Historisch Archief 1877-1940
r
BEGROETE
"ERDAMMBR VAN 30 AUGUSTUS 1930
EEN ONERVAREN GIDS
door Albert Heiman
t *«»«»* Mi
'^tófU ik
'qjjrviaam
»
l
. Kenia over de Vlaamsebe letterkunde
_ groote verwachting het boek De
;:, 'JLw Vlaamsche letterkunde na Van nu en Straks"
J.T Moot Paul Kenis* ben gaan lezen, en die lezing helaas
; «fechte met de grootste ergernis heb kunnen
vol' «indigen, herinner ik mij een ander boek, dat
«enige jaren geleden eveneens bij de Wereldbibli
otheek verscheen: een muziekgeschiedenis, .eenige
onderden bladzijden dik, waarin de naam van
?Ghopin nog niet eens genoemd werd....
Nu kan men wel de meest uiteenloopende
meemingen nebben over de beteekenis van Chopin
Vóór de muziekgeschiedenis, maar men kan zijn
'Werk toch niet zonder meer negeeren of vergeten.
Want in ieder geval vormt hij een onmisbare
flchakel in het ontwikkelingsproces van onze
Westèrsche muziek.
En thans komt de heer Kenis met een boek van
Tuim driehonderd en vijftig bladzijden de
Vlaamr «che letterkunde van deze eeuw bespreken, en
'f vergeet daarin dingen, welke voor het verband
«ven gewichtig of belangrijker nog zijn dan Chopin
voor de geschiedenis der toonkunst. En -niet
?eenmaal, maar herhaaldelijk.
De Vaderlandsche literatuurgeschiedenis, ook
van den jongsten tijd, en de synthetische,
beschrjj.vende kritiek hebben slechtere tijden gekend dan
?de huidige. Maar dit boek is nu weer eens een
?ouderwetsch staaltje van dillettantische en in
competente geschiedschrijving. Een
samenflan«ing van onbenullige oppervlakkigheid,
half, geweten dingen en onvolledige notities van
tooren zeggen."
Met wat de heer Kenis in zijn boek bewijst te
"Weten, zou hij een heel aardige causerie over de
mieuwere Vlaamsche letterkunde kunnen houden,
met een vruchtbare gelegenheid tot debat na.
Hij heeft zich echter vermeten een boek te
«chrjjven dat aansluiting bedoelt bij het boekje
Van Gezelle tot Timmermans" van prof.
Verjmeylen, en dat door de wijze en de plaats waar
let werd uitgegeven onwillekeurig de pretentie
heeft een degelijk en verstandig-populariseerend
"werk te zijn. Niets is echter minder waar, en het
-valt niet moeilijk aan te toonen, dat het boek zelfs
"voor hoofdacte-candidaten onbruikbaar is.
Het gaat natuurlijk niet aan om bladzijde voor
bladzijde de tekortkomingen en fouten van den
-heer Kenis aan te wijzen; het zou ons veel te ver
voeren, en het heele boek is die moeite ook niet
?waard. Bovendien zijn enkele steekproeven reeds
voldoende om te bewijzen, dat de lacunes in het
ieitenmateriaal waarop de beschouwingen van
dezen schrijver berusten, zoo groot zijn, dat er van
?een juiste en gefundeerde voorlichting geen sprake
kan zijn. Terwijl andere beoordeelingen zoo
willeieurig en oppervlakkig zijn, dat ze noch op
"wetenschappelijkheid, noch' op oorspronkelijk
heid aanspraak kunnen maken.
Het is ten eenen male onbegrijpelijk dat een
Tsoek waarin minstens een tiental Vlaamsche dich
ters van deze eeuw uitvoerig besproken worden,
in alle talen zwijgt over het dichtwerk, het proza
?en de essays van Karel van de Woestijne. Als men
jhet boek niet in handen neemt, zal men zooiets
niet kunnen gelooven.
Het is mogelijk, dat de heer Kenis in
wie-weetwelke kortzichtigheid de poëzie van Van de
Woes"tijne gerekend heeft tot de Van Onzen
Tijd-literatuur te behooren. Dan heeft hij van de bedoe
lingen van diens werk, vooral van het werk uit
?den laatsten tijd, bitter weinig begrepen, en niet
?ontdekt dat het neoclassicisme uit Van Ostayen's
laatste bundel, de breede zwier van sommige der
fe'
Tt
Tel. 17.
,,'TVELT-HUYS"
HATTEM.
. 17.
met eigen dennenbosch van 5 H. A.
Tennisbaan, Garage, kamers m. str.
water, centrale verwarming , enz. Geïll.
prosp. op aanvrage. Vóór en naseizoen redactie.
gedichten van Gysen, de heele existentie van
Boelants' verzen niet te denken is zonder
rechtstreekschen invloed van Van de Woestijne, die
bovendien toch ook onbetwist een der grootste
Nederlandsch-schrijvende dichters van deze eeuw
geweest is.
Maar er is, wat van de Woestijne betreft, nog
meer. Zijn meesterlijk en soms ultra-modern proza
namelijk. Als er bij de jongere Vlamingen sprake
is geweest van een oorlogsneurose, is die dan wel
niet het allerduidelijkst te zien in een werk als
Beginselen der Chemie" van den ouderen"
Van de Woestijne? En kan men zijn critisch werk
in De schroeflijn" zoo-maar voorbijgaan, zonder
op te merken dat boven en behalve van Ostayen
meester van de Woestijne ??ook in zijn kwaliteit
van Gentsen hoogleeraar! eigenlijk de"
criticus van de jongere Vlamingen is geweest, tot
aan zijn dood toe? Een leider dien zij misschien
niet altijd openlijk als zoodanig hebben erkend,
maar dien zij ook nooit hebben veiloochend l
Men kan in een werk over de
Noord-Nederlandsche letterkunde van deze eeuw eerder over
Van Deyssel zwijgen, dan in een boek over de
Vlaamsche letteren meester Karel kalmweg ne
geeren.
Dit feit op zichzelf zou reeds voldoende zijn om
ons wantrouwen en misprijzen van den
heerKenis te motiveeren; maar er is nog veel meer.
Ook bij die onderwerpen waar hij wel over spreekt,
ziet hij allerbelangrijkste dingen over het hoofd,
die zijn voorstellingen en uiteenzettingen grondig
zouden moeten wijzigen.
Daar is bijvoorbeeld het gedeelte over Karel
van den Oever, een dichter die bij ons door de
officieele" menschen totaal genegeerd en ver
ketterd is. Nu hij echter reeds eenige jaren ge
storven is, wordt het toch wel tijd persoonlijke
antipathieën en vooroordeelen te vergeten en, zoo
niet zijn persoon dan toch zijn werk recht te doen
wedervaren, De heer Kenis had hier de gelegenheid
een bijna baanbrekend werk te verrichten.
Inplaats daarvan spreekt hij uitvoerig over het
minder belangrijk werk van dezen wereldvreemden
Spaanschen Brabander, en schijnt hij zelfs het
bestaan van Van den Oever's beste gedichten
bundels De heilige berg" en Het open luik" niet
te kennen. En evenmin te weten, dat in zijn later
werk het prozaboek Het inwendige leven van
Paul" een zeer bizondere, voor de kennis van den
dichter absoluut onmisbare plaats inneemt. Is
het wonder dat de heer Kenis over de creatieve
beteekenis van Van den Oever dan ook maar
wat bazelt?
Een zekere dokter R. Boemans heeft gezorgd
voor Bibliografische aanteekeningen" achter ieder
hoofdstuk. Men zou daar tenminste volledigheid
verwachten. Maar niets daarvan ! Verschillende
boeken van Gysen, Van Ostayen, van Timmermans
zelfs, zijn vergeten. De wetenschappelijke vennoot
van den heer Kenis blijkt ook al niet beter de weg
te weten dan zijn associé.
Deze brengt ons intusschen van de eene ver
wondering in de andere. Van De Witte," het
eenige boek van Ernest Claes dat zijn naam ook
in ruimeren kring bekend gemaakt heeft, wordt
alleen maar gezegd dat zoovelen onder ons in deze
kwajongensgeschiedenis zeker wel de
guitenstreken uit eigen kindertijd zullen herkennen."
Wat Timmermans precies waard is, weten wij
ook in Noord-Nederland langzamerhand wel.
Maar wie eenmaal over hem begint te spreken,
dient niet te vergeten dat hij vóór het
Plieter"succes in Schemeringen van den dood" een heel
wat wijzer boek schreef. En dient evenmin te zwij
gen over een van zijn meest-typeerende boeken:
Het kindeke Jezus in Vlaanderen," noch over
Anne Marie" of het Breughel-boek, of over
Boudewijn." Dit alles, dat nota-bene al netjes
in een Leuvensche dissertatie verwerkt en gesys
tematiseerd is, heeft onze bijziende historicus in
zijn haast maar vergeten
Dat de heer Kenis in zoo'n gesteltenis over
Paul van Ostayen spreekt zooals een onzer over
grootvaders zou spreken over de televisie, laat zich
begrijpen. Maar niet dat hij de zotste" uiting
van dezen dichter, het (ook typografisch) unieke
boek Bezette stad" verdonkeremaant, en twee
kleine, afzonderlijk verschenen prozastukjes noemt,
Kunstzaal van Lier
Rokin 126 Amsterdam»
Qestersehe ft Europeeschéantiquiteiten
Oude en Modarne schilderijen en plastieken
Negerkunst ft Ethnographlca
het derde, Het bordeel van Ika Lóch" echter
vergeet, en de geheele prozabundel Vogelvrij,"
die meer waard is dan de drie andere boekjes bij
elkaar, in het geheel niet blijkt te kennen. !
In het werk van menschen als Alice Nahon
en Urbain van de Voorde blijkt de heer Kenis
beter thuis, en dat verklaart veel. Van de kritieken
van dezen laatste is hij bovendien een groot
bewonderaar, die gaarne Van de Voorde als een
autoriteit citeert. Breughel heeft een dergelijk
gecombineerd leiderschap geschilderd !
Ook bij de bespreking der kleinere goden"
doen zich overigens nog vreemde dingen voor.
Het Dostojewski-boek van Dirk Vansina bijvoor
beeld, dat verreweg het beste werk is van dezen
jongen auteur, wordt vergeten, terwijl wij wel alle
bundels van Zuster Maria Jozefa behandeld krijgen,
die zooals Urbain van de Voorde zegt.... een
aan beteekenis rijk symptoom van onze
heropbloeiende kuituur" is. En dan Lode Zielens.... TJ
kent hem nog niet, maar na de aanbevelingen van
den heer Kenis.... lees het ontzagwekkende prul,
dat zijn laatste boek, Het duistere bloed" is.
Ik wil ook nog iets goeds zeggen van den heer
Kenis. Zijn boek bevat een slot-hoofdstuk over het
Vlaamsche tooneel, dat niet onverdienstelijk is.
Daarin wordt ook gesproken over het dramatisch
werk van Herman Teirlinck. In het hoofdstuk over
proza is Teirlinck echter vergeten, wordt de schep
per van Johan Doxa en het Ivoren aapje niet-eens
genoemd. Deze helft is zeker vorige-eeüwsch, en
alleen de tooneelhelft van Teirlinck hoort thuis
in dezen tijd. Althans volgens de methode van den
heer Kenis.
Ik meen weieens gemerkt te hebben dat men
in Vlaanderen denkt, dat wij zeer eenzijdig zijn
in het lezen van moderne Zuid-Nederlandsche
boeken. Maar heusch, ze worden gelezen, en daarom
wellicht hier scherper bezien dan elders.
Het boek van den heer Kenis nu, is weinig ge
schikt om de liefde voor het moderne Zuid-Neder
landsche boek op te wekken, of de kennis van deze
letterkunde te propageeren. Een klem en eenvoudig
boekje als bijvoorbeeld het Beknopt overzicht
der Vlaamsche letterkunde" van Eugeen de
Bock is met al zijn beknoptheid daartoe veel meer
geëigend, omdat het objectiveert en samenvat.
Een geschiedschrijver, die zich aan de nog leven
de historie waagt, heeft eensdeels een moeilijker
taak omdat het hedendaagsche moeilijker te
objectiveeren en samen te vatten is, maar daar
tegenover staat het groote voordeel dat hij al zijn
materiaal voor de hand heeft liggen, en minstens
orienteerend en volledig kan zijn.
De heer Kenis heeft van geen enkele kans ge
bruik gemaakt. Hij moge in het vervolg zijn tijd
besteden met het zoeken naar de n die in zijn naam
ontbreekt; wij van onzen kant zijn gedoemd nog
langer te wachten op een samenvattende beschrij
ving der hedendaagsche Vlaamsche letterkunde,
die uit meer dan een oogpunt even belangrijk is als
de onze, maar die helaas nog slechts op gebrek
kige wijze aan ons publiek wordt toegelicht.
De schuld daarvan schijnt heusch bij de Vlamin
gen zelf te liggen; de Hollandsche uitgevers toonen
zich coulant genoeg. En immers erg gauw gereed
tot drukken; dat ziet u wel aan dit boek....
Smalfilm-Amateur-Kinematografie
onder Kino-technische
leiding van Jori» Iven*
Vraagt brochures
en demonstraties
CAPI
115 KALVERSTRAAT
Amsterdam C.
B U CAPI vakkundige raad en voorlichting.