De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 9 augustus pagina 3

9 augustus 1930 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 9 AUGUSTUS 1930 Krankzinnige, Curator en Echtscheiding dóór Mr. E. van Bolhuis E ENIGEN tijd geleden, heeft ons hoogste rechtscollege een arrest gewezen, waarin antwoord gegeven werd op de vraag of de curator van een wegens krankzinnigheid onder curateele gestelden echtgenoot voor dezen een vordering tot echtscheiding kan instellen. Wij willen reeds znededeelen, dat deze vraag ontkennend werd beantwoord. Wegens het aan deze aangelegenheid ?verbonden algemeen belang is het echter niet ?ondienstig om in een blad als dit iets uitvoeriger op het behandelde geval in te gaan. Een notaris vorderde in zijne hoedanigheid van curator over den wegens krankzinnigheid onder curateele gestelden Solders voor dezen de ontbin ding van diens huwelijk door echtscheiding, zulks op grond van overspel, dat door zijn vrouw gepleegd zou zijn. De arrondissements-rechtbank te Rotterdam verklaarde in haar desbetreffend vonnis den eischer niet-ontvankelijk in zijn vordering; deze beslissing is bevestigd door het gerechtshof te 's-Gravenhage. De notaris-curator heeft zich bij laatstgenoemde uitspraak niet neergelegd, doch ging in cassatie bij den Hoogen Raad- Als middel droeg hij de schending en verkeerde toepassing van onder scheidene artikelen van het burgerlijk wetboek «n het wetboek van burgerlijke rechtsvordering voor, zich op het standpunt stellende, dat de taak van den curator over een wegens krankzinnigheid onder curateele gestelde ook de behartiging van de persoonlijke belangen van den curandus en liet daarbij doen wegen van moreele factoren om?vat en medebrengt zijne bevoegdheid om de arechten van den curandus uit te oefenen en daarvoor aoo noodig in rechten te verschijnen met uitslui ting van den curandus zelven, ook in familie rechtelijke geschillen, tenzij de wet dit verbiedt, hoedanige verbodsbepaling echter voor een curator ten aanzien van' het instellen van een vordering .tot ontbinding van het huwelijk van zijn curandus «door echtscheiding niet bestaat. De advocaat-generaal "bij den Hoogen Raad gaf n zijn interessante conclusie, welke aan de beslissing van. ons hoogste rechtscollege vooraf ging, reeds blijk het gevoelen van den notaris?curator niet te deelen. Wij stippen het volgende mit het belangrijke betoog aan: Weliswaar beschouwt de wet volgens den aanhef van den Ven titel des eersten boeks van iet burgerlijk wetboek het huwelijk alleen in ?deszelfs burgerlijke betrekkingen, maar zeker is het, dat daarmede de belangrijkste beteekenis ?van het huwelijk geenszins is voorbijgezien. Of ligt niet in al de voorschriften, waarmede de wet gever de totstandkoming van dit heiligste aller -?contracten" heeft omringd, de eerbied uitgespro ken tegenover de allerpersoonlijkste gevoelens, ?waardoor deze vereeniging van man en vrouw voor het leven wordt voltrokken? Voor het leven, zeg ik, want zeker niet dan noode heeft de wet gever gemeend de verbreking van den door de wet bezegelden band te moeten toelaten, zulks immers in als uiterst zwaarwichtig beschouwde en zeer bepaald omschreven gevallen en wederom met nauwkeurige voorschriften, zooveel mogelijk erop gericht, alle overijling en lichtvaardigheid te weren. Kan men dan van meening zijn, dat de hoogst persoonlijke overwegingen, welke echte lieden er toe brengen, zich te onderwerpen aan -die voorschriften, met name aan de persoonlijke verschijning voor den magistraat, wien de uiterst teedere taak is opgelegd, om, zoo mogelijk, nog 'ten slotte eene verzoening te bewerkstelligen, de roerselen des harten, welke soms het slagen daar van brengen, vaker helaas de vastheid van het uiteindelijk genomen besluit teekenen, eer dan het isluiten des huwelijks, vertegenwoordiging lijden voor hem, die zelf buiten staat is zijnen wil te bepalen ?" En verder: Veeleer bevestigt dit mijne overtuiging, dat de wet ten onzent een geval, als het onderwerpelijke, geenszins heeft voorzien en het ook daarom niet tot des rechters taak mag worden gerekend om, al ware het desnoods niet onmogelijk, eene zoo vergaande bevoegdheid voor den curator aan de bestaande bepalingen omtrent ?de curateele te ontleenen. M. i. mogen de gevolgen ?van het ontbreken dier bevoegdheid, hoe betreuDe nieuwe Duitsche partij in de maak Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Johan Braakensiek Koor der Candidaten: Das beste Schwert das je ich geschweisst. (Wagner's Siegjried) renswaardig wellicht ook in. eenig bepaald geval, den rechter ten deze niet beïnvloeden". In zijn arrest overwoog ons hoogste rechtscol lege, dat evenmin als de curator over een wegens krankzinnigheid onder curateele gestelde voor dezen een huwelijk kan aangaan, hij bevoogd is voor dezen een vordering in te stellen tot echt scheiding op grond van overspel. Bij het riemen van een besluit tot het instellen van eene zooda nige vordering toch, aldus de Hooge Raad, geven persoonlijke overtuiging en persoonlijk gevoel in zoo sterke mate den doorslag, dat daarbij, bij gebreke van een. uitdrukkelijke en bijzondere wettelijke regeling, de bevoegdheid tot vertegen woordiging door een derde kwalijk kan worden aangenomen. Niet alleen ontbreekt een dergelijke regeling, maar de wet doet zelfs in liet bepaalde bij de artikelen 810 tot en met 819 van het wet boek van burgerlijke rechtsvordering duidelijk uit komen den strikt persoonlijken aard van een besluit om echtscheiding te vorderen. De Hooge Raad be strijdt dan nog enkele andere door den notariscurator voor zijn standpunt aange voerde ar gumenten en eindigt met de verwerping van het ingestelde cassatieberoep. Het wil ons voorkomen, dat deze beslissing van ons hoogste rechtscollege juist is. Met den annotator van het arrest in het Weekblad van het Recht, no. 11996, zijn wij het eens, dat inderdaad deze ver strekkende door den notaris-curator over een krank zinnige geëischte bevoegdheid te veel in strijd zou komen met allerlei maatschappelijke en godsdien stige overtuigingen dan dat de rechter deze mag toekennen zonder uitdrukkelijke wetsbepaling, ook omdat de geschiedenis niet overtuigend het recht aantoont. Toch heeft de annotator aange toond, dat de oplossing van dit geschil voor alle voorkomende gevallen niet juist en redelijk is. Hij stelt het volgende geval, dat tot op zekere hoogte het tegendeel aantoont: Nemen wij aan, dat A., de man, gehuwd is met B. A. is van onbesproken gedrag en bekloedt een eervolle positie. B. maakt zich schuldig aan wangedrag. Do man gaat ten einde raad naar oen advocaat, om eene scheiding voor te bereiden, doch hoeft zich het gedrag zijner echtgenoote midderwijl zoo aangetrokken, dat hij een zielsziekte krijgt, in een gesticht moet worden opgenomen en onder curateele moet worden ge steld- Nemen wij verder aan, dat de behandelende medicus herstel zeker acht, indien de scheiding tot stand komt, maar het ergsto vreest, indien het huwelijk intact blijft. De curator zou dus methet vragen van scheiding doen wat de curandus zelf had gewild en wat bovendien in het belang van do gezondheid van den patiënt is. Ware de man gezond dan zou de vrouw, bij het bewezen overspel, ook een vonnis in haar nadeel krijgen". Tot zoover de annotator. Niettemin is de leer van den Hoogen Raad de beste en de juiste. Het recht is een afwe ging tegen elkander van tegenstrijdige belangen. Aldus mag het groote algemeene belang, dat met de uitspraak van ons hoogste rechtscollege ge moeid is, gesteld worden boven het belang van een bepaald geval. Het nadeel in zulk een bij zonder geval moot men maar op den koop toe nemen, zoolang de wetgever geen andere behoor lijke regeling heeft getroffen. DEN HAAG A M S T E R DAM ROTTERDAM CRETONNE VOORHANDEN 130 DESSINS O.A. KLEURECHT 80 C.M. BREED 0.75 PER METER STALEN FRANCO &IIDER £ ZOMEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl