Historisch Archief 1877-1940
ALL A PO L AC CA
Tel. 17.
."?TVELT-tfUYS"
HATTEM.
Tel. 17.
met eigen denneabosch van 5 H.A.
Tennisbaan, Garage, kamers m. str.
water, centrale verwarming, enz. Geïll.
prosp. op aanvrage. Vóór en naseizoen reductie.
Kr
r»?,
FT l
Mr. Dr. W. F.
van Leeuwen
MR. W. F. VAN LEEUWEN heeft stad en
land in een aantal hooge ambten gediend.
Hij was achtereenvolgens wethouder van Amster
dam, burgemeester, lid van de Eerste Kamer,
Commissaris der Koningin in de- provincie
NoordHolland en vice^president van den Baad van State.
? Menigeen zal in deze opsomming van ambten een
climax, zien. En ongetwijfeld zal de uitnemende
wjjzè, waarop Mr. van Leeuwen elk van deze
functies achtereenvolgens vervuld heeft, de onmid
dellijke aanleiding zijn geweest, om hem een niéuw,
en in sommige opzichten hoogor ambt toe te ver
trouwen. Voor Mr. van Leeuwen en voor degenen,
die hem gekend hebben, zal echter ongetwijfeld de
periode, waarin hij burgemeester van Amsterdam
s;' het hoogtepunt zijn geweest in zijn leven.
Mr. Dr. W. F. van Leeuwen
Mr. van Leeuwen was een magistraat, die een
krachtige leiding wist te geven. In de zware dagen
van 1903 zag men in vertrouwen tot hem op. Het
was hem toevertrouwd in moeilijke omstandigheden
de orde te handhaven en het gezag hoog te houden.
Niet alleen tegenover de burgerij van zijn ge
meente, doch ook tegenover de buitenwereld, hield
hij het burgemeestersambt hoog.
Toen hij zich in 1904 als lid der Eerste Kamer
hij den Minister van Justitie beklaagde over het
standpunt dat de regeering ten opzichte van de
verhouding van rijks- en gemeentepolitie innam,
verwees deze bewindsman hem naar zijn natuur
lijken chef, den minister van Binnenlandscho
Zaken". Hierop antwoordde Mr. van Leeuwen, dat
als' hij de opvatting van den burgemeester van
&.'.
e**Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan
Pilsoedski: M'n zweep en scheepsroeper,. . . we gaan weer regeer en1
Amsterdam goed kende, deze in den Minister niet
ziet zijn natuurlijken, hierarchischen chef, maar
als chef beschouwt de wet, waaraan hij zijn be
voegdheden ontleent en wap^ruit hij zijn verplich
tingen leert kennen.
Smalend hekelde hij meer dan eens departemen
tale opvattingen, die de burgemeesters beschouwt
als rijkskruiers en die de hoogste functionarissen der
gemeenten met kruiers- en meidenwerk opknapt.
Toch heeft Mr. van Leeuwen dat door hem zoo
hoog gestelde ambt gedesillusioneerd verlaten. In
de vergadering van den gemeenteraad van Amster
dam van 12 Januari 1910 de laatste, die hij
voorzat was de toon van de rede, waarin hij
afscheid nam van het ambt van burgemeester van
de hoofdstad, mismoedig. Hij gewaagde van
moeilijkheden en otigewenschte verhoudingen. Hij
noemde de regeling van de gemeentewet geheel
verouderd. Hij verzekerde, dat de bestuursorgan
isatie der gemeente belangrijk gewijzigd zou moeten
worden, wilde het bestuur opgewassen blijven voor
de steeds omvangrijker wordende taak.
Ik geloof, dat men thans kan verklaren, dat die
opvatting al te pessimistisch was. Diezelfde klach
ten zijn sindsdien door velen herhaald. Een staats
commissie onder leiding van Opponheim is aan het
werk gegaan om de juistheid van de klachten te
onderzoeken en wijzigingen in de gemeentewet
voor te bereiden. Wetsontwerpen zijn ingediend en
Nederlandsche Munt
Holland's beste 10 cents sigaar
door andere vervangen. Het eind is geweest, dat
men enkele wijzigingen heeft aangebracht, doch de
grondslagen van het gebouw onaangetast heeft
gelaten.
Voor een goed bestuur zijn wetgevende maat
regelen en een doeltreffende organisatie hoe
belangrijk ook niet de hoofdzaak. De hoofdzaak
is: bestuurders te vinden, die het algemeen belang
boven de speciale belangen weten te stellen. Zoo
lang die eisch aan bestuurders zal worden gesteld,
zal men in Amsterdam de herinnering aan Mr. W.
F. van Leeuwen eeren.
A. C. J. J.
S" t
f V',
« *