Historisch Archief 1877-1940
VLAANDEREN
rugge - Oudheidkundig
van Gent
ROMEIN
nieuwe, in zijn soort even
voorf treffelijke inrichting de aandacht trekt,
is het Oudheidkundig Museum van
Gent, vioegei in de Lange Steenstraat
dichthij 's Gravensteen, nu in de
By'oke-Abdij ondergebracht, het oude
deelte van het groote
gebouwen>an de Triptiek van Gerard
Christus, 1508
van Brugge
-mplex van het Byloke-hospitaal.
ik bij de samenvloeiing van de
?s en het verlengstuk van het
maal van Brugge.
Ook hier is het niet doenlijk in
i paar woorden den ganschen
rijkm aan op zijn minst merkwaardige
erblijfselen uit het verleden saam
vatten. Voor den kunsthistoricus
jdt het uiteraard minder dan het
ugsche, maar het eerst onlangs
ar mij verzekerd werd weer
der de o vei kalking te voorschijn
komen Avondmaal" in den ouden
efter der abdij mag hij toch niet
orbijgaan. Men zegt, dat het van
istreeks 1330 dateert en dat de
tauratie zich desondanks bepaald
eft tot het ophalen van de
conuren. Ik zou noch het een noch
het ander durven tegenspreken, maar
waag het evenmin te bevestigen.
Zeker lijkt mij echter, dat deze muur
schildering de aandacht der kunst
historici waard is: n om het onder
werp, waarvan mij althans maar
dat zegt niet veel geen voorbeelden
in het Noorden uit zoo vroegen tijd
bekend zijn, n om de behandeling,
die toch te verbieden schijnt het
stuk vél later te stellen dan opge
geven wordt.
Doch zoo arm dit museum dan ook
aan vrije-kunstproducten is, zoo rijk
is het aan die der kunstnijverheid
en men kan niet anders zeggen, dan
dat de directeur de schatten, waarover
hij het beheer voert,, in hun nieuwe
woning op zijn voordeeligst heeft
doen uitkomen. Ja, zou men hem
iets verwijten willen, dan is het
misschien eer een te veel, dan een te
kort aan verfijning. Er is een collectie
laat-middeleeuwsch en 17e eeuwsch
smeedijzer, die, geloof ik, althans
in onze streken te vergeefs haar
weerga zocht. En dat alles: sloten,
sleutels,, muurlampen en vernuftige
koffer-sluitingen in den deksel, waar
met n handbeweging soms twaalf
en meer sloten tegelijk dicht- en weer
openschieten dat alles uitgestald
tegen een behangsel van hard-gele
jute. De koper- en tinkamer was men
nog bezig in te richten: hier werd
het behang van dezelfde grove jute,
maar blauw.
* *
*
Het meeste belang echter heeft
dit museum, naar het mij voorkomt,
voor den economisch-historicus en
dat is niet verwonderlijk. Van alles
wat de gilden betreft, zijn we hier
in Noord-Nederland maar matig voor
zien. Hun beteekenis is hier, afgezien
van Utrecht en tot op zekere hoogte
van Dordrecht en Groningen, nooit
groot geweest en de vroeg ingezette
kapitalistische ontwikkeling heeft hun
in de 16e en 17e eeuw ook de betee
kenis, die zij nog hadden, vrijwel
ontnomen. Anders in Vlaanderen.
Elk schoolkind weet hi>e de
Vlaamsche geschiedenis in de middeleeuwen
vrijwel de geschiedenis der Vlaamsche
gilden is en dat nog zeer in het bij
zonder in Gent. Maar dit museum
nu juist leert, dat in Vlaanderen de
gilden, al hadden zij dan niet meer
de politieke macht van voorheen,
tot in de 17e en 18e eeuw belangrijke
corporaties gebleven zijn. die hun
stempel op het bedrijfsleven zijn
blijven drukken. Vandaar de talrijke
gilde-teekenen, die bewaard zijn en
waarvan er hier een viertal zijn gere
produceerd. Zij waren bestemd om
dooi' de gilden in hun processies te
worden meegedragen, zooals ook nog
duidelijk te zien is aan de voor kaar
sen bestemde scherpe punten en
bobèches. Doch wat ze zoo bij uit
stek merkwaardig maakt zijn de
plastische voorstellingen van het be
drijf in kwestie. Men ziet hier een
garentwijn-machine (1)?in den kel
der staat nog 'n echte uit de
eerste helft van de 18e eeuw, een
toorts van de nering der zagers uit
denzelfden tijd (4) de balk op twee
schragen, n zager van onderen, n
er boven, die de groote (zoek geraakte)
zaag heen-en-weer bewegen. No. 2
is een toorts van de nering der koren
meters. Men ziet zo een schepel
1
vullen en afstrijken met den schop
en No. 3 ten slotte is de merkwaar
digste van alle. Ofschoon de toorts
zelf van 1691 dagteekent, bewijst
het hier eveneens afgebeelde portret
van Pourbus (1551) dat deze
laaden loskraan veel ouder is en waar
schijnlijk n van de eerste
mechaniseeringen in het transportbedrijf was.
Op weer een ander schilderij ook
in het museum van Brugge, ziet men
hoe het toestel werkte. Twee mannen
brachten het groote wiel in beweging^
door er in te loopen. De vogel boven
op, die bij de toorts ontbreekt, wijst
op den naam een kraan want
waarschijnlijk is het ding inderdaad
zoo genoemd naar de uiterlijke ge
lijkenis niet een kraanvogel.
* *
*
Zoo is er meer, veel meer zelfs,
maar ik hoop ook hier genoeg te
hebben gegeven, om de belangstel
ling te prikkelen; een hooger doel
kon ik me in deze enkele regels niet
stellen.
P. Pourbus. Portret van de vrouw van Fernagant (1551)
Gemeentelijk Museum van Brugge
l