De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 20 september pagina 11

20 september 1930 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

*s* r s* Zï/w Tijdgenooten ASSCHAERT a de teekeningen van '80 (toen egon Vincent!) ziet ge dadelijk ut hij lang wou, en wat hij natuurlijk iet onmiddellijk heeft gekund. Dat ijzen sommige teekeningen duidelijk it; terwijl andere daartegenover lotseling verrassen. Hij kent het .«rk natuurlijk van Millet en van «reton, maar Vincent's lijn mist het 'edragene van Millets vorm, en fincent's inhoud is onmiddellijk grooir dan die van Breton, die als een lemer betoog omtrent hetzelfde ons indoet. Het werk van Millet, al ihilderde hij ook de boeren en de Aan de kade te Arles toegbare aarde, had nooit het wezentfk theologische, dat den Protestant incent meer eigen moest zijn, noch zorgde de gedachten omtrent god en menschen Millet eendere moeiten -n den Hollander. Millet was meer istig, Vincent meer tragisch, want >ó iemand een exempel is van het ?agische zóó was dat Vincent, de ver»ten voorgaander, niettegenstaande ie stremming. Dat theologische in Incent het zou zich wijzigen door »t verblijf in Parijs (in '88); hoewel >t onjuist is te beweren dat de aanflding van de zon, een woeste aandding! de theologische drift zou rvangen... . Maar zoover zijn ) nu hier nog niet. Is het werk, tot [ naar Parijs gaat, dan verschi.lende __>orstelling alleen, of is er reeds wat ? vinden, dat de Borinage scheidt vn Etten; Etten van den Haag, a. Haag van Nuenen (83?85), dat i Drenthe komt. Het spreekt van zelf, dat de teeke ngen die hij in de Borinage maakte, aniddelijk na en in zijn theologihen arbeid meer dan de andere i tragische moeiten van den mensch >orstellen. Dat spreekt ook psychogisch, om de psychologie van den hilder gaat het toch ! van zelf. ven-en-twintig jaar oud en dan ?ginnen schilder te zijn, is nooit een zeer eenvoudig besluit en zeker is het dat niet voor iemand met den aard van Vincent. Er zijn ook oplos singen in het leven, die ge sombere oplossingen moet noemen, en al is die oplossing een oplossing, een bevrij ding zelfs daarom is ze niet een voudig, aangenaam. Al is het aangenaam te gaan schilderen, als dat uw daad is in de waereld, er zijn om dat schilderen heen allerlei maatschappelijke dingen : wij zijn nu eenmaal geen zwierige, alleenloopende engelen, die maar over de aarde gaan als glorieuze Passanten, en wier eenvoud fonkelt als een groote ster in een diepen nacht. Schilderen gaan beteekent ge woonlijk moeiten gaan hebben en weerstand wekken, al is het weerstand gewoonlijk, die uit zorg over den toekomstigen schilder ontstaat. Ge vindt dus dadelijk bij Vincent de moeite, en een soort sombere lust ten arbeid. Ge vindt dien arbeid van menschen duidelijk tijdens zijn verblijf te Etten (April December 81 ) maar ge vindt er toch ook de lust tot het weergeven van een rustige stem ming, zonder welke stemming zoo goed als geen Hollandsen schilder bestaat. Duidelijker wordt dat nog in den Haag (Dec. 81 Sept. '83). Ook hier is Vincent openbaar een Hollander. Hij teekent toch in den Haag een groot aantal typen" zooals dat heet en wat eigentlijk beter afzonderlijke verschijningen, wordt genoemd (zooals Toorop in Londen ook deed in '85)maar die scherp een kenmerk van het doorstane leven dragen of als bepaalde voorstelling kunnen gelden van een psychologische trek in de mensch. Het weesmannetje teekent hij hier (invloed Camera Obscura?) en den peinzen den man, maar ook de schar redroger ij met al het détail dat maar mogelijk is bij zulke voorstelling. Een groote ge trouwheid jegens de natuur vindt ge daar, en ook dat is een eigenschap, die ge telkens bij Vincent kunt hervinden, zóó ge kunt opletten. Drenthe en Nuenen (83 85) vooral het laatste dorp, zijn belang rijk in Vincent's werk, en terecht is dat in Nuenen door een eenvoudige ge denksteen duidelijk gemaakt. In Nue nen is de inhoud van den vorm weer de arbeid, maar de vorm is groot en vol gegeven, en naast de teekenin gen ontstaan een aantal schilderijen, die- in Vince.it 's werk belangrijk ble ven. De teekenin gen zijn zeer be kend geworden. Ze stellen het bezige boerevolk voor, of ,wevers, vrouwen in hun kamer etc. waarin ge overeen komsten kunt vin den met Suze Robertsons teekenin gen, en waar, weer, ge het werk van Jozef Israëls niet vergeet. De schildeVincent van Gogh rijen zijn koppen van boerinnen ten eerste, wevers, landschap, en stillevens enz.; de Aardappeleters zijn uit Nuenen (ook is dit een der Groene" schilde rijen van Vincent). De aardappeleters zijn zeker te zien als een samenvat ting, en ook als een bewijs dat hij op het gebied van kleur iets is. Wat het schilderen van deze Aard appeleters voor Vincent beteekende, weet iedereen. Het tesamen eten van een groep figuren was en is den Hollander steeds een gezocht onder werp. Om de kleuren; om het dommelen van de kleur in het klein vertrek maar zooals Vinentc ze zag, dat was hun vreemd, en onaangenaam. De kleurschoonheid was niet het noodzakelijk ste voor den schilder; opnieuw was het ,,de eerlijke arbeid" en die in de figuren zonder eenige verfraai ing van vormen gegeven; de arbeid was Vincent voldoende om ze te eeren, die dezen arbeid deden, en wel licht vond hij elke wijziging daar een onoprechtheid. Naast de Aard appeleters vindt ge dan den wever in zijn weefgetouw, het spook tusschen de latten op een schilderij, dat tot een gulden toon bestierf; ge vindt er de tragische boerinnekoppen naast andere, waarop de arbeid niet zoo norsch zijn stempel zette; ge vindt uit Nuenen hier een tweetal stillevens, behalve de vogelnesten, die in dit werk als een rust, een verpoozing in Stilleven met koffiekan de spanning aandoen, en waar de geschakeerde kleur een zachtheid heeft die treft.... Bij Wenckebach. Een nieuw beeld Er is een rust, die groater is dan elk gebaar. Het gebaar, dat in de beeldhouwkunst zelden zóó sterk ge spannen is, dat het ons doet vergeten, dat het uitzwaaiend gebaar de geslo tenheid van den vorm \einielt, is de felle uitdrukking van n innerlijke roering of aan het innerlijk ontschoten daad. De rust, die ik bedoel en die ge bij Maillcl's beelden vindt, is niet de ontkenning van de innerlijkheid, maar het is een rust, waarin vule gevoelens geborgen liggen, en langzaam bij het bezien en na het zien, erkend worden door den gegrepen geest. Zulke beel den, er zijn ook zulke schilderijen, waar het gezicht haast roerloos ligt als het lichaam zelf. hebben den waarlij kst en kans ter eeuwigheid. Uit hen ontwikkc It zich als op een haast niet merkbaar ontrolden rol veel edels en waars. blijvends en noodzakelijks van het leven Er is in de nieuwe vrouwenfiguur, die Wenckebach uit zandsteen zelf houwt, en waar de armen langs het lichaam hangen en de geslotenheid vermeerderen en toch tot de rondingmeewerken, iets van die rust, die zooels ik z< ile, rijker is dan elk gebaar. . Vincent Van Landschap H ,' ,*

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl