De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 30 augustus pagina 9

30 augustus 1930 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

Een Boekehplankje voor Ouders door H. G. Gannegieter III (slot). Het kind in de gemeenschap DE wenken voor oudera hujken voor een overwegend gedeelte op psychologische gege"vens te berusten. Benige, zij het elementaire ikennis van zielkunde is dus voor hen vereiscute. IKinderpsychologie is trouwens een vak, dat aan instellingen, welke tot kindervèrzorging opleiden, stelselmatig wordt gedoceerd. En ook de hand boeken voor candidaat-hoofdonderwijzers en kwee.kelingen bevatten een afzonderlijke rubriek over ?zielkunde. Al is het nu waar, dat de praktijk gaat .l>oven de theorie en dat de intuïtie vaak een be-trouwbaarder gids is dan het beste der boekjes", toch zou het geen kwaad kunnen, zoo de ouders 2ich mede langs den theoretischen weg een zuiver der denkbeeld vormden omtrent het gemoedsbestaan van hun kroost. Lectuur over dit onder^werp mag op hun boekenplankje niet ontbreken. Uit de talrijke populaire geschriftjes, op dit igebied verschenen, pik ik er n uit, dat onder den ?eenvoudigen titel: Opvoeding tot persoonlijkheid ?«en in de zware terminologie der Duitsche geleerden -aangekondigde verhandeling camoufleert. Allicht ?zou, wie op bovenstaand aanlokkelijk opschrift afgaat, het werkje niet koopen, zoo hij het onder den oorspronkelijken titel: Die Grundbegrifte der Indiifidualp»ychologie und ihre Anwendung in der Er&iehung in de uitstalkast van zijn boekhandelaar zag staan. Bedoeld boekje, in de reeks handboekjes der Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur uitgegeven, bevat een door den arts dr. P. H. .Bonge vertaalde korte inleiding tot theorie en ;praktijk der Individualpsychologie, zooals dr. Fritz Kürikel en Ruih Künkel die hebben opge steld. De Individualpsychologie verdient volgens dr. Bonge in wijden kring bekend te worden. Wij .allen kunnen eruit leeren onze kinderen anders -«n beter te begrijpen, ze onbaatzuchtiger lief te .hebben en de oorzaak van vele van hun fouten bij onszelf te zoeken en te vinden." Alweer dus: de verantwoordelijkheid goeddeels naar de ouders verplaatst en niet langer op het lot, de omstandig.faeden, de erfelijkheid of den tijdgeest afgewenteld. Dr. Alfred Adler, de Weensche zenuwarts, die kort geleden ook ten onzent lezingen heeft gehou?den en een man is van internationale vermaardheid, .heeft de oorzaak van de meeste nerveuse en .-sociale ontsporingen meenen te moeten zoeken Au het overheerschen van het persoonlijkheids,.gevoel boven het gemeenschapsgevoel. Dit per. soonlijkheidsgevoel, op zichzelf een noodzakelijk «n nuttig vermogen, kan, zoo men het te een.-zijdig laat uitgroeien, in een ziekte ontaarden ? en den mensch in botsing brengen met de ge meenschap. De grondgedachte, waarvan het hier behandelde .geschrift uitgaat, laat zich op de volgende wijze ^formuleeren. Alles wat een mensch voelt, denkt -en wil, ja alles wat in zijn binnenste omgaat, is .als deel van een eenheid op een bepaald doel gericht. Wie het doel kent, kent den mensch en wie '.het doel. verandert, verandert den mensch. Nu is het doel van den mensch, hij zij kind of volwassen, vaak moeilijk te ontdekken, omdat hij -een schijndoel najaagt, dat zich op een of andere .manier en om een of andere reden op de plaats van het eigenlijke doel heeft genesteld. Als voor. beeld noemt dr. Künkel een schilder, die nooit iets van zijn werk voltooit, omdat het schilderen niet rzijn ware levensdoel is, doch omdat hij den kunste naar speelt om, zich op zijn kunstenaarseigen- aardigheden beroepend, op gemakkelijke wijze -aan de eischen van het leven te ontkomen. Het merkwaardige nu is, dat zoo'n mensch zijn zelfbedrog niet doorziet. Hij is volkomen te goeder trouw. Maar wat is de eigenlijke oorzaak van zijn gedrag? Dat hij niet in zijn eigen krachten gelooft en hierdoor den moed mist om de moei lijkheden des levens te weerstaan. Daarom loopt ,hij er de kantjes af. Bij Haaruitval en op plekken waar het haar erg dun wordt, de hoofdhuid een weinig inwrijven met Purol. Doe dit l of 2 maal per week; dit maakt .haar en haarwortelsweersterkengroeikrachtig. Moed is volgens Adler en zijn aanhangers de overwegende factor in 't menschenleven. Moede loosheid, ontmoediging, ontstaande door een dik wijls ongemotiveerd minderwaardigheidsbesef, is 's menschen noodlot. TJit gebrek aan moed is het, dat men tot sluipwegen en kunstgrepen komt, dat men uitstelt, dat men tracht te ontkomen aan de verantwoordelijkheid voor zijn eigenschappen en ondervindingen. Ontmoediging plaatst het leven op een verkeerden grondslag. Nu bezitten de meesten onzer een onjuiste voorstelling van moed. Wat men gewoonlijk moed noemt," leeren zij uit dit boekje, is dikwijls een zeer onzakelijk en lafhartig gedrag, dat daarop neerkomt, idat men zich blind maakt voor de gevolgen van zijn dadendrang." Deze moed kan men zich desnoods ook door alcohol verschaffen. De ware moed, zooals ook dr. Künkel die opvat, is het vertrouwen op zichzelf, het doorzien van zjjn eigen drijf veeren en beweegredenen, het stellen van een zuiver levensdoel en het langs eerlijke wogen daarnaar streven. De mensch, die in dezen zin moedig is, aanvaardt de consequenties van zijn daden en is zijn eigen rechter. Hij staat onafhan kelijk tegenover het oordeel der omstanders en gevoelt zich in hun bijzijn als persoonlijkheid op zijn plaats. Lof en afkeuring brengen hem niet uit zijn evenwicht, omdat hij de erkenning van de menschen niet noodig heeft. En, hoe geringer onze behoefte aan erkenning, te grooter onze geschiktheid voor de gemeenschap. Daarom is," zegt dr. Künkel, het gemeenschaps gevoel de zuiverste graadmeter van den moed." De taak van de opvoeding is nu, kinderen on vatbaar te maken voor de prikkelbaarheid, waarmee de achterdochtige en niet in zichzelf geloovende mensch tegenover zijn omgeving staat. Zij moeten leeren, door een succes niet verblind en door een mislukking niet gekrenkt te worden. Tegenover prikkelbaarheid stelt dr. Künkel fijngevoeligheid, welke in zijn terminologie het tegendeel van prikkel baarheid is. De fijngevoelige mensch gedraagt zich zakelijk" tegenover zijn omgeving en met dit woord bedoelt de schrijver zooiets als wat wij objectief" plegen te noemen. Door de moeilijkheden niet te ontwijken, doch integendeel den opgroeienden mensch telkens tegenover nieuwe moeilijkheden te plaatsen, welker overwinning voor den groei van zijn levensmoed onontbeerlijk is, bereidt men het kind het best op de gemeenschap voor. Ook wanneer die zware weg niet zonder struikelingen verloopt, mag dit niet tot moedeloosheid verleiden. De mensch moet leeren, dat de moedeloosheid gevaarlijker is dan het grootste vraagstuk. Aldus meen ik het betoog van dr. Künkel niet al te onvolledig en niet al te onzuiver te hebben weergegeven. Zijn medewerkster en naamgenoote vult het boekje met een tweede verhandeling aan. Ook zij legt allen nadruk op den moed als levens factor, hetgeen blijkt uit haar omschrijving van opvoeden als den moed van het kind in stand houden, opdat in hem, uit de voortdurende aan raking met het leven, de eigenschappen groeien kunnen, die hem in staat zullen stellen zich voort durend aan te passen, met het leven voort te schrijden en zoodoende aan de cultuur niet slechts passief, maar actief en scheppend deel te nemen." Ook deze deskundige paart wederom haar stem in het optimistische koor, wanneer ook zij zich aansluit bij de heden ten dage vrijwel algemeene overtuiging, dat in ieder mensch al het noodige voorhanden en tot ontwikkeling bereid is, indien het niet door verkeerde leiding belemmerd wordt." Is het niet of wij den ouden Jean Jacques Bousseau hooren, die door de waanwijze nazaten zoo dikwijls is uitgelachen om zijn voorstelling, als zou de mensch van nature goed ter wereld komen en ook de maatschappij in haar ongerepte gedaante een paradijs kunnen zijn, zoo maar niet telkens weder verkeerde handen en averechtsche denkbeelden het werk van de schepping verknoei den? Ouders verschuilen zich vaak achter uitvluchten, als de uitkomst van hun taak hen ter verantwoor ding roept. Hn 't is waar: almachtig zijn zij niet en ook niet alwijs. Maar het is op zichzelf een onjuiste gedachte, als zou de opvoedkundige leiding", waarvan de boven aangehaalde schrijfster hiir spreekt, in het spelen. ,vao, vcKH^ienjghgjclje of in '>; voortdurend ingrijpen bestaan. Opvoeding js,t ook hierin stemmen de moderner * deskundigen met Bousseau weder in, tenslotte eigenlijk meer feen/ negatieve , dan een positieve ? functie, liet wegnemen van. belemmeringen, het gelegenheid geven aan het corrigeerend vermogen van 't leven zelf, blijft de beste methode. Wanneer een kind door onhandigheid zijn bouw werk zoo heeft opgesteld dat het omvalt, zal de moeder, die hem koel en zakelijk op zijn fout op merkzaam maakt, meer uitwerken dan de moeder, die hem in 'zijn teleurstelling vertroetelt. In het. laatste geval is de slotsom van de kinderlijke logica deze: Wanneer mij een ongeluk overkomt, worden de liefde en de toewijding van de volwasse nen grooter." En is hiermee de verleiding niet ont staan, om door herhaalde mislukkingen telkens nieuwe vertroeteling te koopen? De schrijfster vestigt aan het slot van het boekje de aandacht op drieërlei slachtoffers van een onjuiste voorbereiding tot de gemeenschap: het verwende, het al te gehoorzame, passieve en het agressieve, asociale kind. Met tal van anecdotarische voorbeelden kruidt zij haar opvoedkundige raadgeving, welke neer komt op de waarschuwing, de kinderen tot vrijheid inplaats van tot onderworpenheid te vormen. Van de autoriteitsopvoeding uit de vorige eeuw is haars inziens nog te veel blijven voortleven. Het kind opvoeden tot onderworpenheid aan de vol wassenen, is een paedagogisch vergrijp. De eerste voorwaarde voor een doeltreffende opvoeding," aldus de slotsom van dit vertoog, is, dat de opvoeder zelf goed is opgevoed en voort durend aan zijn eigen opvoeding blijft werken." Aan dit laatste hebben wij, volwassenen, op zichzelf reeds voorloopig meer dan genoeg ! Reclame-boekje van Blooker De slagzin van Blooker behalve die van C. en A. ken ik er geen, die dank zij zijn goede ligging-in-den-mond" en een uitnemend gevoerde campagne in korten tijd zóó populair werd. Half elf en Blookertijd zijn onafscheidelijk. Maar zelfs voor een goeden slagzin mag het be reiken van dit sta dium geen reden zijn om hem niet meer, of minder luid, te doen hoo ren, Integendeel: Prappez toujours l" is en blijft het eerste gebod. Dit terecht inziende zond de Pa. Bloo ker haar devies op nieuw onder den volke als titel van een fleurig boekje waarvoor Nora Schnitzler frissche, vlot geteekende il lustraties maakte bij versjes van Nono. Het geheel is vooral berekend op de kinder-psyche en Nora Schnitzler's plaatjes met hun vroolijke kleuren en de humoristische uitbeelding zullen er wel voor zorgen dat dit doel bereikt wordt. Zij zijn zeer geslaagd op n na. 't Jongetje dat met 'n kop Blooker vóór zich naar de klok wijst is in zijn gelaatsuitdrukking en in zijn gebaar ietwat wezenloos, en voor zijn dikke wang vind ik geen verklaring. Nono 's versjes gaan hier en daar mank. Maar dit zal het genoegen der jeugdige lezers en lezeressen niet bederven of de reclamewerking van het boekje verzwakken. W. M. Het omslag KENNERS KOOPEN BOTER VAN OUD-BUSSEM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl