De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 13 september pagina 10

13 september 1930 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

t U de dagbladen gemeld hebben, dat de Antwerpsche Tentoon stelling pas den eersten December gesloten zal worden en de kans daardoor vergroot is, dat nog vele landgenooten den tocht daarheen ondernemen en de gelegenheid aan grijpen zullen ook Gent en Brugge te bezoeken, kan het zijn nut hebben, hier, in los verband, het een en ander te zeggen van twee Vlaamsche musea, die beide ook bij een grooter publiek weliswaar niet onbekend zijn, maar wier nieuwe en beter ! behuizing toch nog weer eens, en letterlijk in een nieuw licht, heeft doen zien, welk een rijkdom het eens zoo bloeiende KUNST-COLLEC; Gemeente Museum te i Vlaanderen uit zijn glorieus verleden heeft gered en met welk een prijzens waardige zorg het deze behoedt. Het eerste van de beide musea, die ik bedoel, is het gemeente-museum van Brugge, waar, sinds een week of acht, de verzameling oude meesters is ondergebracht in een geheel nieuw en modern ingericht gebouw, op het terrein van het bekende Gruuthuus. Toen ik de vorige keer die collectie bezocht, kort na den oorlog, bevond «i'. P. Pourbus. Portret van J. Fernagant (1551) Gemeentelijk Museum van Brugge zij zich nog in de oude kapel van de Bogaerde-school in de St. Kathrijnestraat en ik herinner me nog levendig de teleurstelling, die me beving, toen ik weer buiten stond. Ik had geen anderen indruk dan dien van een stijven nek en dat soort gevoel van geestelijk gevierendeeld te zijn, dat iemand overkomt, wanneer te veel indrukken hem alle kanten tegelijk heentrekken. Het boekje" gaf het netjes aan: Van Eijcks, een Memlinc, een Hugo van der Goes, Gerard David, Hiëronymus Bosch en P. Bourbus. Had ik dat allemaal en nog veel, veel meer werkelijk gezien? Ja toch, maar was het dan wel zóó de moeite waard, als iedereen" zei? Of was ik maar een botterik en buiten staat om juist dien eenigen tak van kunst te waardeeren, waarin mijn geboorte land had uitgeblonken? Ik twijfelde, en aangezien het toch niet aanging, aan de Vlaamsche primitieven te twijfelen, deed ik het maar aan me zelf. Maar binnenin? Ik bleef twij felen, tot ik er dezen zomer weer kwam, maar nu in het nieuwe ge bouw, van buiten niet opmerkelijk, maar van binnen voortreffelijk in gericht, naar den aard, maar nog rustiger en beter dus, dan de zaaltjes der primitieven in het Rijksmuseum hier: kleine ruimten, maar die, door dat ze laag van verdieping zijn, toch ruim lijken, licht van boven en aan drie zijden behangen met grijs-fluweelen gordijnen in plooien en de vierde zijde open naar den wandel gang, die langs alle vertrekken leidt. Waren dat werkelijk dezelfde schil derijen? Maar hoe was het dan moge lijk'geweest, dat ik ooit aan de schoon heid ervan had getwijfeld? Reeds die ne van Eijck, die overbekende trouwens, waar de maagd met het kind in het midden troont, maar die toch eigenlijk veeleer, ook in het bewustzijn van den schilder, begonnen lijkt om den kannunik van de Paele. Dit is geen losse bewering. Van Eijck was zoo vroom niet, als de overal en. altijd opdringerige katholieke tendenz onzer dagen ons wel wil doen gelooven. De vleezige kop van zijn geweldigen kanunnik denkt aan veel hardere en veel reëelere dingen dan een maagd, die in een stal een kindje kreeg. Zijn strak-getrokken mond wil heel wat anders dan het brevier voorschrijft, dat hij in zijn waarlijk niet vergeestelijke handen houdt, omdat zijn ambt dat meebracht. Wie het geduld heeft, ettelijke dozijnen misses" te laten voorbijschuiven onderhun ,,tremendous"-geprevcl en het geleide van nog een ..miss." die er kennelijk niets van weet en alles uitlegt, en dan het schilderij met overgegeven aandacht bekijkt, zal hij niet eerder tot de conclusie komen, dat de aandachtige blik van Maria om een beetje belangstelling van de zijde des kerkvorsten vraagt, dan dat deze opgaat in aanbidding voor haar? Doch dit terloops, want het schil derij is, zooals gezegd, overbekend. Ik zou daarom liever hier de aandacht nog eens willen vestigen op de triptiek van Gerard David (1508), waarvan het middenluik de Doop van Chris tus" voorstelt, maar waar ook toch eigenlijk weer de schenker en zijn familie, die in dit geval op de zijluiken zijn afgebeeld, het best ge slaagd zijn. Waarlijk, de portretkunst Museum DOOR Dr. J van de 17de eeuwsche Vlamingen en Hollanders is geen schepping uit het niet geweest, en welk genre sluit zich ook beter aan bij hun realisme hier genomen in den zin van bezielde werkelijkheidsweergave hun intimiteits- en binnenshuisbehoefte, om Fragment uit het rechter zijlu David: Doop i Gemeente Must zoo te zeggen, en hun gebrek aan verbeelding het altijd onomvat bare genie van Rembrandt dan uit gezonderd? Van die portretten van Gerard David vindt men hier de vier dochtertjes van Klisabeth van der Meersch (f 1502). de eerste vrouw van den schenker, afgebeeld. Tezamen met haar moeder en St. Elisabeth van Hongarije vullen zij het rechter zij luik. Het bestek van dit artikel laat grooter uitvoerigheid niet toe. doch ik hoop ook zóó bij velen het ver langen geprikkeld te hebben, de schatten van het Brugsche Museum in hun nieuwe omgeving te gaan zien of nog eens te gaan zien. * * * Het tweede museum, dat om zijn i s,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl