Historisch Archief 1877-1940
D E GROEN E AMSTERDAMMER VAN 2 AUGUSTUS 1930
S.M
11
' i
f
ii
.v
f
Het Nederlandsch Ex Libris
door Wybo Meyer
TT et verschijnen mijner vorige
be~* schouwing bezorgde mij 'n trieste
verrassing waarin ik ook den lezer
?wil laten deelen. Op gevaar af, dat
liij mij van fantaseeren verdenken zal.
Dit zijn de feiten die wij kennen:
Vijf jaar lang voert Johan Schwencke
aijn bezielde propaganda voor het
Ned. Ex Libris. In dien tijd publi
ceerde hij ongeveer 30 artikels daar
over. In 1929 bekroont hij zijn werk
door zijn boek: De Nederlandsche
33x Libris-kunst" een standaard
werk, waarin o.m. 50 bladzijden ge
wijd zijn aan Het wezen" (lees:
Het karakter") van het Ex Libris.
Zoodat wij ruimschoots kans kregen
?om onze kennis te verrijken. Gevolg
yan Schwencke's arbeid was een
krachtige herleving overal, van de
belangstelling zoowel als van de
productie.
Terecht kon Schwencke dan ook
onlangs in een artikel: Populariteit"
met voldoening hierop wijzen. En
^»ch! Nadat dit alles gebeurd is vraagt
iemand mij om
nog eens het karakter van een
Ex Libris en het doel ervan
uitn te zetten, opdat het gebruik
.?van E. L. weder herleve".
Het staat er, lezer! En dit verzoek
Ttomt niet van een boschneger ergens
?uit de rimboe van den Himalaya, en
iet was niet gekrast in een stuk boom
schors. In dat geval hadde de hevigste
ontroering mij overweldigd. Maar de
schrijver is een bleekgezicht en hij
woont in Amsterdam en hij schreef
zijn verzoek achter op een afdruk van?
zijn Ex Libris.
Voor hém sprak Johan Schwencke
dus 5 jaren lang in 's Blaue hinein"!
Hou er den moed maar in!
* *
*
Na dit sombere relaas volge nu een
en ander over het werk van Johan
Briedéen Anton Pieck tesamen
vullende deel V van Het Ned. Ex.
Libris. Ook ditmaal wist Johan
Schwencke een merkwaardige com
binatie te vormen. Het werk dezer
twee kunstenaars is te verschillend
van aard dan dat men het goedschiks
kan vergelijken. Het heeft n over
eenkomstige eigenschap, en zelfs die
is nog de reflex van twee geheel ver
schillende mentaliteiten.
Dat is de verzorgde af
werking bij Bried
kan men deze toeschrij
ven aan een onuitput
telijk geduld, bij Pieck
verdient ze beter den
naam van zorgvuldigheid.
Want bij hém gaat zij
gepaard met vitaliteit,
doet daardoor vél aan
genamer aan dan bij
Briedéwaar ze zich uit
in een zekere monotone
ordelijkheid.
Achter een teekening
van Pieck zie ik de vlot
te vrije hand [en het
schetsboekvan den schil
der-illustrator ach
ter n van Briedédoe
men onmiddelijk de tee
kenplank en de passer en de decimeter
voor mijn geest op. Het eerste is
ongetwijfeld aangenamer, het andere
nochtans geen fout.
Wat ik in Briedébetreur is zijn
gedurig herhalen van nzelfde in
deeling met soortgelijke motieven.
Deze paste hij toe op een groot biljet
(Tentoonstelling v. Gemeentelijke Fi
nancieel Beheer), op een omslag van
een boekje (The Port of Amsterdam),
op een advertentie voor Lindeteves
en nu weer op het Ex Libris voor N.B.
Zij werd een ns gevonden methode
die steeds wér wordt uitgebuit, en
die zoodoende den indruk kan wekken
van geestelijke armoede, waaraan
Br. toch allerminst lijdt. Er is een
kille verstarring in dit werk met zijn
versiering van ontelbare prompt ge
lijke motiefjes: een blaadje een
bloempje, een krulletje en nóg zoo
wat. Het is vervelend van
oer-degelijkheid. Zoodra echter gaat de gave af
werking die B's werk karakteriseert,
niet gepaard met vrijer, losser vor
men of zij wordt onmiddellijk een
deugd.
Want bij die streng ornament ale
?composities was nauwgezetheid een
LJMAI^C
ROZELAAR
eisch, maar zij vergrootte tevens den
indruk van hinderlijke soliditeit. In
' de ontwerpen voor D. Zijlstra, A.
Elbrink en Dr. P. M. Wibaut, die
zooveel levendiger van conceptie zijn,
vervalt dit gevoel van saaiheid en de
accurate afwerking zien wij hier
slechts als een verdienste.
Briedéis bij uitnemendheid de man
van het goede letterschrift. Het deelt
in de gaafheid van het gebezigde
beeld, het is daarmede altijd n. Al
naar den aard van het beeld ondergaat
de lettervorm geringe wijziging. Van
de ornamentale ontwerpen heeft hij de
strakke soberheid, in de vrijere is hij
naar verhouding versierlijkt, overal
is het schrift een van de compositie
onafscheidbaar deel. En
dit is voorzeker geen
geringe verdienste !
Daarom: Had ik tegen
Briedé's ornamentale
ontwerpen eenige be
denkingen, de andere
acht ik absoluut feilloos.
Anton Pieck is in elk
opzicht Briedé's antipo
de. Ongebondenheid van
vorm en lijn en van con
ceptie, bij Br. zoo goed
als afwezig, zijn bij hem
hoofd-kenmerk. Strenge
compositie daarentegen,
voor Br. zoo typeerend,
is bij Pieck uitzondering,
zijn letterschrift is goed
en gaaf, maar hij mist de gave om
het te doen accomodeeren met het
beeld. Voor al zijn ontwerpen bezigt
hij 't zelfde type, en hij zet het
schrift altijd in aparte vakjes onder en
boven het middenstuk. Dit doet hij,
naar ik weet om den naam van den
eigenaar naar voor te doen komen,
maar het is tóch een klein gebrek. De
zorgvuldige afwerking heeft hij met
Br. gemeen, maar zij gaat bij hem ge
paard met vlotheid en geestigheid.
Deze laatste eigenschap uit zich zelfs
tweeërlei: In dat sublieme! hout-sneet
je voor Annie Gerzon-Cafféis zij bijna
dynamisch, hier hóórt men het knette
ren van het vuur en het zieden van de
vloeistof in den pot! een prachtig stuk
je zwart-en-wit is dit. Bij het ontwerp
voor Dr. M. J. Huizinga krijgt zij in de
voorstelling der uitbundige muzi
kanten boven op de diligence de ge
stalte van humor; het heidenschc
lawaai dat die heercn maken roept ook
hier eenigszius dynamische elementen
op. De liefde voor het boek, (i.e. voor
het lezen) immers het esseiitieele
argument voor de aanwezigheid van
een Ex Libris wordt iti dit prentje
zeer oorspronkelijk uitgedrukt door
EX LIBRIS
de figuur van den reiziger in de koets,
die ondanks het spektakel vlak boven
hem volkomen geabsorbeerd is in
zijn lectuur!
Bij een zoo vitaal scheppend talent
als dat van Pieck moet het wel aan
verlangens van zijn opdrachtgevers
geweten worden dat hij in O ont
werpen hetzelfde motief (de studeer
cel) gebruikte. Niettemin werden het
alle 6 uitnemende dingen tintelend
van habiliteit en tóch tot in rag fijne
détails uitgewerkt. De 3 houtsneden
(voor Jo van Poelvoorde, O. R., en
voor P. zelf) bewijzen naast het reeds
genoemde ontwerp voor A.
GerzoiiCaffénogmaals zijn vaardigheid in
deze techniek. En als wij dan in de
ontwerpen voor A. C. H. v. d. M.
V. voor J. W. Nienhuis en voor
G. J. v. II. V. nog zien hoe ook de
zuivere ornamentiek geen geheimen
voor hem heeft dan komen wij tot
de slotsom dat de Ex Libris-kunst in
Anton Pieck een veelzijdig begaafd
werker bezit die ons nog menige ver
rassing zal kunnen bereiden.