Historisch Archief 1877-1940
No. 2776
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 16 AUGUSTUS 1930
Uit de Natuur:
ZOMERTREK
door Dr. Jac. P. Thijse
DE vogeltrek in Augustus is heel wat anders
dan een angstige vlucht voor ruwheid van het
najaar, gebrek aan voedsel of verminderend dag
licht. Vrees of nood zijn er vreemd aan. En waarom
ian ook? Want haast al de vogels, die nu trekken,
zijn jong en vroolijk en welgemoed. De heele wereld
staat voor hen open en het lijkt hun in de eerste
dagen ook bitter weinig te schelen, welken kant ze
uit gaan. De jonge zilvermeeuwen van onze
Noordzee-eilandeh gaan met even veel plezier naar
Noorwegen als naar Ostende. Maar eigenlijk zijn
dat dan ook geen trekvogels: ze breiden eenvoudig
hun winterverblijf uit, een heel eind buiten de
grenzen van hun broedgebied. De sterntjes, die
wel echte trekvogels zijn, want ze zoeken in den
winter subtropische en tropische gewesten op,
beginnen echter ook toch met eerst alle kanten uit
te gaan en eerst na eenige weken vormen zich de
troepen, die langs het Noordzeestrand zuidwaarts
afzakken.
Met de kleine zangvogels gaat het net zoo, maar
daar is niet zoo gemikkalijk oog op te houden.
Men moet daarvoor de vogjlbevolking van een
bepaalde streek eigenlijk op zijn diinpje kennen:
Kruisbekken ;
links 't mannetje, rechts 't wij f je.
Foto A. Burde
ieder nest van Maart af tot in Juli. Nu, voor een
niet al te grootijgebied gaat dat wel en wanneer ik
dan, zooals gisteren in het sparrenlaantje, twintig
vliegenvangers en een dozijn fitisjes tegelijk bezig
zie, dan weet ik dat ik daar te doen heb met een
zomersch reisgezelschap. Wat hadden ze het druk.
Ongetwijfeld hadden de slagregens van dezen tijd
hun wat ongerief berokkend, maar zoodra de zon
eventjes scheen, kwam er leven in de insectenwereld
van het bosch. Allerlei vliegen zoemden af en aan,
hetzij eikaars gezelschap zoekend, hetzij om een
haastig maal te genieten op de honigschijven van
de bereklauw-bloemen. En daar joegen nu die
vogeltjes tusschen door. Je hoorde het dichtklappen
van de snaveltjes als ze een vlieg grepen. Hevig en
prachtig gefladder bij het achtervolgen van de
prooi wisselde af met doodstil zitten op een dorren
sparrentak, uitkijk houdend. Onophoudelijk klonk
hun lokroep, een vreemde drukte bij de anders
zoo stille vogels. De fitisjes joegen dicht langs den
grond, sloegen hun vlieg neer en pikten hem dan
op, heel handig werk.
Hoog in de sparren klonk een andere lokroep,
luid, klankvol, xylophoonachtig. Geen twijfel, dat
waren de kruisbekken.
Die broeden in ons land niet, maar wel elders in
Europa en dan liefst waar veel sparren groeien.
Wanneer het hun goed gaat, dan stuiven ze alle
kanten uit en dan krijgen we een zoogenaamde
kruisbekken-invasie. Dat is nu ook weer dit jaar
het geval, en we zien en hooren ze nu hier iederen
dag, al zijn ze niet zoo talrijk als in 1909, toen we ze
bij honderden tegelijk in het naaldhout hadden,1 in
dendennen evengoed als in de sparren. Jj
Het kost eenige inspanning, om ze te ontdekken.
Ze zijn een flink stuk grooter dan vinken, maar de
wijfjes en de jonge vogels en daaruit bestaan de
troepen voor het meerendeel zijn groen en grijs
en bruin en daardoor in de sparretoppon niet zoo
gemakkelijk te onderscheiden, vooral als het waait.
Anders let ik maar op een ongewone bewoging
ergens in de hoogte en dat is dan wel meestal zoo'n
kruisbek, bezig om zijn platten, hoogen snavel
tusschen de schubben van een, sparappel in te
wurmen, om zoo de zaden te pakken te krijgen.
Dat gaat vooral bij onrijpe sparappels en daar
zijn ze lang niet afkeerig van nog niet zoo heel
grif en dat geeft dan aanleiding tot allerlei inte
ressante standen en bewegingen. De oude manne
tjes zijn fel rood, ongeveer de kleur van de vrou
welijke sparrebloesem zelve of liever nog van den
nog zeer onrijpen sparrekegel. Wij hebben in ons
land niet veel sparren. Bovendien is de oogst van
sparrekegels dit jaar niet bijzonder overvloedig en
nu komt het wel goed te pas, dat de Zwarte Dennen,
die twintig, dertig jaar geleden zijn aangeplant nu
al overvloedig kegels dragen en daar vinden de
kruisbekken nu ook hun gading. Maar sparren
hebben ze toch liever en nu zwalken ze hier onder
luid gerucht van buitenplaats naar buitenplaats
om toch maar hun lievelingsgerecht te bemach
tigen.
Evenals in 1909 zijn ze hierheen gekomen via de
Noordzee-eilanden. Daar groeide in 1909 niet veel
naaldhout en ze hebben zich daar toen verdien
stelijk gemaakt door het eten van bladluizen, een
leerzaam voorbeeld van do omstandigheid, dat
zaadetende vogels onder sommige voorwaarden
toch ook insecteneters kunnen worden. De tijden
zijn alweer veranderd, want tegenwoordig kunnen
op Texel de kruisbekken zich ook te goed doen aan
de zaden van Zwarte Dennen. De troep van 1909
is hier den winter overgebleven en toen dachten we
dat in 1910 hier wel enkele paartjes zouden broeden,
maar dat is niet gebeurd.
Wanneer ge kruisbekken te zien krijgt, let er
eens op, in welken zin hun snavels gekruist zijn.
Sommige dragen de punt van den bovensnavel naar
rechts, andere naar links, niemand weet, waarom
of waardoor.
Nieuwe Uitgaven
Eduard Veterman. Godenschemering. Roman
der (juillotine. Amsterdam z.j. A. J. G.
Strengholt.
Eduard Veterman schrijft boeken van ver
schillende kwaliteit. Het is met een roman van
hem net zoo 't valt, en het boek Godenscheme
ring" valt naar mijn meening aan den verkeerden
kant.
Een roman kan men dit stuk proza nauwelijks
noemen. Het is eerder een korte, min of meer
lyrische beschrijving van de Pransche revolutie,
van '89 af tot den val van Danton en de zijnen.
Een beschrijving naar oud, en verouderd recept.
De hoofdpersonen worden een voor een afgewerkt
en daartusschen door schreeuwt en brult het volk.
Er is te weinig nieuws in dit boek. De geweldige
Mirabeau, de eerzuchtige Desmoulins, de
geestdriftig-donderende Danton, de stomme koning,
de tragische koningin, de geheimzinnige
Onomkoopbare, de beeldschoone Saint-Sust, de listige
Fanchi dat weten we nu langzamerhand wel.
In plaats van dit boek kan men veel beter Thomas
Carlyle ter hand nemen. Is Carlyle verouderd?
Men behoeft volstrekt geen communist te zijn, om
het wezen van de Fransche revolutie anders te
zien dan hij het deed. Goed, dan lezen we Carlyle
als romanschrijver. En wat zullen we daarna nog
aan Eduard Vetcrman beginnen, ook al kan die
schrijven. Want dat kan hij, hij doet het zelfs
lieel goed. Maar wanneer men zoo weinig moeite
doet, een werkelijken roman te componeeren, als
de heer Veterman ditmaal gedaan heeft, wanneer
men slechts een aantal figuren met hun stereotiepe
attributen op den voorgrond brengt, dan wordt
het geheel te droog, te dor, te vervelend, te
pariopticum-achtig; dan blijft de schemering der goden.
te vaag.
HEBMAN MIDDENDORP
Koninkl. Boomkweekérij Wilhelmina,"
Charles van Oinneken 6 Zoon, Zondert, N.Br:
Het van ouds gunstig bekende adres voor
Dennen ,terbebossching(uitsluitendlnheemsch zaad)
Exotische Dennen- en Sparrensoorten,
Bosch- en Haagplantsoen,
Boornen en Heesters.
Catalogi op aanvraag gratis en franco.
Tel Interc. No. 1. Telegr.-Adr.: Wilhelmina, Zundert
KRONIEK
Kunst en Fatsoen
DE postzegel wordt al meer het terrein als
ik 't zoo uitdrukken mag waar de diverse
staten van hun nat ionalen trots en hun grootsch
verleden doen blijken. Een soort van historisch
portret of wel een propagandamiddel voor nationale
eenheid. Bij alle feestelijke gelegenheden worden
de groote mannen of hun werken op die kleine vier
kante stukjes afgebeeld, ten bewijze dat de be
treffende staat en het betreffende volk waarachtig
nog zoo min niet zijn, daar wereldvermaardheden
als deze zegelbeeltenissen tot de hunnen behoorden.
Er is ongetwijfeld iets liefs en ook iets naïef s in
deze pronkerij, behalve dan natuurlijk veel collec
tieve ijdelheid. Het naïeve bestaat daarin, dat de
Staat zijn geestelijk cultuurbezit te hoog aanslaat
of ook wel meent, dat geestelijke cultuurbezittingen
in deze niet zoo heel verheven wereld inderdaad
algemeen gangbaar zijn en door ieder gewaardeerd
worden. Hetgeen ongelukkiglijk niet het geval is,
gelijk bijv. het Spaansche gouverment wel merken
zal. De argelooze postadministratie van dit land,
terecht trotsch op het nationaal be7.it van zulke
groote mannen als Velasquoz en Goya, heeft, ter
gelegenheid van eenig jubileum, zegels uitgegeven
met beelden naar de werken van den laatste, waar^
onder ook die der Maja. de jonge vrouw, door den
kunstenaar zoowel naakt als aangekleed gegeven,
Gelijk ieder beschaafd mensch, die prat gaat op
ontwikkeling, sedert zijn prille jeugd immers be
hoort te weten. Zoo meent althans de Spaansche
postadministratie, en gaf dat heel mooie naakte
vrouwenliehaampje argeloos, als ik zei op
eiken brief aan de waardeeiing der beschaafde we
reld prijs.
Met dit gevolg dat ,,deze zegel reeds aanstoot
gaf aan enkele postadministraties, die weigeren
poststukken van dien iridecenten zegel voorzien,
uit te reiken'',
Ik hoop niet van te veel patriottisme beschul
digd te worden als ik presumeer, dat onder dio
enkele'' postadministraties ook de onze behoort.
Want dit behoort zoo bij ons, waar het dik
geduffclde Fatsoen en de naakte Kunst wel meer botsten.
En ik meen ook in de uitstalkast van een
philatolistiseh handelaar onder de schaduw van het
postkantoor reeds Maja-zegels ontwaard te hebben,
waarbij het iudecente naakte buikje decent met
een opgeplakt papiertje was afgedekt. Zoo behoort
het ook !
Naakt is indecent, behalve in 't water, en kunst
geen artikel voor de lage menigte, waartoe post
administraties en postzegelhaiidelaars behooren.
En eigenlijk is het ijdel snobbisme en chauvinisme,
wanneer regeeringen ons hun groote mannen ter
huldiging willen opdringen. Wij hebben onze eigene,
die wij^evengoedjkunnen laten zien on die, tenminste
meestal, fatsoenlijk aangckleede vrouwen hebben.
afgemaaid. F. C.
^§i