Historisch Archief 1877-1940
EKEN
?(
"T*
iv,
er over de Negers
GRESHOFF
heeft, waarvan de omvang eh de
oeteékenis nog niet te schatten valt.
De gtoote moeilijkheid is en blijft: het
Trijwel geheel afwezig zijn van posi
tieve gegevens. De belangrijkste
resuloaten worden op dit oogenblik bereikt
langs philologischen weg. Men heeft
seer belangrijke ontdekkingen gedaan
>ver taaiverwantschappen, speciaal
.usschen oud-Egyptische idiomen en
heden in handen krijgt, betreffende
een oude, rijke en zeer gevarieerde
Bantoecultuur, welke zonder twijfel
in contact is geweest met de Egyp
tische beschaving en daarop waar
schijnlijk zelfs invloed heeft geoefend.
Het is dus dwaas om de negers,
inzonderheid de Bantoes, te beschou
wen ais wilden" of als primitieve
stammen" ! Men behoeft trouwens de
hoogtepunten der Afrikaansche kunst,
bijvoorbeeld de bronzen van Benin,
maar te zien, om te weten, dat een
zoo edele, verfijnde en toch grootsche
synthese nooit anders kan
zijn, dan een eindresultaat
van eeuwen geestelijke be
schaving. Er bestaat een
boekje over de beeldhouw
kunst der negers, l), dat door
zijn geringen prijs binnen
ieders bereik ligt; wanneer
men dit alleen maar even door
bladert, dan kan men al weten,
dat men hier staat tegenover
een groote, rijkgeschakeerde
kunst, welke, juist waar zij
zoo expressief en zoo
levendmenschelijk is, ons direct tot
het hart gaat.
* *
*
Er zijn dus drie punten
van uitgang: de negers zijn
menschen; er bestaat een
klassieke negercultuur waar
schijnlijk vele eeuwen ouder
dan de Europeesche, waarop
wij zoo prat gaan; en er be
staat een negerkunst, welke
essentieel niet verschillend is
van eenige andere kunst ter
wereld. Wanneer men deze
punten neerschrijft, verbaast
men er zich over, dat, wat
ons doodgewoon en natuur
lijk toeschijnt, voor velen nog
iets nieuws, of iets
ondenkbaars is ! Ik geloof niet dat
een volk ter wereld zoo ge
leden heeft onder wanbegrip
en misverstand, vooral ook
onder onwetendheid, der Euro
peanen, als de negers van
midden-Afrika. Het begint te
dagen. Mede dank zij het
verstandig ijveren van enkele
publicisten, onder wie
GastonDenys Périer een benijdens
waardige plaats inneemt; en
door den invloed van enkele
schilders, die, als Pablo
Picasso, de schoonheid en de
plantaardig fluweel) in den ZUWeren plastische beteekenis der ne
gerkunst erkend en die de
machtige invloed ervan on
dergaan hebben. Wat mij in
het laatste boekje van Périer, dat
voor een groot publiek geschreven
is, het meeste trof is de
gemoedswarmte, de vriendschap, welke on
der lederen volzin aanwezig is. Het
is vulgarisatiewerk, maar men gevoelt
dat het ondernomen werd om in zooveel
mogelijk harten liefde te wekken voor
de negers. Périer is mér dan een
journalist en mér dan een koloniale
specialiteit; hij heeft de overtuiging,
de geestdrift en de bekeeringslust
van een apostel.
foto G. D. Périer
ians nog in gebruik zijnde
Bantoeialecten. Omtrent latere
bloeierioden weet men iets meer. Maar
>ch is ook hieromtrent de kennis
"nvoldoende. Er heeft in de vijftiende
3uw een machtig negerkoninkrijk
»staan op het grondgebied van de
ongo en van Angola, met een
oofdstad, Salvador genaamd, welke
leer dan 40.000 inwoners telde. Maar
ehalve enkele feiten, weet men nog
iets over den intellectueelen staat
au dat rijk, al vermoed men, op
erschillende gronden, een vrij hooge
itwikkeling. Het is hier niet de
jlegenheid om dieper op deze historie
i te gaan. Ik wilde er alleen maar
p wijzen, dat men steeds meer
zekerTaal schil
OP zeker onbewaakt oogenblik is
een snuggere joris het idee gaan
bebroeien: dezer dagen ... dat kun je
toch niet blijven schrijven, als je
wil zeggen, dat iets maar op n dag
gebeurt? Welneen-ik en de kinkel
broedde een dezer dagen uit. Dat
1) Paul-Guillaume et Thomas
Munro, La Sculpiure Nèyre" Ed.
G. Crès & Cie. Paris '29.
Bena - Lulua - Beeldje
(met herinneringen aan den stijl
van de bronzen van Benin en
zelfs van Maori-sculpturen)
broedsel schiet vlug op en hoe ge
er naar trapt, het loopt u griezelig
tusschen de beenen. Inmiddels heeft
een andere slimkees een dezer nachten
uitgepiekerd. Welhaast woekert het
geklungel dóór en komen een dezer
avonden, een dezer maanden, een dezer
jaren uit dooier en dop.
Wij hebben hier te doen meteen
zielige verknoeiing van het deugdelijke
dezer dagen, een vrijen
tweede-naamvalsvorm, overgegaan naar de bij
woorden. Daar is hij weer, die arro
gante schoolvos, houd hem vast !
Dezelfde constructies met denzelfden
overgang heeft men in: ziender oogen,
ouder gewoonte, halverwege,
vclerCongoleesch beeldje
hande, spelenderwijs, middelerwijl;
zijns ondanks, ons inziens, bloots
hoofds, grootendeels, alleszins, en
verscheidene meer. Al deze vormen
getuigen van vroeger scheppend taal
vermogen.
De dader werd naar het politie
bureau gebracht en daar ingesloten.
Het is een wonder, dat dit
basterdduitsche kuiken haan einsperren,
hen opsluiten ??tot dusver alleen als
deelwoord rondwaggelt. De politie
sloot den dader in of de politie is
ijverig doende om den delinquent
in de cel in te sluiten: die zottekraam
blijft voorloopig in het vat en ver
zuurt er niet. Een opgespaard lekker
beetje voor den schout te Hilversum
of elders. Maar laten heeren
Politieberichters de dieven toch niet wijzer
maken. Een knaap, die zich ten
bureele heeft laten insluiten, is best
in staat, er met de
procesverbaalboekjes vandoor te gaan. HAJE
Afgodsbeeldje (Congo)