De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 13 september pagina 5

13 september 1930 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

ALL A PO L AC CA Tel. 17. ."?TVELT-tfUYS" HATTEM. Tel. 17. met eigen denneabosch van 5 H.A. Tennisbaan, Garage, kamers m. str. water, centrale verwarming, enz. Geïll. prosp. op aanvrage. Vóór en naseizoen reductie. Kr r»?, FT l Mr. Dr. W. F. van Leeuwen MR. W. F. VAN LEEUWEN heeft stad en land in een aantal hooge ambten gediend. Hij was achtereenvolgens wethouder van Amster dam, burgemeester, lid van de Eerste Kamer, Commissaris der Koningin in de- provincie NoordHolland en vice^president van den Baad van State. ? Menigeen zal in deze opsomming van ambten een climax, zien. En ongetwijfeld zal de uitnemende wjjzè, waarop Mr. van Leeuwen elk van deze functies achtereenvolgens vervuld heeft, de onmid dellijke aanleiding zijn geweest, om hem een niéuw, en in sommige opzichten hoogor ambt toe te ver trouwen. Voor Mr. van Leeuwen en voor degenen, die hem gekend hebben, zal echter ongetwijfeld de periode, waarin hij burgemeester van Amsterdam s;' het hoogtepunt zijn geweest in zijn leven. Mr. Dr. W. F. van Leeuwen Mr. van Leeuwen was een magistraat, die een krachtige leiding wist te geven. In de zware dagen van 1903 zag men in vertrouwen tot hem op. Het was hem toevertrouwd in moeilijke omstandigheden de orde te handhaven en het gezag hoog te houden. Niet alleen tegenover de burgerij van zijn ge meente, doch ook tegenover de buitenwereld, hield hij het burgemeestersambt hoog. Toen hij zich in 1904 als lid der Eerste Kamer hij den Minister van Justitie beklaagde over het standpunt dat de regeering ten opzichte van de verhouding van rijks- en gemeentepolitie innam, verwees deze bewindsman hem naar zijn natuur lijken chef, den minister van Binnenlandscho Zaken". Hierop antwoordde Mr. van Leeuwen, dat als' hij de opvatting van den burgemeester van &.'. e**Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan Pilsoedski: M'n zweep en scheepsroeper,. . . we gaan weer regeer en1 Amsterdam goed kende, deze in den Minister niet ziet zijn natuurlijken, hierarchischen chef, maar als chef beschouwt de wet, waaraan hij zijn be voegdheden ontleent en wap^ruit hij zijn verplich tingen leert kennen. Smalend hekelde hij meer dan eens departemen tale opvattingen, die de burgemeesters beschouwt als rijkskruiers en die de hoogste functionarissen der gemeenten met kruiers- en meidenwerk opknapt. Toch heeft Mr. van Leeuwen dat door hem zoo hoog gestelde ambt gedesillusioneerd verlaten. In de vergadering van den gemeenteraad van Amster dam van 12 Januari 1910 de laatste, die hij voorzat was de toon van de rede, waarin hij afscheid nam van het ambt van burgemeester van de hoofdstad, mismoedig. Hij gewaagde van moeilijkheden en otigewenschte verhoudingen. Hij noemde de regeling van de gemeentewet geheel verouderd. Hij verzekerde, dat de bestuursorgan isatie der gemeente belangrijk gewijzigd zou moeten worden, wilde het bestuur opgewassen blijven voor de steeds omvangrijker wordende taak. Ik geloof, dat men thans kan verklaren, dat die opvatting al te pessimistisch was. Diezelfde klach ten zijn sindsdien door velen herhaald. Een staats commissie onder leiding van Opponheim is aan het werk gegaan om de juistheid van de klachten te onderzoeken en wijzigingen in de gemeentewet voor te bereiden. Wetsontwerpen zijn ingediend en Nederlandsche Munt Holland's beste 10 cents sigaar door andere vervangen. Het eind is geweest, dat men enkele wijzigingen heeft aangebracht, doch de grondslagen van het gebouw onaangetast heeft gelaten. Voor een goed bestuur zijn wetgevende maat regelen en een doeltreffende organisatie hoe belangrijk ook niet de hoofdzaak. De hoofdzaak is: bestuurders te vinden, die het algemeen belang boven de speciale belangen weten te stellen. Zoo lang die eisch aan bestuurders zal worden gesteld, zal men in Amsterdam de herinnering aan Mr. W. F. van Leeuwen eeren. A. C. J. J. S" t f V', « *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl