Historisch Archief 1877-1940
No. 2774
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 2 AUGUSTUS 1930
Foto J. Strijbos
KRONIEK
DOORNAPPEL
door Dr. Jac. P. Thijsse
DOOR de droogte van de laatste jaren is het
met Thijsse's hof niet zoo voorspoedig gegaan,
als ik wel gehoopt had. Het water in den vijver
staat meer dan een meter beneden normaal en het
perceel dat als moeras was bedoeld is nu vooral
merkwaardig, om er te zien, hoe de
droogteplanten er langzamerhand de oorspronkelijke
bewoners verdrijven. Gelukkig is het nu in de laatste
dagen een beetje gaan regenen en als dit soort van
weer nu een jaartje aanhoudt dan komt alles weer
in het reine.
Intusschen hebben andere stukken van den
tuin zich beter gehouden, in het bijzonder de
adventiefhoek. Die is gewijd aan de planten, die
eigenlijk noch in het duin, ncch in ons land thuis
behooren, maar die er gekomen zijn door
menschelijk bedrijf en wel meestal buiten zijn opzettelijke
bemoeiing. Het duin met zijn vrije ruimte, zijn
hoog en laag, zijn noord- en zuidhellingen geeft
aan die planten een goede gelegenheid om zich te
vestigen en zoo vinden wij daar dan velerlei
Toortsen en Teunisbloemen, Zandkool,
Hongaarsche Raket, Pijpbloem, Scheerling en dikwijls ook
Bilzenkruid en Doornappel, twee giftplanten uit
de familie der Nachtschaden. We vinden dit twee
tal het meest langs de rulle weggetjes die leiden
naar aardappelveldjes of bollen velden en op plekken
waar mesthoopen hebben gelegen, ook wel waar
eens een woning stond. Deze planten toch hebben
graag veel oppervlakkig liggende stikstofverbin
dingen en die zijn daar ter plaatse altijd te vinden.
Toen ik nu een partij zaden kreeg van
Bilzenkruid en Doornappel heeft Folmer ze eerst in een
bak met goed wat mest uitgezaaid en daarna
overgeplant in een goed luchtig omgespit en opper
vlakkig bemest stuk en daar staan ze nu met nog
een paar andere' adventiefplanten lustig te bloeien.
Het aardigste is nog wel dat we behalve de gewone
Doornappel ook veel pracht exemplaren hebbenvan
de blauwe variëteit, die bekend is als Datura Tatula.
Het zijn stoere planten, niet voor een klein
gerucht je vervaard. Toen in het begin van Juli
de zon nog zoo lustig brandde en driekwart van
de planten gingen verwelken, stonden de Doorn
appels frisch en fleurig en thans verdragen ze den
regen met evenveel plezier. Alleen openen ze hun
bloemen minder wijd, maar dat hindert niet,
want ze zetten toch even goed vrucht; de Doorn
appel heeft geen kruisbestuiving van noode.
Dit is wel merkwaardig, want de bloem vertoont
allerlei eigenschappen, die wijzen op de
wenschelijkheid van insectenbezoek en wel bezoek van
langtongige vlinders, evenals Kamperfoelie en
Heggewinde.
De bloemen openen zich tegen den avond, niet
heel laat, omstreeks zeven uur of zelfs vroeger.
Ze ontrollen zich dan vrij snel, heerlijk geurend,
blijven den nacht over open, ook den volgenden
dag, krullen zich dan weer samen en vallen den
volgenden dag af op een zeer bijzondere manier, n.1.
door een scheur rondom het onderste deel van de
kelk. Datf onderste stukje blijft dan als een kraag
om de rijpende vrucht zitten.
Nu heb ik nooit groote langtongige vlinders
op de Doornappels gezien, wel de kleine
gammauiltjes. Ook komt de honigbij dikwijls precies op
tijd bij het openen van de bloemen, want dan kan
hij nog net het bovenste laagje van de honig
bereiken. Ook hommels komen meedoen, maar
als de honig te laag staat, dan bijten ze toch geen
gat in de kelk, want dat zou niet baten, (ie weet,
dat korttongige hommels honig kunnen stelen"
door de bloemen aan te bijten; dat doen ze bij
vlasleeuwenbek, smeerwortel, witte doovenetel,
zeepkruid enz. Maar bij de Doornappel zit de
groene kelk te wijd om de kroon en de
tussclienruimte is dikwijls gevuld met water.
Wisten we nu maar uit welk deel van de wereld
de Doornappel afkomstig was, dan zouden we de
insecten, waaraan hij is aangepast wel spoedig
kennen. Ongelukkigerwijs weten wij dat niet.
Vroeger is wel verteld, dat de plant afkomstig
is uit Centraal-Aziëen dat hij naar West-Europa
zou zijn gekomen met Kruisvaarders, Zigeuners
of Hunnen. Daarvoor hebben wij echter niet de
minste zekerheid en nu wordt er ook wel beweerd
dat hij eigenlijk uit Amerika afkomstig zou zijn
want men kent omtrent de plant geen documentair
getuigenis voor 1500. Wel iets, om na te snuffelen.
Daareven zei ik dat de bloem heerlijk geurt
en dat is natuurlijk volkomen waar. Maar ik moet
u waarschuwen dat de plant zelve een bedwelmen
den geur verspreidt, die op heete zomerdagen
op plaatsen waar de plant in groote menigte
groeit wel eens lastig kan worden.
Reeds eeuwen geleden heeft men aan de plant
geneeskrachtige werking toegekend en blijkbaar
terecht, want zij behoort ook nu nog tot de belang
rijkste figuren uit de geneeskruidtuinen. Ik ver
koop wel eens hooi uit Thijsse's hof, misschien
doe ik ook nog eens een zaakje in bladeren van
Doornappel en Bilzenkruid.
De Vaclerlandsche Club
OP een of andere wijze, om een of andere reden
ben ik bedeeld geworden met een
propagandaboekje, waarin beginselverklaring en statuut
van de Vaderlandsche Club, de Indische poli
tieke vereeniging, die tegenwoordig nogal veel
stof opjaagt. En echter ging de wording dezer ver
eeniging langs lijnen van zuivere redelijkheid.
Toen daarginds de inlandscho
onafhankelijkheidsdrang al dreigender werd gevoeld, het
Westerschcommunisme er zijn koekoekseieren legde, en de
regeering daartegen, niet met galg en zwaard, doch
ietwat ethisch meegevoelend en liberaal optrad,
sloeg den planters en industrieelen, den olie-, koffie-,
suiker- en rubbermannen, de schrik om het hart
voor de gevolgen van zooveel nationalistische
felheid bij zoo zachtmoedig verweer. Op deze wijze
zou (of zal) het met de dividenden binnen af
zienbaren tijd gedaan zijn. En niet met deze alleen !
Welke mensch is zoo egoist alleen aan dividenden
te denken? Als Indiëniet meer Nederlandsch waS)
zou (of zal) het gedaan zijn met allo directe of
indirecte voordeelen, die de Staat en tallooze
burgers der Nederlanden uit Indiëbinnenhalen
en konden (of kunnen) wij wel op een houtje gaan
kluiven.
Dies leek het slechts een vaderlandsche daad,
eigen en gemeen belang tegelijkertijd te gaan
dienen door samen front te maken tegen al die
ondermijnende krachten, hetzij revolutionnair of
gouvernementeel. En zoo ontstond de Vader
landsche Club, dewelke, op soliede traditie ge
grondvest, bedoelt te houden wat men heeft en
zonder sentimentaliteit zich andere begeerten van
't lijf wenscht te houden. Of, gelijk het Woord
vooraf het beeldrijk uitdrukt: ..De V. C. beoogt in
deze landen te zijn het bolwerk van deXederlandsche
cultureele gedachte, van het goed recht van Neder
land op Indië, een voorvechtster van de belangen
van Indiëals deel van het Rijk der Nederlanden,
overtuigd als zij is, dat de band Nederland-Indi
onverbreekbaar moet zijn en blijven in beider
belang".
Zoo zegt men dat. De Beginselverklaring werkt
dan dit hebben-en-houden-beginsel verder uit,
door zich allereerst te bekommeren over het lot
der Indische volkeren, indien Nederland (dat dooi
de Voorzienigheid, als 't ware, tot zijn
heerscherstaak werd aangewezen) aan Indiëmocht komen te
ontvallen. Opdat deze ramp verhoed worde, dient
het Nederlandsch belang of belang der Neder
landers hartig en hartelijk te worden bevorderd
door inpassing in de maatschappij van de wel
vaart brengende economische krachten en een
vrije ontwikkelingsmogelijkheid van die krachten".
En verder moet men den bod zoo laten als zij is,
en vooral geen gevaarlijke democratische nieuwig
heden op bestuursgebied invoeren. Integendeel
blijve het bestuur krachtig en sla er dadelijk op
los, n.l. op de ..destructieve invloeden", want dat
geeft liet ..Nederlandsche belang" een ..gevoel van
gerustheid en stabiliteit". Waartoe, ten slotte,
natuurlijk Land- en Zeemacht goed ..op peil" ge
houden moeten worden.
Zie daar, onopgesmukt verhaald, de essentie dei.'
V. C. die zich echter, als zijnde plus royaliste que
Ie roi, niet in den onverdeelden gunst der regeering
verheugen mag.
Deze verklaarde n.l. in d-n Volksraad dergelijke
Vaderlandsche Woelingen even roekeloos als be
denkelijk te achten en zoowaar een ondermijnen
van het Nederlandsche gezag !
Waaruit weer blijkt hoe moeilijk het is de deugd
te beoefenen, en hoe men, ineenende Ciode welge
vallig te handelen, rechtstreeks in de armen van
den Duivel belandt. Immers, duidelijk geeft de
regeering hier te verstaan de inlandsche opstandige
activiteit niet verwerpelijker te achten dan de
Vaderlandsche Clubsche loyaliteit. En het is daaW
om, dat ik besloten heb mijn lidmaatschap (waari
voor een kaart was bijgevoegd) nog maar even uit
te stellen. Want ik kan er geen hoogte van krijgen
wie daar nu eigenlijk ondermijnt".
E. C.
GIDDING
JTUYNENBUBG MUYS
^SCHILDERS