De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 13 september pagina 11

13 september 1930 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

VLAANDEREN rugge - Oudheidkundig van Gent ROMEIN nieuwe, in zijn soort even voorf treffelijke inrichting de aandacht trekt, is het Oudheidkundig Museum van Gent, vioegei in de Lange Steenstraat dichthij 's Gravensteen, nu in de By'oke-Abdij ondergebracht, het oude deelte van het groote gebouwen>an de Triptiek van Gerard Christus, 1508 van Brugge -mplex van het Byloke-hospitaal. ik bij de samenvloeiing van de ?s en het verlengstuk van het maal van Brugge. Ook hier is het niet doenlijk in i paar woorden den ganschen rijkm aan op zijn minst merkwaardige erblijfselen uit het verleden saam vatten. Voor den kunsthistoricus jdt het uiteraard minder dan het ugsche, maar het eerst onlangs ar mij verzekerd werd weer der de o vei kalking te voorschijn komen Avondmaal" in den ouden efter der abdij mag hij toch niet orbijgaan. Men zegt, dat het van istreeks 1330 dateert en dat de tauratie zich desondanks bepaald eft tot het ophalen van de conuren. Ik zou noch het een noch het ander durven tegenspreken, maar waag het evenmin te bevestigen. Zeker lijkt mij echter, dat deze muur schildering de aandacht der kunst historici waard is: n om het onder werp, waarvan mij althans maar dat zegt niet veel geen voorbeelden in het Noorden uit zoo vroegen tijd bekend zijn, n om de behandeling, die toch te verbieden schijnt het stuk vél later te stellen dan opge geven wordt. Doch zoo arm dit museum dan ook aan vrije-kunstproducten is, zoo rijk is het aan die der kunstnijverheid en men kan niet anders zeggen, dan dat de directeur de schatten, waarover hij het beheer voert,, in hun nieuwe woning op zijn voordeeligst heeft doen uitkomen. Ja, zou men hem iets verwijten willen, dan is het misschien eer een te veel, dan een te kort aan verfijning. Er is een collectie laat-middeleeuwsch en 17e eeuwsch smeedijzer, die, geloof ik, althans in onze streken te vergeefs haar weerga zocht. En dat alles: sloten, sleutels,, muurlampen en vernuftige koffer-sluitingen in den deksel, waar met n handbeweging soms twaalf en meer sloten tegelijk dicht- en weer openschieten dat alles uitgestald tegen een behangsel van hard-gele jute. De koper- en tinkamer was men nog bezig in te richten: hier werd het behang van dezelfde grove jute, maar blauw. * * * Het meeste belang echter heeft dit museum, naar het mij voorkomt, voor den economisch-historicus en dat is niet verwonderlijk. Van alles wat de gilden betreft, zijn we hier in Noord-Nederland maar matig voor zien. Hun beteekenis is hier, afgezien van Utrecht en tot op zekere hoogte van Dordrecht en Groningen, nooit groot geweest en de vroeg ingezette kapitalistische ontwikkeling heeft hun in de 16e en 17e eeuw ook de betee kenis, die zij nog hadden, vrijwel ontnomen. Anders in Vlaanderen. Elk schoolkind weet hi>e de Vlaamsche geschiedenis in de middeleeuwen vrijwel de geschiedenis der Vlaamsche gilden is en dat nog zeer in het bij zonder in Gent. Maar dit museum nu juist leert, dat in Vlaanderen de gilden, al hadden zij dan niet meer de politieke macht van voorheen, tot in de 17e en 18e eeuw belangrijke corporaties gebleven zijn. die hun stempel op het bedrijfsleven zijn blijven drukken. Vandaar de talrijke gilde-teekenen, die bewaard zijn en waarvan er hier een viertal zijn gere produceerd. Zij waren bestemd om dooi' de gilden in hun processies te worden meegedragen, zooals ook nog duidelijk te zien is aan de voor kaar sen bestemde scherpe punten en bobèches. Doch wat ze zoo bij uit stek merkwaardig maakt zijn de plastische voorstellingen van het be drijf in kwestie. Men ziet hier een garentwijn-machine (1)?in den kel der staat nog 'n echte uit de eerste helft van de 18e eeuw, een toorts van de nering der zagers uit denzelfden tijd (4) de balk op twee schragen, n zager van onderen, n er boven, die de groote (zoek geraakte) zaag heen-en-weer bewegen. No. 2 is een toorts van de nering der koren meters. Men ziet zo een schepel 1 vullen en afstrijken met den schop en No. 3 ten slotte is de merkwaar digste van alle. Ofschoon de toorts zelf van 1691 dagteekent, bewijst het hier eveneens afgebeelde portret van Pourbus (1551) dat deze laaden loskraan veel ouder is en waar schijnlijk n van de eerste mechaniseeringen in het transportbedrijf was. Op weer een ander schilderij ook in het museum van Brugge, ziet men hoe het toestel werkte. Twee mannen brachten het groote wiel in beweging^ door er in te loopen. De vogel boven op, die bij de toorts ontbreekt, wijst op den naam een kraan want waarschijnlijk is het ding inderdaad zoo genoemd naar de uiterlijke ge lijkenis niet een kraanvogel. * * * Zoo is er meer, veel meer zelfs, maar ik hoop ook hier genoeg te hebben gegeven, om de belangstel ling te prikkelen; een hooger doel kon ik me in deze enkele regels niet stellen. P. Pourbus. Portret van de vrouw van Fernagant (1551) Gemeentelijk Museum van Brugge l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl