Historisch Archief 1877-1940
rocne
emmer
Nederland
Telefoop 37964
Postgiro 72880
Gem. Giro G. 1000
ONDER HOOFDREDACTIE VAN A. C. JOSEPHUS JITTA
Redacteuren: L. J. JORDAAN, F. G. SCHELTEMA EN
M. KANN. Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM
KEIZERSGRACHT 355, AMSTERDAM C.
OPGERICHT IN 1877
No. 2779
ZATERDAG 6 SEPTEMBER 1930
Dr. NOLENS, 70 jaar
Inhoudsopgave staaf op pag* 20
'
fu»,
DE politieke atmosfeer is weinig geschikt om
objectieve waardeering van politieke tegen
standers te bevorderen. Maar al te dikwijls wordt
in het politieke leven een verschillend oordeel,
omtrent hetgeen wenschelijk en mogelijk is, toe
gespitst tot een verschil in bekwaamheid, in be
trouwbaarheid, in beginsel vastheid. Mijn geest
verwanten, zoo luidt het oordeel van menig poli
ticus, zijn de eenige politici, die de zaken juist
inzien, menschlievendheid betrachten, vooruit
strevend zijn en vasthouden aan hun beginselen.
Het is niet mogelijk dat alle oordeelen over
tegenstanders, die in den pólitieken strijd worden
uitgesproken, juist zijn. Want daaruit zou slechts
n onvermijdelijke conclusie kunnen worden ge
trokken: dat namelijk alle politici de vraagstukken,
waarover zij hebben te oordeelen, verkeerd inzien;
dat zij in den regel onmenschlievend en conser
vatief zijn en dat zij met hun beginselen schippe
ren.
Het is algemeen bekend, dat juist het tegendeel
het geval is. De ondeugden, die politici in den
pólitieken strijd in hun tegenstanders plegen te
gispen, treft men onder gewone burgers in veel
sterkere mate aan, dan onder degenen, die worden
uitverkoren mede te werken aan het bestuur van
gemeente, provincie of rijk. Juist immers, omdat
politici, over die deugden in hoogere mate be
schikken dan anderen, worden zij gekozen.
Het hapert dus niet aan de politici. Maar er
moet in den pólitieken' strijd een element zijn, dat
het oordeel van degenen, die zich daarin begeven,
zoodra het hun tegenstanders geldt, benevelt.
Hoe groot moeten dan wel de verdiensten zijn
van een staatsman als Dr. Nolens, wiens voor
naamste werkzaamheden liggen op politiek terrein,
dat zijn bekwaamheid, degelijkheid en karakter
vastheid zelfs door zijn politieke tegenstanders
niet betwist plegen te worden.
Morgen voltooit Dr. Nolens zijn 70ste levensjaar.
Die omstandigheid is voor mij aanleiding de ver
diensten van dezen staatsman voor het geheele
Nederlandsche volk in het licht te stellen. Zijn ver
diensten als politicus, ten opzichte van zijn eigen
partij en van die politieke partijen, die met de
zijne hebben samengewerkt, mogen door meer
bevoegden elders te boek worden gesteld.
Dr. Nolens was de eerste en hij is tot dusverre
zelfs de eenigste hoogleeraar, die aan een openbare
universiteit in Nederland belast is geweest met het
doceeren van de arbeidswetgeving. Zijn kennis
van en zijn objectief oordeel over alle vraagstukken,
die met de arbeidswetgeving samenhangen, wezen
hem aan als een raadgever voor de regeering bij het
voorbereiden van sociale wetten.
Nimmer is Dr. Nolens als minister opgetreden,
doch hij is voorzitter van ongeveer alle vaste
colleges en staatscommissies, die op dit terrein
vol voetangels en klemmen, van voorlichting moe
ten dienen.
Dr. Nolens is voorzitter van den Hoogen Raad
van Arbeid, van den Werkloosheidraad, van de
Commissie van Advies voor de Werkloosheid,
van de Geschillencommissie over uitkeeringen in
verband met de werkloosheid en van de Commissie
voor Werkverruiming. Hij is sinds de oprichting
van het Internationaal Arbeidsbureau te Genève
de leider van de Nederlandsche delegatie op
de internationale arbeidsconferenties geweest.
Nederlanders plegen in de laatste jaren dikwijls
een groote rol te spelen op internationale confe
renties. Met buitenlanders daarover sprekende
krijgt men somtijds den indruk, dat de correspon
denten van Nederlandsche dagbladen den invloed
dien Nederlanders op dergelijke conferenties uit
oefenen, plegen te overschatten.
Ten aanzien van Dr. Nolens is het omgekeerde
het geval. Men weet in ons land betrekkelijk wei
nig af van het gezag, dat Dr. Nolens op inter
nationaal gebied geniet.
Toen ik onlangs in New-York vertoefde, vernam
ik, dat de bekende president van Columbia
University, John Murray Buttler, aan wiens oordeel in
Amerika en in Europa groote waarde wordt
toegekend, verklaard had, dat de drie interes
santste staatslieden, die hij in Europa ontmoet had,
waren: Venizelos, Benesj en Dr. Nolens.
Er zullen weinig Nederlanders zijn, die naar
dien maatstaf gemeten zoo gunstig beoordeeld
zullen worden.
Het is weinig bekend dat aan Dr. Nolens de
eer toekomt, liet initiatief te hebben genomen
tot oprichting van het Staatsmijnbedrijf in Lim
burg. Als jong Kamerlid vestigde hij de aandacht
van den Minister van Waterstaat Lely op de moge
lijkheid om in Limburg het mijnbedrijf uit te
breiden. Hij was 's Ministers gids, toen Lely zijn
eerste bezoek aan Heerlen bracht. Dr. Nolens is
sinds vele jaren voorzitter van den Mijnraad, een
college dat men als een raad van commissarissen
voor het Staatsmijnbedrijf en tevens als het
college van advies voor den Minister van Water
staat, ten opzichte van de particuliere en
staatsmijnen, moet beschouwen.
Het is algemeen bekend, dat ons Staatsmijn
bedrijf, zoowel uit technisch als uit sociaal oogpunt,
aan de spits der mijnbedrijven staat. Dat bedrijf
heeft zich bovendien in de laatste jaren in zulk een
mate ontwikkeld, dat de Nederlandsche mijnen
bijna in staat zijn in de geheele Nederlandsche
behoefte aan steenkolen te voorzien.
De groote beteekenis van ons Staatsmijnbedrijf
is algemeen bekend. Minder bekend is, wie het
initiatief tot de stichting van dat bedrijf heeft
genomen.
Dr. Nolens meest sprekende karaktereigenschap
is: bedachtzaamheid. Hij spreekt weinig en schrijft
nog minder. Elk woord is nauwkeurig overdacht.
Het zal hem bijna nooit overkomen, dat hij een
eens uitgesproken meening moet herzien.
Nooit, of nagenoeg nimmer, heeft hij een Minis
ter geïnterpelleerd. Ik herinner mij niet, dat hij
ooit een schriftelijke vraag tot een Minister richtte.
Toch pleegt hij wel onderricht te zijn. En er is
allerminst reden om aan te nemen, dat hij op
's lands zaken zijn invloed niet ter dege zou
doen gelden, al laat hij daaromtrent in het open
baar weinig merken.
Ter eere van dit jubileum zal oen bloemlezing
uit de redevoeringen van den jubilaris verschijnen.
Ik heb van die bloemlezing nog geen kennis kunnen
nemen. Maar ik weet zeker, dat daaruit zal blijken,
dat Dr. Nolens sinds hij voor het eerst in de
Tweede Kamer sprak en thans er ligt een periode
van 34 jaar tusschen die beide tijdstippen
Dr. W. Nolens
consequent hetzelfde standpunt heeft ingenomen.
Het kan met den slechten invloed, die, naar het
oordeel van sommige zwartgallige critici, van de
politiek, op degenen, die zich daarmede bezig
houden, uitgaat, toch niet zoo erg gesteld zijn,
wanneer een man als Dr. Nolens, wiens bekwaam
heid, objectiviteit en karaktervastheid ik in enkele
trekken heb geschetst, gedurende meer dan 30
jaren bevrediging in de politiek als voornaamste
bezigheid heeft gevonden en gedurende zulk een
termijn van dienst ongerept in het heetst van
den pólitieken strijd heeft gestaan.
A. C. JOSEPHUS JITTA