwen tusschen het begin onzer jaartelling en het gloren der 10e eeuw. Want juist die eeuw sluit in ons gevoel geheel aan bij den tijd die tusschen het eerste deel der eerste eeuw voor Christus en het jaar 79 n. ('hr.. toen Herculanum en l'ompeji bedolven werden, besloten ligt. Zouden in diepsteii grond die z.g. midden eeuwen niet gediend hebben om do nieuwe volkeren op te voeden en te scholen, om hun de oogen te openen voor de klare schoonheid, en om hun de handen vaardig te maken tot het grijpen van vorm en verschijning der schoone wereld:* Zeker, de volkeren die uit den heksenket <1 van Aziëvan over den Oeral waren getrokken om Europa te bevolken, hadden wel iets meege bracht, maar als wij hun groote be gaving voor de bouwkunst uitzonderen, dan brachten zij toch eigenlijk heel weinig mede: voor beeldhouwen en schilderen bleken zij slechts zér langzaam te openen. Wel hadden zij rhythmiseh gevoel voor ornamentale samenstellingen en sierend vernuft, dat zich spoedig be vruchten liet door de B\ zantijnsche somptuositeit. Plastisch gevoel hadden zij bijna niet, en Dr. Pit heeft eens terecht ge schreven dat de laat-Middeiieeuwsche beeldhouwer nog ..meer teekenacht ig dan plastisch" werkte. 11 ij was immers voortgekomen uit de volksstamnien die eens Europa overstroomden, en die geroepen waren nieuw bloed te brengen in de cultuur van de oudheid. De kunstzinnigheid van deze volken openbaarde zich nagenoeg uitsluitend in het aanbrengen op vaat werken en lijfsieraden van min of meer gecomDOOR Hl bineerde vlechtwerken, waarin vage diervormen het belangrijkste motief waren. Van een plastisch gevoel vinden wij aanvankelijk geen spoor. Dit werd hun langzamerhand door de zuidelijke beschaving bijgebracht. Dat de zuidelijke beschaving, dat de Grieksche beeldhouwer plastisch gevoel bezat, weet ieder, maar dat het plastisch gevoel in hun schilders even sterk leefde, kan menigeen nog Fragment : Aldobrandenusche b leereii vóór de resten der Romeinsehe schilderkunst die in werkelijkheid de afglans van de schilderkunst der Grieken is. Want onder de werken, die uit den tijd waarover wij spreken, lot ons kwamen, bevinden zich schil deringen die alle kenmerken hebben van trouwe copieën naar beroemde origlncelen. uit de groot e tijden der Grieksche kunst. liet boek van Hiz/.o geeft als inleiding een overzicht va.n de deco ratieve ornamentstijlen der wand schilderkunst. maar hoe belangrijk ook. onze belangstelling gaat met die van den schrijver iixav de schilderijen en frescos met meiischfiguren en landschap, zonder twijfel de meer nobele deele.ii van de decoratieve syntaxis. Reeds in de beschilderingen die tot

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl