De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 30 augustus pagina 3

30 augustus 1930 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 30 AUGUSTUS 1930 F* SCHILDERKUNST door A. Plasschaert jf' Een tentoonstelling In het 700-jarlg Nijmegen Wanneer wij, zelfs om de feeststemming van 't jarig Nijmegen, zouden zeggen, dat deze tentoon stelling een goede tentoonstelling is, dan zouden wij ons meer dan vergissen. De verzameling, die jnet veel ijver vermoedelijk werd vergaêrd en ?even waarschijnlijk met veel toewijding werd ?gehangen, is niet veel bizonders; wanneer wij onze bevinding scherper zouden willen uitdrukken, zouden wij zeggen: het is een lustelooze verzame ling. Zij doet den naam der Hollandsche schilder kunst geen goed. Dat is steeds het moeielijke in kleine steden: een verzameling te organiseeren, die weinig kaf en genoeg koren bevat. De reden daarvoor is een eenvoudige. Gewoonlijk Is er in zulk een niet-groote stad, de eene of andere schilder, die voor zulke stad geldt als deschilder". Deze schilder is zelden n der groote Provin cialen, n van die schilders, die terzijde van den grooten weg levend, gloed en innigheid tesamen «toven tot een verwonderlijk kooksel. Zelden is hij ?dat, en gewoonlijk zou zijn plaats in een bewogener stad van eer needrigen aard zijn. Dat» brengt Allerlei mee. Natuurlijk is in een groote stad ook het euvel aanwezig, dat meestal het niet de grootsten zijn, die een tentoonstelling beheeren en beheer.schen, maar daar is een feller kritiek levend, en een scherper of zilter beoordeeling der feiten niet ?zonder gevolg. Daarenboven is het voor de leiding eener tentoonstelling in een niet-groote stad niet zoo gemakkelijk de goede werken te krijgen, ge deeltelijk uit onkunde daaromtrent, en zelfs als ?de onkunde niet aanwezig is, doordat de wezentlijke schilders, zoo goed als allen verzameld in de groote centra, niet geheel-en-al willig zijn naar deze .steden te zenden, wat grooter stad van nature krijgt. Door deze aangeduide redenen is het falen te Nijmegen verklaarbaar; alle ijver en alle zorg kouden hier niet voldoende helpen. Daarenboven is er nog een factor, die tegenwerkt (wij konden dat aan bekende schilderijen ervaren) het licht in de geïmproviseerde tentoonstellingszalen is :niet gunstig; het ontnam aan bekende schilderijen .gekende bekoringen; wat verloor het beeldje" van Coba Ritsema hier niet aan adem; aan -ömhulling en leven van het licht? Hieruit volgt ?dat deze bespreking geen kritiek zal worden van -deze verzameling, maar alleen een aantal notities. En dan moet onmiddellijk worden neergeschreven dat Hendrik Wiegersma een der schilders is, die ?een voortgang vertoont, en die wezentlijke schilde rijen inzond, met andere woorden, waar het hier ? een schilder van figuur geldt, dat hij psychologieën gaf in schilderkunst gegeven. Daartoe behooren ongetwijfeld zijn Drinker (Met de sloof van een vrouw op den achtergrond !) en zijn portret van Mevrouw Jeanne Nijs. Het portret van den Drinker zoudt ge de geschilderde psycho,logie van zulken sinisteren staat van den geest kunnen heeten, evenals het pas-geschilderde Lied" een zingende man (uit 1930) het typeeren van een anderen staat van den geest is. Het portret van Mevr. J. Nijs, ik besprak dat reeds meer, is te ervaren als een confessie in schilderkunst door den schilder; het portret van deze jonge vrouw .is een der beste portretten van Wiegersma uit ?den laatsten tijd; psychologische diepte en teeder inzicht vereenigden zich hier. Er is ten tweede van Joep Nicolas een klein ruitje. Ik heb, naar ik meen, al vroeger gezeid, dat er schilders, hier glas: schilders zijn, die deze kunst als 't ware opnieuw openen", terwijl anderen meer zich vertoonen . als hekkesluiters. Een hekkesluiter-in-glasschilderkunst is Van Konijnenburg (zijn raam te Delft is bekendheid met veel wat vroeger voorafging; er . is geen nieuw roepen daar, er is geen nieuw onder vinden !)> een openmaker is Joep Nicolas in zijn . beste werk (vergelijk zijn Landleven, zijn raam bij Philips met van Konijnenburg's raam) zooals Thorn Prikker een maker is het van het nieuwe" mozaiek. Zulk nieuw werk is niet zonder tradities . achter zich (de meesten meenen dat verkeerdelijk !), het mist noch kennis noch kunde, maar alles is als nieuw ondervonden in den tijd. Het is . daarom nooit ten eerste deftig, maar het is ten eerste waar, en van gevoel gewis; het heeft uitdrukking. Het leeft in het levende, zooals goed werk dat altijd deed en doet; het is geen gestolde . conventie. Het ruitje van Joep Nicolas te Nijmegen .is van een brillante levendigheid. Deze twee TARDIEU NAAR GENEVE Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Johan Braakensiek En toen ging baas Jochem er zelf op los! schilders zijn dus goed vertegenwoordigd op dez feesttentoonstelling, al konden zij ook, ook zij, beter te zien zijn gegeveni; zij handhaven zich. Zeker doet dat met haar ,,zeekarper". Lizzy Ansingh niet. De Zwolsche pater vaji Bergen be duidt weinig in zijn kindje met pop; Heyse'snaakt, dat bij alle geduld papier bleef, besprak ik vroe ger, even als Van Herwijnen, een ongetemd maar wezentlijk colorist; de Mesquita zond van zijn vast-geformiüeerde teekeningen in; Karsen zijn hardnekkig-volgehouden, persoonlijk, niet-groot stad- en landschap. Jan Sluyters vond zich te Nijmegen verantwoord met dat wat niet van zijn beste werk is, evenals Matthieu Wiegman. En zoovoorts. Naast deze tentoonstelling van schilderkunst, waar ik Jonas bij moet noemen, was er een afzon derlijke afbeelding van de Nimwegenaars. Deze was voor de feestgangers der stad waarschijnlijk toch het voornaamste deel hoewel zij dat voor ons niet is. Wij zullen haar zonder bespreking laten. De kritiek kan hier haar oprechtheid, die gewoonlijk haar scherpte wordt geheeten, gemakke lijk binnen houden. Zij toch is een hoedster van * schilderkunst ! Wij zullen ons niet mengen in evene menten, die zich afspelen" binnen de grenzen der stad zelf, en wij misgunnen geen der schilders en schilderessen hun bezigheid. Er is (onafhanke lijk van het werk natuurlijk) voor ons iets, dat steeds ons verbaast, in zulken arbeid en in zulke volgehouden arbeidzaamheid. Wij hebben dat meer meegemaakt en meer gezien: iemand begint te schilderen, met penseelen en met verf om te gaan op zekeren leeftijd, jong dikwijls, later soms, en hij is, voor goed bevangen van den reuk der olie of van de stilte, van het atelier, een afzonder lijke; hij zet voort, tot den laatsten dag, wat zonder werkelijken aanvang is; hij maakt steeds beschil derde doeken, gekleurde paneelen. Is hij verheugd wie weet het? Wanhopig wie weet het? Hij is bezig ! Bij Kleykamp In Den Haag Ik besprak met iemand, die zich, als ik, verheugt over goede schilderkunst wat een aangenaam bezit het zou zijn in het huis, dat ge bewoont, een twaalftal kunstwerken te zien van de grootste en edele geaardheid; schilderijen tegen het wit van den gekalkten muur, en een paar beelden, die de stilte hadden, het dreigende en het geslotene van het Aegyptische werk, de gratie van een vroegen renaissancist, de genegen zekerheid van een middeleeuwer en van een grooten moderne de wei-gebalanceerde rust (Er zijn zulke modernen !) Ik zei, en hij ging mee met dat zeggen, deze mensch die zich als ik verheugt, denk een Vermeer in zoo'n kamer, in een anderen een Velazquez, een Titiaan (heroïsch in zijn mannen), een vroege teekening uit het Oosten, een statuesken Mantegna, een Piero della Francesca en een paar der Modernen, wier geheim even groot is als de geheimenis van zulken, die ik noemde (er zijn zulke modernen) en dan nog n der andere modernen, waar de kleur is als een wielend en ijl vuur, of een openbaring is van d'aarde zelf, zooals Breughel een openbaring is van den Voortdrijver-achter-den-mensch." Het was een gedachte, die kwam met de gulden ge heimenis van een laten zomeravond.... Zulke gedachten komen in zulk uur vanzelf, en gaan vanzelven terug naar 't gulden oord, waar zij ontstonden; lang, achter ze, in de eenzame lucht, laten zij een veeg van iets, dat weemoedig maakt door voortreffelijkheid . '. Is er bij Kleykamp iets, dat wij in zulke ver zameling zouden willen hebben? II Er is van Frans Snijders (1579?1657) een stil leven van groene savoyekool, gevogelte etc. Ge weet, dat ik het stilleven, wanneer ik de uitingen der schilderkunst (in gelijke voortreffelijkheid gegeven) rangschik, als de derde, de laatste der uitingen, schik en de figuur, het portret, als eerste. Hieruit volgt dus ook, voor deze be spreking, dat ik dit stilleven van Snijders, niet het grootste werk vindt, wellicht, van deze ten toonstelling bij Kleykamp, noch, moet ik daaraan toevoegen ! is het werk geheel-en-al zóó voornaam van kleur als dat gewenscht kan worden, maar toch heeft dit stilleven voor mij naast de bekoring van het nieuwe, ook een groote bekoring in de voordracht. Terwijl ge het portret van Van Miereveldt als een boersch-gezonde (zijn boeren eigentlijk altijd zóó gezond, dat hun naam van zelf gekoppeld wordt aan 't begrip der gezondheid?) schildering kan gelden en eene, die niet verfijnd, fraai en levend genoeg is, terwijl wij in het stil leven van Van Huysum opnieuw het wonderlijke grijs-rose-zwarte oostersche tapijt bewonderen (stofuitdrukking in schoonheid) en we om de groepeering der boomen het riviergezicht van Aert van der Neer niet vergeten of om de serieën der bruinen Piet er de Hooch's? grootkoppigen officier, is het stilleven van Frans Snijders vervuld van een element, dat we van nature uit voort durend eerbiedigen: het heeft een groote sonoriteit zouden wij het kunnen noemen; nog beter de vorm, die yroot is, kwam voort uit een volle aandoening. Het heeft volheid en grootheid, en dat is de gewaardeerde tegenstelling tegen het vele schamele, dat rond ons tiert (in dubbelen zin.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl