Historisch Archief 1877-1940
Het meisje dat bloemen plukt"
HET geloof in de Grieksche
schilderkunst is een gave",
werd ons eens van bevriende zijde
toegevoegd, 't Is een kwestie van
vertrouwen", en wij betoogden, dat
niet alleen de warme toon waarin de
Grieksche schrijvers spreken over hun
schilders en de nadrukkelijkheid waar
mede zij de schlldersnamen naast, ja
wel eens boven, de namen hunner
beeldhouwers plaatsen ons die over
tuiging geschonken had met de be
schouwing van de talrijke resten eener
indnstrieele kunst, als die der vaas
beschildering of der
mummieportretMuseum te Napels
ten te Fayoum gevonden. Maar het
geloof was ons toch vooral geschonken
door de overblijfselen van de
Romeinsche schilderkunst in het Vaticaan en
in het Museum te Napels.
Had niet Winckelmann in 1761 in
eenige der belangrijkste vondsten van
Herculanum resten van schilderingen
kunnen bewonderen, die hem aan zijn
vriend den Graaf von Brühl dezen zin
in de pen gaf: ,,Als in een oord als
Herculanum op de wanden van
woningen zoo volmaakte kunstwerken
aanwezig zijn, tot hoe hooge graad
van perfectie moeten dan de werken
De Resten der Hellenistisc
een Afglans van <
flercules en Telephos"
Museum te Napels
der groote en beroemde Grieksche
schilders ui de betere tijden der
kunst niet opgevoerd geweest zijn?"
* *
*
De gave een hél hoog denkbeeld
te hebben, de gave warme bewonde
ring te gevoelen voor de Grieksche
schilderkunst, kan ieder zich geven
die het boek ,,La Pittura
EllenisticoRomana" van O. E. Rizzo, met aan
dacht bekijkt.
Wij kennen geen werk, waarin de
resten der klassieke schilderkunst zoo
compleet bijeengebracht zijn als in het
genoemde, in 1929 te Milaan uitge
geven boek, waarin men niet moede
wordt steeds weer te bladeren, en
waarin men zich telkens weer kan over
geven aan de klare pracht dezer kunst.
Want ook zij, die als wij, gretig de
verspreide resten der Romeinsche
schilderkunst in zich opnamen, zullen
nu zij een. quasi compleet beeld dezer
resten in Rome, Napels, Pompeji en
Herculanum bijeen zien, zich
grootelijks in hun waardeering voor de
rijkuitgegroeide schilderkunst der Helle
nisten gesterkt voelen. Ja. zij zullen
het gevoel niet van zich kunnen
afzetten, dat uit deze voor het
meerendeel slordig uitgevoerde werken
een schoonheid straalt, die door de
groote meesters der Renaissance wel
werd benaderd, maai' zelden werd
overtroffen.
Hoe meer men zich in de be
schouwing dezer werken verliest, hoe
grondiger men de herinnering kwijt
raakt aan die lange eeuwen tusschen
het begin onzer jaartelling en het
gloren der 10e eeuw.
Want juist die eeuw sluit in ons
gevoel geheel aan bij den tijd die
tusschen het eerste deel der eerste
eeuw voor Christus en het jaar 79 n.
('hr.. toen Herculanum en l'ompeji
bedolven werden, besloten ligt. Zouden
in diepsteii grond die z.g. midden
eeuwen niet gediend hebben om do
nieuwe volkeren op te voeden en te
scholen, om hun de oogen te openen
voor de klare schoonheid, en om hun
de handen vaardig te maken tot het
grijpen van vorm en verschijning der
schoone wereld:*
Zeker, de volkeren die uit den
heksenket <1 van Aziëvan over den
Oeral waren getrokken om Europa te
bevolken, hadden wel iets meege
bracht, maar als wij hun groote be
gaving voor de bouwkunst uitzonderen,
dan brachten zij toch eigenlijk heel
weinig mede: voor beeldhouwen en
schilderen bleken zij slechts zér
langzaam te openen.
Wel hadden zij rhythmiseh gevoel
voor ornamentale samenstellingen en
sierend vernuft, dat zich spoedig be
vruchten liet door de B\ zantijnsche
somptuositeit.
Plastisch gevoel hadden zij bijna
niet, en Dr. Pit heeft eens terecht ge
schreven dat de laat-Middeiieeuwsche
beeldhouwer nog ..meer teekenacht ig
dan plastisch" werkte. 11 ij was immers
voortgekomen uit de volksstamnien
die eens Europa overstroomden, en
die geroepen waren nieuw bloed te
brengen in de cultuur van de oudheid.
De kunstzinnigheid van deze volken
openbaarde zich nagenoeg uitsluitend
in het aanbrengen op vaat werken en
lijfsieraden van min of meer
gecomDOOR Hl
bineerde vlechtwerken, waarin vage
diervormen het belangrijkste motief
waren. Van een plastisch gevoel vinden
wij aanvankelijk geen spoor. Dit werd
hun langzamerhand door de zuidelijke
beschaving bijgebracht.
Dat de zuidelijke beschaving, dat
de Grieksche beeldhouwer plastisch
gevoel bezat, weet ieder, maar dat
het plastisch gevoel in hun schilders
even sterk leefde, kan menigeen nog
Fragment : Aldobrandenusche b
leereii vóór de resten der Romeinsehe
schilderkunst die in werkelijkheid de
afglans van de schilderkunst der
Grieken is. Want onder de werken,
die uit den tijd waarover wij spreken,
lot ons kwamen, bevinden zich schil
deringen die alle kenmerken hebben
van trouwe copieën naar beroemde
origlncelen. uit de groot e tijden der
Grieksche kunst.
liet boek van Hiz/.o geeft als
inleiding een overzicht va.n de deco
ratieve ornamentstijlen der wand
schilderkunst. maar hoe belangrijk
ook. onze belangstelling gaat met die
van den schrijver iixav de schilderijen
en frescos met meiischfiguren en
landschap, zonder twijfel de meer
nobele deele.ii van de decoratieve
syntaxis.
Reeds in de beschilderingen die tot