Historisch Archief 1877-1940
No. 2772
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 19 JULI 1930
Wetenschappelijke Varia
Tien jaar insuline
door Dr. P. van Olst
REEDS een tiental jaren is insuline een krachtig
wapen bij de bestrijding der suikerziekte,
weliswaar geen geneesmiddel in dien zin dat de
piekte erdoor verdwijnt en ook verdwenen blijft
als het middel niet meer gebruikt wordt, maar toch
wel in dien zin dat bij het gebruik der juiste hoe
veelheid insuline de suikerzieke een mensch wordt
met normale stofwisseling op dit gebied. Prof.
P. Muller te Heidelberg geeft in de
Naturwissenschaften" een overzicht van al hetgeen er in deze
tien. jaren gevonden is op het gebied der
insulinewerking.
Het opvallendste symptoom der suikerziekte
is de suikerafscheiding door de nieren, in geweldige
hoeveelheden, tot meer dan een pond suiker in
een etmaal. Dit is het gevolg van een sterk ver
hoogd suikergehalte, van het bloed, waardoor
automatisch de nieren deze suikerovermaat af
scheiden. Hoe komt het hooge suikergehalte van
het bloed tot stand? Hierover zijn twee meeningen.
De eene zegt: de lever is de schuld, want dit orgaan,
dat een belangrijk deel van ons voedsel in den
vorm van glycogeen" vastlegt, zet dit naar be
hoefte weer om in suiker, die in de passeerende
bloedstroom komt en afgegeven wordt aan de
organen, die er behoefte aan hebben (vooral de
spieren!); geeft de lever nu ie veel suiker af dan komt
zoo het hooge suikergehalte van het bloed tot
stand. De andere theorie zegt: de weefsels, die
suiker verbruiken, vooral de spieren, verbruiken
minder suiker dan normaal, zoodat het bloed de
suiker niet kwijt raakt, die de lever blijft leveren
zoodat de nieren ten einde raad de suikerovermaat
afvoeren. Aan den eenen kant dus een over]>rodurtie
door de lever, aan den anderen kant een te ijerinij
verbruik door de weefsels.
In beide gevallen kan men met deze theorieën
verklaren waarom het bloed van den suikerzieke
te veel suiker bevat, die voor het lichaam een kost
baren voedingstof is, maar thans als een waardeloos
goed door de nieren wordt afgescheiden. Deze twee
meeningen stonden scherp tegenover elkaar tot
de toepassing van insuline zooveel gegevens aan
het licht bracht dat men een duidelijker inzicht
kreeg in den werkelijke toestand. Insuline is een
stof die in ons lichaam gemaakt wordt door de
zoogenaamde buikspeekselklier" of alvleeschklier
(pankreas), speciaal in een der weefsels dezer klier.
De alvleeschklier zelf maakt als bekendste product
het alvleeschsap, dat direct naar den darm wordt
gevoerd door een buis en daar voor de spijsvertering
dient. Maar een dev weefsels van de alvleeschkliev
werkt bovendien als ..klier met inwendige afschei
ding", d.w.z. dat het klierproduct niet door een
buis wordt weggevoerd, maar door de passeerende
bloedstroom wordt meegevoerd en zoo elders in
het lichaam gedistribueerd. Dit inwendig
kliervocht" is in dit geval het insuline. Deze is afzon
derlijk te bereiden en kan dan als geneesmiddel
dienen. Het optreden van suikerziekte blijkt
namelijk het gevolg te zijn van een onvoldoende
werking van dit alvleeschklier-weefsel dat het
insuline behoort te maken, maar om een of ander
reden dit niet of tenminste in onvoldoende mate
doet. Suikerziekte is dus een soort
tekortkomingsziekte", te vergelijken met avitaminosen, zooals
scheurbuik, beri-beri e.d. Maar terwijl deze ziekten
ontstaan doordat het lichaam van bulten a j niet
voldoende vitaminen krijgt in het voedsel, ontstaat
suikerziekte doordat in het lichaam zelf een stof
niet voldoende gemaakt wordt. Het gebruik van
insuline, kunstmatig ingevoerd als geneesmiddel,
kan de suikerziekte niet wegmaken, maar alleen de
symptomen ervan doen verdwijnen; vervalt het
geneesmiddel dan blijkt de kwaal nog aanwezig
te zijn! Zoolang echter insuline in de juiste hoeveel
heid en vrij van schadelijke verontreinigingen"
gegeven wordt is de patiënt iemand met een nor
male stofwisseling tot in lengte van jaren.
Wat in de eerste plaats is gebleken, is dat het
te hooge suikergehalte van het bloed niet veroor
zaakt wordt door een ziekolijken toestand van het
bloed zelf, zooals men wel gemeend heeft. Het bloed
is alleen een schadeloos transportmiddel van do
lever naar de spieren. Als hot hooge suikergehalte
van het bloed bij gebruik van insuline weer afneemt
kan dit alleen komen door werking van dit middel
op de suiker-afgevende lever of op de
suikerverbruikende spieren. Op de lever heeft het insuline
een dubbele invloed zooals de proefnemingen
leerden. De lever bevat bij een suikerzieke weinig
of geen glycogeen, de reeds vermelde reserve
voedselstof waarin de lever de aangevoerde suiker,
die van de spijsvertering afkomstig is, tijdelijk
vastlegt om er naar behoefte weer suiker van te
maken en aan hot lichaam door te geven, zoodat
de lever wel lijkt op een suiker-entrepot van een
gemeente. Bij gebruik van insuline gaat de lover
dadelijk weer glycogeen maken. Niet alleen bij
zieken is dit geconstateerd maar ook bij gezonde.
dieren. Dus het insuline bevordert in de eerste
plaats de vorming van glycogeen uit suiker in de
lever.
Maar tegelijk heeft het insuline nog een tweede
invloed op de, lever. Ik wees er reeds op dat de
lever als koolhydraat-pakhuis van hot lichaam
dit glycogeen weer veranderen kan in suiker om
aan het bloed af te geven, l Eet insuline werkt nu
bovendien ook remmend op deze glycogeen-at'braak
tot suiker. Zoowel (lus door den eerstgenoemden
invloed: het bevorderen van glycogeen-vornüng
uit de aangevoerde suiker, als door den tweeden
invloed: het tegengaan van suiker-vorming uit
glycogeen wordt dus dank zij het insuline de
glycogeen-rijkdom van de lever vergroot en suiker
overmaat in het bloed voorkomen. Het is dus te
begrijpen dat bij oen mensch, bij wien de natuurlijke
insuline-productie in de war is, de lever niet alleen
geen glycogeen kan vormen, maar bovendien wat
hij nog aan glycogeen heeft, afstaat in suikervorm
aan het bloed dat er dus een overmaat van krijgt.
Dit is het lever-aandeel. Maar het insuline blijkt
toch ook op de suiker-verbruikende dooien te
werken, wat voornamelijk de spioren zijn.
De suiker, die in het bloed wordt vervoerd naai
de spieren is niet precies dezelfde scheikundige stof
als de suiker die do spieren kunnen gebruiken.
Laatstgenoemde suiker noemt men ook wel
biosuikcr. Al weer door proefneming is nu gebleken
dat het insuline noodig is om uit de bloed-suiker
de bio-suiker te maken. Het kan dus gebeuren dat
bij een ziek mensch met onvoldoende
insulineproductie het lichaam overvol is met suiker, maar
dat wegens hot tekort aan insuline de spieren niet
uit deze grooto voorraad de noodige bio-suiker
kunnen maken, die zij noodig hebben om hun spier
werking te blijven verrichten, /ij worden spoedig
vermoeid en de kostbare, maar voor hen onbruik
bare bloedsuikor wordt door de nieren afgescheiden
als een waardelooze stof.
Beide theorieën hebbon dus gelijk of allebei on
gelijk gekregen. De werkelijkheid is een combinatie
der twee meeningen. De suikerovermaat van liet
bloed komt eensdeels doordat do lever geen suiker
kan vasthouden als glycogeen, anderdeels doordat
de suikervoorraad uit het bloed niet kan opgenomen
worden door de spieren. Suikerziekte is dus een
combinatie van overproductie door de lever en
te gering verbruik door de, spiereu. Insuline kan
beide redenen tegelijk opheffen.
Bedenkt men hoe ingewikkeld ons organisme
is ingericht en hoe tallooze factoren onophoudelijk
samenwerken of elkaar tegenwerken om onze labiele
levenstoestand in orde te houden, dan vraagt men
zich af hoc 't mogelijk is dat jarenlang zoo'n com
plex in orde blijft en dat men niet dagelijks eenige
malen doodgaat!
BOOTMOTOREN
P A R S O N S
FAY & BOWEN
Prijsc. Gratis en Franco opaanvr.
BINGHAM & LUGT
Pand NIEUNEHAVEN 136 hoek Koestraat 1 - ROTTERDAM.
KRONIEK
Wressuur en Opvoeding
NU ..het schriklijk pleit van Dvvang en
Vrijheid" tenminste voor een deel beslecht is
en niet meer de heele helft van Nederland de andere
helft examineei't, vraagt men zich \ieer als tel
ken jaro eenigszins twijfelend af wat al deze
temptatieën wel voor nut en zin hebben. Uit wet
ten, verordeningen, officieele programma's kan
men dit niet gewaar worden. Thorbecke sprak van
opvoeding tot christelijke en maatschappelijke
deugden", de programma's willen der jeugd be
drevenheid," kennis," ontwikkeling" bijbrengen
ongeveer in alle wetenschappen on hooggestemde
artikelen en feestreden gewagen van opvoeding tot
karakter en persoonlijkheid. . . . -Maar de praktijk»
de feiten des iiuchteven, dagelijkschen levens, wat
zeggen die van de uitkomsten zulker verheven
opvoedbedoelingeri en hoe staat het met de
kweekelingeii, waarop zij zijn toegepast? Wel, men vindt
een schaar jongens en meisjes, dewelke vele en ve
lerlei kundigheidjes in hun hoofden meedragen en
daarvan min of meer ernstig getuigenis hebben af-?
gelegd. In zoover spreken do Programma's waar
heid, als er hier inderdaad van kennis en bedreven
heid sprake kan zijn. Van de ontwikkeling'', als
men daar iets van persoonlijke zelfstandigheid en
gerijptheid van voelen en oordeelen onder verstaat,
is niet voel te bespeuren, zoomin als van de chris
telijke en maatschappelijke deugden". . . . als men
daar tenminste iets onder verstaat. Het schijnt
voor en na bij bedrevenheid en kennis, zeer weinig
samenhangende kundigheden", te blijven en van
de beloofde rest trekt men zich, in 't algemeen, niet
veel aan. Het lijkt daartoe ook alles te veel, te
fragmentarisch, te vluchtig, to zeer uitoenloopend.
Kn. . . . er moet hou-vast zijn. er moeten onmiddel
lijk en dadelijk tastbare resultaten zijn, in cijfers
uitgedrukt en geschikt voor do praktijk. Daar zit
de kern der kwestie. Al die jongelieden moeten
de wereld door". Zij moeten maatschappelijk
bruikbaar zijn en dit kunnen toonen, bewijzen door
cijfers. Of zij vorder naar wil on karakter bruikbaar
zullen blijken, kan blijkbaar niemand heel veel
schelen. Dat spoelt nauwelijks een rol in de sferen
van handel, industrie on ambtenarij, waar dn
moesten dier jongens on meisjes terecht komen.
Het soort van werk, dat daar geëischt wordt, kan
met een minimum van wil volstaan, on karakter is,
er voorshands heolemaal niet noodig en zelfs eerder1
iiadoolig. Wat zal onder deze omstandigheden de
maatschappij met haar scholen anders doen dan de
noodigo kundigheden bijbrengen, potentieele kan
toorbedienden, leeraren, ambtenaren fokken en
den mensch. . . . aan zich zelf overlaten? Hetgeen,
ten slotte. misschien nog zoo kwaad niet is. gege
ven het feit. dat dosbowust geknoei aari het indi
vidu ter ..karaktei' ontplooiing" vaak zulke twijfel
achtige en averochtsehe resultaten te zion geeft.
Voorloopig moeten wij maar tevreden zijn, dat wij
nu tenminste weten met zuigelingen rationeel om
to springen. De rest komt mogelijk later.
Kunstzaal
Rokin 126
van Lier
Amsterdam*
Oosterscha & Europeesche antiquiteiten
Oude en Modarne schilderijen en plastieken
Negerkunst & Ethnographlca