De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 19 juli pagina 5

19 juli 1930 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

D&&ROENE AMSTERDAMMER VAN 19 JULI'1930 CONTRACT-BRIDGE (Wederzijdsche stopzetting van den vlootbouw) -. " Briand: Ik pas" Mussolini: Dan ik ook maar" Signifische gedachten over muziek door Mr. H. Giltay in DE dichter Geibel schreef eens, op een gelukkig moment, dezen distichon: Warum glilckt es dir nie, Mus ik mit Woricn zu schilder n 'i Weil sie, ein rein' Element, Bild und Bedanken verschmühl. In deze enkele woorden ligt de verklaring van de onvertaalbaarheid der muziektaal: terwijl onze woordtaai overwegend visueel is, met aan de aan schouwing ontleende taal-öeeWen werkt, is dit met de muziek niet het geval. Haar symbolen zijn onmiddellijke zielssymbolen, gén beelden. Minder overtuigend lijkt echter het tweede deel van Geibel's uitspraak: dat de muziek ook alle gedachten versmaadt. Jacob Israël de Haan zegt: Ook in de muziek vindt men n het logische n het intuïtieve." Ik geloof niet, dat dit valt tegen te spreken. Muziek héft haar logica. De eene muziek sterker dan de andere, maar muziek zonder logica is een chaotisch onding. Waar het echter op aankomt is: dat de logica der muziek een andere is als die onzer woordtaai. Het logisch verband onzer woordtaai is van overwegend verstandelijken aard. Het zuiverste voorbeeld hiervan is de wiskundige bewijsvoering. De logica van een muziekstuk daarentegen is niet van verstandelijken aard, zij is intuïtieve gevoels-logica. Van de muziek geldt hetzelfde, wat Pascal van het menschelijk hart zeide: elle a ses raisons que la raison ne connalt pas." Zoodat men wel kan volhouden, dat muziek gedachten bevat, mits men in hot oog houde, dat het woordlooze gedachten zijn, voortschrijdend niet naar bewuste verstands-, maar naar onbewuste, intuïtieve gevoels-logica. Men kan dit verduidelijken met poëzie, .Poëzie is niet zonder logisch verband. Maar de logica treedt niet op den voorgrond, zij is opgenomen in en ondergeschikt aan de gevoelswaarde der woorden. Men vergelijke het verschil tusschen de ekonomische redeneering: ,,verhoogde vraag doet, bij gelijkblijven der overige factoren, de prijzen der goederen stijgen" met de dichtregels: ?ik heb op aarde wonderlijk yeivankeld her en der ; t'jch lichtte mij bijzonderlijk een vaste stille ster. (Van Eeden, Lioba). De ekonomische redeneering is gebouwd op logisch-verstandelijke overwegingen, de woorden werken uitsluitend door hun abstracte beteekenis. In Van Eeden's woorden daarentegen is óók wel logica, maar dat is niet de hoofdzaak. Zijn woorden werken door hun klank en gevoelswaarde, door hun beeldend vermogen en diepere, voor het bewustzijn ontoegankelijke harmonie. Die vier simpele versregels tooveren ons met n slag het beeld voor oogen van den naar vastheid en evenwicht smachtenden wankelen mensch. . . . Maar ik zal niet trachten dit vers in proza, te ver talen, want dit is ontwijding. Men kan niet in andere woorden zeggen, wat de dichter in poëzie zegt. Zoomin als men iemand een sonate van Beethoven in andere noten kan voorspelen. liet materiaal der poëzie is het woord. Muur ^c<l<lr(lclltil/e /toezie nadert tot muziek. Omdat zij vooral werkt door den klank der woorden en de daardoor gewekte j/firw/s-assooiaties, en niét dooi' haav logisch verband en de abstracte, beteekeuis h are f termen. Het sterkst misschien is dit het geval bij (Jorter's ,,Mei". Daarin komen passages voor, die als muziek op ons werken. Wij tcctcn niet wat wij lazen of hoorden, maar wij vaeh-n het zooals wij muziek voelen. Maar dit blijft het verschil: dat poëzie, hoe muzikaal ook. blijft werken met beelden, terwijl de muziek beelden ..versmaadt". Muziek is niet van deze wereld, d. w. z. niet van de buiten wereld, l'oëzie is óók van deze wereld: zij verbeeldt de binnenwereld der ziel met behulp van beelden der buitenwereld. Vandaar de hoogere waarde, die door velen ook dichters aan de muziek wordt toegekend boven de woordkunst. Daar komt nog iets bij. Woorden worden voor alles gebruikt. Voor beurscontracten en handels brieven zoowel als voor liefdesverklaringen en gedichten. De woordtaai begeleidt ons gansche leven, in al zijn sferen, van de laagste, meest materiëele tot de hoogste, onstoffelijke. Wij schel den en vervloeken in woorden en wij zegenen en bidden in woorden. Het woord is de algemeene pasmunt in het menschelijk verkeer. Maar daar door zijn onze woorden ook beduimeld en groezelig geworden, zij zijn. bezwaard met allerlei associaties van lageren aard en daarvan kan ook de grootste dichter ze niet geheel schoonpoetsen. Ja, het is een wonder, dat ze nog zóó zuiver kunnen glanzen ! De muziek is niet van deze groezelige wereld. Zij weet niet van beurscondities en geldgemaal, zij kent geen bedrog en geen concurrentie, zij heeft geen practisch doel, behalve dan bij klokken en spoorsignalen. Zij bekommert zich niet om de Peripherie van ons leven, maai- alleen om onze ziel. Althans wanneer zij waarachtige muziek is, en wanneer zij niet misbruikt wordt. Ofschoon wat dit laatste betreft zij zelve vrij uitgaat. Het is niet de schuld der muziek, dat zij op scliaamtelooze wijze verdanst en verjazzt wordt. Zoomin als Jezus het kon helpen, dat er in 1917 in yijn naam kanonnen geplaatst werden op de treden van liet all aar in de, St. Paul's ('athedraal te .Londen. Ik ben wel afgedwaald van mijn eigenlijk cUapitiv. Miwu1 dit zijn ook «U-ehts sigiiifiseho i/fili/chten. /e maken geen aanspraak op een syste matische uiteenzetting der muziek-significa, die nog geboren moet worden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl