Historisch Archief 1877-1940
No.
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 9 AUGUSTUS 1930
A msterdamsche
Parktuin en Parkgebouw
WAAR nu het A. O. Wertheimplantsoen en
het sportterrein liggen aan de Parklaan,
tusschea Middellaan en Doklaan is bijna dertig
jaar lang de plaats geweest, waar kunstlievende
Amsterdammers elkaar ontmoetten en, waar con
certen en publieke vermakelijkheden elkaar in
bonte volgorde afwisselden.
Oorspronkelijk stond in den Stadsparktuin een
cafémet danszaal, dat in het begin der 19e eeuw
geëxploiteerd werd door een zekeren Terleek,
welke exploitatie in 1825 werd overgenomen door
C. M. van den Burgh. Deze probeerde door het
geven van bals de attentie van het Amsterdamsche
publiek op zich te vestigen en in denkermistijd
kon het er wel eens gezellig toegaan.
De groote bloei zou echter pas later komen.
Het was op 7 December 1847, dat Johan Eduard
Stumpff tot Burgemeester en Wethouders van
Amsterdam een request richt, waarin hij o.a.
bemerkt: dat hij, requestrant reeds sedert
geruimen tijd is voornemens geweest in de Plan
tage dezer stad of te koopen of op een daartoe
geschikt terrein te bouwen een locaal, ingericht
tot het geven van publieke vermakelijkheden,
even gelijk hij zulks sedert geruimen tijd heeft
uitgeoefend in het gebouw van Frascati in de
Nes." Verder deelt hij mede, dat hij van C. M. van
den Burg de opstallen, gelegen in den Parktuin
kan overnemen en dat hij deze zal amoveeren en
overgaan tot het stichten van een groot gebouw,
mits de Gemeente hem daarbij in huur geeft het
gedeelte Parktuin tot de Fransche Laan, voor het
aanleggen van een vijver en fontein, terwijl hij
aanbiedt tot 1868 te huren en verzoekt het Park
ter gelegener tijd te jnogen sluiten en niet al te
hoog opgaand vuurwerk te mogen afsteken.
De commissie van Publieke Werken, hierover
gehoord, adviseert, vooral op grond, dat anders
door requestrant deze zoo zeer gewenschte ver
betering van het Park zal worden opgegeven, in
gunstigen zin, terwijl Burgemeester en Wethouders
op 28 December den Raad het voorstel doen, de
concessie te verleenen, met welk voorstel deze
zich op 5 Januari 1848 vereenigt, echter onder
voorwaarde: als de commissie van bestuur
van het Amortisatiefonds nader ingevolge harer
attributen zal mogen bedingen." Op 18 Januari
d. a. v. zendt Stumpff het bericht, dat hij, hoewel
dankende voor het vertrouwen in hem gesteld,
moet afzien van het voorgenomen plan, daar,
door de algemeene geldschaarschte, gevoegd
bij den lagen stand der fondsen en de onverwachte
rampen, welke velen hebben getroffen" de
toegezegde financieelen steun niet kan worden
verleendMaar in hetzelfde jaar failleert van den Burg.
De firma Schimmelpenninck en Kruimel koopt
de opstallen en opnieuw dient Stumpff. nu samen
met Mr. J. W. van der Meer de Wijs op 8 November,
na eene overeenkomst te hebben gesloten met
genoemde firma, hetzelfde plan weer in. Ook nu
is de Raad hem terwille en 5 December 1848
wordt de concessie verleend en begint de gedeelte
lijke verbouwing. Het publiek, dat de prestaties
van Stumpff kent, blijft hem ook hier volgen en
de zaken floreeren zoo, dat op 30 Januari 1850
Twee zalen in het Parkgebouw
Uitspanningsplaatsen
de ondernemers zich tot B. en W. richten met
het verzoek hun af te staan den rijweg van de
Fransche Laan tot die aan de pakhuizen van het
Entrepot, benevens een stuk van het Park tot
ongeveer de Middellaan. Ofschoon B. en W.
hiertegen aanvankelijk bezwaren hebben, adviseeren
zij na eenige wijzigingen, in gunstigen zin en de
Raad staat in zijne vergadering van 6 Maart
1850 het gevraagde toe, onder voorwaarde, dat
requestranten de huur van den grond pas ver
krijgen, als zij met de bouwing van het lokaal
zijn aangevangen." Op 30 April berichten de
ondernemers aan het bestuur van het Amortisatie
fonds, dat zij hiermee accoord gaan, maar tevens
dat de bouw niet in n jaar kan voltooid zijn.
Eindelijk zal dan het groote plan doorgaan. De
huur van den grond wordt bepaald op 020 gulden
per jaar en 7 Juni 1850 begint de aannemer Jan
Rietsnijder met den afbraak en 10 Juni begint
de afbakening van het nieuwe gedeelte tuin, waar
voor 8 Juni het contract was geteekend. Tijdens
het begin van den bouw en wel op 17 December 1850
zendt Stumpff, bevreesd voor concurrentie, aan
B. en W. een verzoekschrift, om over te mogen
gaan tot het koopen van de opstallen, gelegen
tusschen de Plantage Fransche Laan en Doklaan,
Parkgebouw
daar hij vreest, dat aldaar een kroeg, of wellicht
nog minder passend huis zal komen."
Trouwens met den bouw ging het niet naar
wensch. De stedelijke bouwmeesters, vooral Froger,
maakten overal aanmerkingen op, van de funda
menten tot het dak toe, welk gedeelte zelfs op
zeker oogenblik op bevel van dezen moest worden
afgebroken en geheel vernieuwd. Ofschoon lang
zaam, nadert de voltooiing en Amsterdam wordt
een ontspanningsoord rijker van groote beteekenis.
Stumpff en v. d. Meer-Wijs echter, nog niet geheel
voldaan, en bevreesd, dat zij van de latere Overheid
der stad tegenwerking zullen ondervinden, trachten
den grond in eigendom te krijgen en wenden zich
daartoe tot B. en W., welk college echter gehoord
de commissie van het Amortisatie-fonds afwijzend
op dit voorstel beschikt, terwijl na nogmaals
gedaan verzoek op 22 November 1853 deze com
missie het verzoek weer afwijst en wel op grond
van het besluit, genomen in de Raadsvergadering
van 28 September 1852, waarbij is bepaald dat
de gronden in de Plantage gelegen, noch ver
kocht, noch met erfpacht mogen worden belast."
in de 19e eeuw
Wonderlijk is het daarom, dat dezelfde commissie
op 4 Februari 1854 den raad voorstelt den grond
wel aan de ondernemers te verkoopen en B. en W.
met verwijzing naar mondelinge beloften van den
afgetreden Burgemeester Huidekooper, eveneens
gunstig adviseeren. Maar de raad wijst ook ditmaal
op 22 Maart het verzoek af.
Intusschen is de voor dien tijd groote stichting
voor het publiek opengesteld, waartoe B. en W. op
22 Februari 1851 hunne toestemming hebben
gegeven, onder beding echter, dat zij iedere drie
maanden inspectie zullen doen houden en op
19 Maart 1851 wordt het geopend, terwijl op.
27 Maart Stumpff nog eene verbetering tracht.
aan te brengen door B. en W. te verzoeken een
tochtschot te mogen aanbrengen aan den ingang
Heerengracht, als zijnde noodzakelijk voor de
dames, die anders, bij het uitstappen der rijtuigen,
aan weer en wind zijn blootgesteld."
Van der Meer en Stumpff, die als Directeur
optrad, konden met recht trotsch zijn op hunne
stichting. De elite van onze stad trok op naar de
Plantage, om er de groote concerten bij te wonen
van het Symphonie-orkest, dat door den directeur,
tevens dirigent, gevormd was. Beroemde solisten,
zooals Winiawsky en Vieux-temps lieten er zich
hooren; Oratoria werden er, met medewerking
van beroemde buiten- en binnenlandsche sterren
opgevoerd; Patti, Christine jViellson en Albori
zongen er hun schoonsten zang, beroemde dirigen
ten als Hans von Bulow dirigeerden het orkest; de
studeerende jeugd van het Atheneum vierde er in
uitgelatenheid hare Lustra; Vauxhalls en Bals
masqués hadden er plaats, kortom de Parktuin
was het geliefde uitspanningsoord van Amsterdam.
Het is te begrijpen, dat de concessionarissen,
toen in 1868 hunne pacht was afgeloopen, deze
zochten te hernieuwen en wel voor den tijd van
20 jaar. Stumpff, die sinds lang, bijgestaan werd
door zijn zoon Willem, welke ook een groot aandeel
in de vorming van het orkest had gehad, ^ag
dezen echter in 1876 heengaan als
DirecteurGezant van het Nederlandsch Tooneel" en 't
was ook deze zoon, die in 1881 de concessie over
droeg aan de N. V. Parkschouwburg", Dir.
Voitus van Hamme en de Groot maar werke
lijk onder beheer van Mr. F. A. van Hall. En wat
v. d. Meer en Stumpff niet gelukt was, hem
gelukte het den grond waarop de gebouwen stonden
in eigendom te verkrijgen. In 1882 werd het Park
gebouw afgebroken en de Parkschouwburg op het
terrein gebouwd. Wel probeerde do N. V. nog
den tuin te exploiteeren; maar dit lukte niet
en in 1885 wees de Ar. RechtVank te Amsterdam
vonnis, waarbij de N. V. Parkschouwburg*'
wegens niet op tijd betalen der huur do verdere
exploitatie van den tuin werd ontnomen, behalve
die der gebouwen tot levering van electrisch licht.
?Nog eenigen tijd bleef de Parktuin bestemd voor
publieke vermakelijkheden, was ze zelfs getuige
van de charlatannerie van James Davenport,
alias Sequah, die er zoogenaamd
reumathieklijders genas met z'n l'raivie-üower-massage;
maar de roem was vervlogen en in 't begin der
20e eeuw werd de tuin als wandelpark aangelegd
en kreeg den naam A. C. Wertheim-plantsoen.
H. K. TEIJNE