De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 26 juli pagina 3

26 juli 1930 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 26 JULI iHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiimiiiiii iiiiiiiiiHiiiiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiy| Mflgnon Vleugel, Beetsiiir, prima fabrikaat, l = langdurig* garantie, franco Uvtrlng f 960.?. = l J.B.BENNER&Zn.J/loerWMenN ( ilUIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIi? Lessen van den Schoolmeester door Albert Heiman ZOO JUIST verscheen bij de Wereldbibliotheek de vierde druk van de klassieke bundel Ge dichten van den Schoolmeester", het boek waarvan wij over een tiental jaren met groote luister het eeuwfeest moeten gaan vieren, daar het voor minstens vier generaties een bron van grooter vermaak en niet geringere leering is geweest. Deze heruitgave, waarin men zoo verstandig was de oude plaatjes, die met de illustraties vari Prikkebeen tot de merkwaardigste Hollandsche boekversieringen van dien tijd behooren, en de wijze inleiding van Jacob van Lennep te hand haven, draagt echter door een voorrede van C. J. Kelk al te zeer het kenmerk van onze be vangen dagen. Niet dat deze voorrede niet zou deugenT"... De heer Kelk is een zeer achtenswaardig kenner van deze weinig glorieuse periode onzer letteren, en een veel te goed begrijper van den ouderwetsch-vaderlandschen volksaard, om de schoone rijmelarijen van Gerrit van de Linde niet naar waarde te schatten. Wat hij ervan zegt zal men ook gaarne onderschrijven. Maar de plaats waarop hij het zegt, lijkt nuj ten eenenmale onjuist, en hetgeen' er gezegd wordt ook te eenzijdig gezien. Onze Schoolmeester belast met een essay! Het is spijtig, want dit is 't begin van het einde. Hij zal nu weldra ondergraven zijn door commentaren, ongenietbaar wezen door toelichtingen en be schouwingen, zijn oubolligheid verliezen door schoolsche analysen. En toch, hij verdiende in eere gehouden te worden op de wijze die hem toekomt: door een even groote onbevangenheid, een even kinderlijke lust tot redekavelen om niets, als in zijn eigen rijmen, tot uiting komt. Wij zijn het aan hem verplicht, want hij is de laatste man der veertiger jaren die nog recht overend staat; ik zou niet weten wie van zijn tijdgenooten nog leesbaar is. Dat komt omdat niet alleen de gebrekkelijkheid van het Hollandsche leven uit die dagen in de Ge dichten van den Schoolmeester te vinden is, maar vooral omdat hun auteur dat leven in zijn geheele volheid kende en wist te uiten. Van allen heeft hij zich het minst geweld aangedaan, heeft hij zich het zuiverst en natuurlijkst uitgesproken. Is dit niet de echte Hollandsche mentaliteit, de cliché-aanhef van minstens driekwart onzer letter kundige producten: ,,De leeuw is eigentlijk iemand Die bang is voor niemand. ..." Als er dan toch geanalyseerd moet worden, welnu, is dat eigentlijk" dan niet kolossaal: de stoplap waardoor onze geheele zucht tot protesten, tot discussies, tot democratische aanspreking van alle omstaanders wordt uitgedrukt? Zijn we zoo niet allemaal, menschen die het liefste elk gesprek en ieder relaas zouden beginnen met: Het kan nu wel zijn, beste menschen en medeburgers dat jullie dit of dat meenen, maar eigenlijk...." En wat er dan achter dat eigenlijk" komt, is nog het meest phenomenale: eigenlijk iemand.. ." Het vaagste, onbenulligste, minst-zeggende wat Makelaar J. D. R.Nienaber manna: WON/N6GID5 Briand's Vereenigde Staten * Antwoord der Mogendheden Met de kous op den kop je bij mogelijkheid kunt beweren. Zou de Duitscher gezegd hebben: De leeuw is berhaupt een schepsel Gods," en een Franschman: ..Het virulente beest dat leeuw heet te zijn", en Shaw misschien: ..Het door de heraldiek veel misbruikte hondje dat leeuw genoemd wordt", de Nederlander die op elke cent en elk wapen en elke trek bel een leeuw ziet. voelt zich genoodzaakt iii voorbarige protesten uit te bartsen: De leeuw is eigentlijk iemand . . . . " Dit is een willekeurig voorbeeld, het eerste het beste dat mij invalt. Ze zijn 7.00 bij bonderden te vinden in de Gedichten van den Schoolmeester. Het paard, naar den aart...." Heeft u ooit kunnen ontdekken wat de aard van y.oo'n cavalleriebeest is? De Schoolmeester is een ('harivariiis van honderd jaar geleden; iemand die niet weet waar zijn di dactische ernst ophoudt, en zijn zelfspot begint. Sommigen kunnen dit als een euvel beschouwen. ik voor mij ben geneigd om het als een deugd te roemen, en als meer dari dat. Gerrit van de Linde was, met zijn eigen hebbelijkheden toch een van de weinige Hollandsche dichters van zijn tijd, om dat hij algeheel zichzelf wist te zijn, en zijn levens uitingen de verhoogde levensstandaard van zijn medeburgers aanwezen. Hun betere Ik tenslotte. Want hij deed niet rnee aan het gebeunhaas. aan het woordgebral, aan het leeghoofdig woord geknutsel. Hij schreef kreupelrijmen, waarin meer geestigheid, meer volksgemompel, meer Hollandschheid te vinden is dan iri de Ideeën van Multatuli, die tenslotte de botte, waanwijze, schoolmeestorlijke kant zijn van eenzelfde nationaal karakter. Hij zou de brave-hendrikken-schalkschheid van llildebrand hebben kunnen haten! Dat van Lennep de man is geweest, die hem met een effen en ernstig gezicht aan het publiek presenteerde, was niet meer dan billijk. Vooral wanneer men bedenkt dat dezelfde van Lennep ook Ferdinand Huyck schreef, het avontuurlijke. humorvolle verhaal, dat zich nog zoo best laat lezen, en dat men, met een geenszins misprijzende term, ook wel een kreupelroman" zou kunnen noemen. Het is merkwaardig dat de Schoolmeester 7,00 weinig echte leerlingen heeft voortgebiacht. en dat men zijn ware aard nog zoo weinig begrepen heeft. Men moet hem riemen zooals hij is. zonder voorreden en handleidingen, niet als een caricatuur van anno 1840. maar als een levende spiegel der vaderlandsche kooplieden. Als een Langendijk in 't oprechte, en als een der eersten die zich zonder VAN DER HELST SIGAREN GOEDE SIGABER IR EER BESCHAAFDE VERPAKKING pruik en tabbert op den openbaren weg durfden vort nonen. Als de eerste oiid< r de Nederlanders die in een kleinzielig tijdperk groot genoeg was om te beseffen, hoe ridicuul zijn milie is, wanneer uien het binnendijksehe koninkrijk uit een bepaalde hoek bekijkt. Vertalingen Peter Krasnow. De Wreker. Vertaling uit het Hussisch. Leiden. A. W. Sijthoiï's l'. M. Dr. Armando-l'alacio Valden. De onuerbreekbare Band. Vertaling uit het Spaansch door H. van tier Leeuw. Baarn, Ilollandia Drukkerij. MUSKIETEN TULLE 1.50 METER BREED VANAF PER MTR FL. 0.75 VOORHANDEN TOT EEN BREEDTE VAN 3.5 MTR

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl